ECLI:NL:TGZRAMS:2025:135 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7241

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:135
Datum uitspraak: 27-05-2025
Datum publicatie: 27-05-2025
Zaaknummer(s): A2024/7241
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
  • Niet-ontvankelijk
  • Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog. De ex-partner van klaagster is behandeld door de GZ-psycholoog. Klaagster was betrokken bij die behandeling. Zij maakt de GZ-psycholoog verschillende verwijten, onder andere dat zij een onterechte melding bij Veilig Thuis heeft gedaan. Voor zover klaagster de GZ-psycholoog verwijten maakt over de behandeling van de partner is het college van oordeel dat klaagster daarin niet-ontvankelijk is. Verder stelt het college vast dat de GZ-psycholoog niet betrokken was bij de totstandkoming van de melding bij Veilig Thuis. Dit onderdeel van de klacht is kennelijk ongegrond.

A2024/7241
Beslissing van 27 mei 2025

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 27 mei 2025 op de klacht van:

A,
wonende te B,
klaagster,

tegen

C,
GZ-psycholoog,
werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de GZ-psycholoog.
gemachtigde: mr. D. Zwartjens, werkzaam te Leiden.

1. De zaak in het kort
1.1 De (inmiddels) ex-partner van klaagster is behandeld door de GZ-psycholoog. Klaagster was betrokken bij die behandeling. Zij neemt het de GZ-psycholoog kwalijk dat deze te weinig naar klaagsters kant van het verhaal heeft geluisterd. Klaagster had gewild dat er meer naar haar was geluisterd en dat zij meer was gesteund.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat klaagster in een deel van haar klacht kennelijk niet-ontvankelijk is en dat de klacht voor het overige kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 21 mei 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de brief van klaagster van 21 oktober 2024, binnengekomen op 22 oktober 2024, met bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 31 oktober 2024.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten
3.1 Klaagster heeft een relatie gehad met een man (hierna: de partner), uit welke relatie in 2018 en 2021 twee zoons zijn geboren. De relatie van klaagster en de partner is in 2022 verbroken.

3.2 De partner staat wegens terugkerende psychische problematiek sinds 2021 onder behandeling van D, locatie E te B. Verweerster is op deze locatie werkzaam als GZ-psycholoog en in die hoedanigheid was zij betrokken bij de behandeling van de partner, naast een psychiater en een verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg. Klaagster was betrokken bij de behandeling van de partner wegens de relatie die zij toen met hem had. Zo was zij aanwezig bij de intake en is er ook met haar veelvuldig contact geweest tijdens de behandeling van de partner.

4. De klacht en de reactie van de GZ-psycholoog
4.1 Klaagster verwijt de GZ-psycholoog dat zij:
a) verhalen van de partner onvoldoende bij klaagster heeft getoetst en geverifieerd (vooral in het geval van de meldingen bij Veilig Thuis) terwijl het relaas van de moeder van klaagster daarbij structureel werd geweerd en genegeerd;
b) niet de samenwerking met klaagster heeft opgezocht bij de intake met het Ouder- en Kind Team in juni 2022 en de meldingen bij Veilig Thuis in maart 2023 en februari 2024;
c) haar stress heeft bezorgd door onterechte en onvolledige meldingen bij Veilig Thuis te doen en door gebrek aan inlevingsvermogen terwijl klaagster er alleen voor stond met de kinderen;
d) onvoldoende inzicht heeft verkregen in het psychiatrische beeld van de partner en sterk op de hand van de partner was bij haar handelen en redeneren;
e) niet op de juiste wijze heeft geacteerd na meldingen van onveiligheid ten aanzien van de kinderen en ook geen gedragsnormeringen dan wel sancties aan het gedrag van de partner heeft verbonden.

4.2 De GZ-psycholoog heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk beoordeelt, heeft de GZ-psycholoog het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
Ontvankelijkheid
5.1 De GZ-psycholoog heeft naar voren gebracht dat klaagster in een deel van haar klacht niet-ontvankelijk is, omdat geen sprake is van een concreet en rechtstreeks belang waarin klaagster wordt geraakt.


5.2 In artikel 65 lid 1 sub a Wet BIG is bepaald dat een klacht aanhangig kan worden gemaakt door een rechtstreeks belanghebbende. Om als rechtstreeks belanghebbende te kunnen worden aangemerkt, dient sprake te zijn van een concreet eigen belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Dit vloeit voort uit de aard en de strekking van de Wet BIG, die beoogt de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken. Volgens artikel 1 Wet BIG wordt in deze wet onder individuele gezondheidszorg verstaan de zorg die rechtstreeks betrekking heeft op een persoon en ertoe strekt diens gezondheid te bevorderen of te bewaken, het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen, waaronder geneeskunst.

5.3 Het college stelt vast dat de GZ-psycholoog geen behandelrelatie had met klaagster. Dat neemt niet weg dat klaagster een zelfstandig klachtrecht heeft mits het gaat om een handelen of nalaten in strijd met de zorg die de GZ-psycholoog had te betrachten ten opzichte van haar (en dus niet voor zover het de zorg betrof ten opzichte van de partner). Voor zover klaagster de GZ-psycholoog verwijten maakt over de behandeling van de partner, zoals het volgens haar niet toereikende inzicht in het psychiatrische beeld van de partner en het nalaten om gedragsnormeringen of sancties te verbinden aan grensoverschrijdend gedrag van de partner jegens klaagster, is het college dan ook van oordeel dat klaagster daarin niet-ontvankelijk is. De schade die klaagster stelt te hebben geleden, onder andere omdat de GZ-psycholoog sterk op de hand van de partner zou zijn geweest in haar redenering en omdat de GZ-psycholoog grensoverschrijdende situaties aan de relatiedynamiek heeft geweten, is een persoonlijk belang maar geen belang dat de individuele gezondheidszorg raakt.
Het vorenstaande betekent dat klaagster niet-ontvankelijk wordt verklaard in de klachtonderdelen d en e.

Betrokkenheid bij Ouder- en Kind Team en Veilig Thuis
5.4 Klaagster kan wel worden ontvangen in de klachtonderdelen a, b en c. In deze onderdelen beklaagt klaagster zich over meldingen bij Veilig Thuis en over de intake bij het Ouder- en Kind Team. Zij meent dat de problematiek in hun gezin onterecht is verschoven van de psychische problematiek van de partner naar gezamenlijke relatieproblematiek. De onterechte meldingen bij Veilig Thuis hebben klaagster veel stress opgeleverd in een toch al zware periode.

5.5 Hoewel klaagster op deze punten dus wel ontvankelijk is in haar klacht, komt het college in de zaak van de GZ-psycholoog niet toe aan een inhoudelijke bespreking. Het college maakt uit het verweerschrift namelijk op dat de GZ-psycholoog, anders dan de psychiater en de verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg over wiens handelen klaagster eveneens klachten heeft ingediend, in het geheel niet betrokken was bij de totstandkoming van de melding bij Veilig Thuis en de aanmelding bij het Ouder- en Kind Team. De GZ-psycholoog kan dus alleen al om die reden niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor de (totstandkoming van deze) (aan)meldingen. Deze onderdelen van de klacht zijn dan ook kennelijk ongegrond.


6. De beslissing
Klaagster is kennelijk niet-ontvankelijk wat betreft klachtonderdelen d en e en de klacht is voor het overige kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 27 mei 2025 door G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter, A.P. den Exter, lid-jurist, Ch. Oele, A.T. Prinsen-Reinders en T.A.W. van der Schoot, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F.J.E. van Geijn, secretaris.