ECLI:NL:TGZCTG:2025:92 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2568
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:92 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-06-2025 |
Datum publicatie: | 03-06-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2568 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: |
|
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts. Klager heeft bij de huisarts het medisch dossier van zijn moeder opgevraagd. Hij verwijt de huisarts dat zij het medisch dossier niet aan hem heeft verstrekt. Het college komt tot het oordeel dat klager ontvankelijk is, maar dat de klacht kennelijk ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege is het volledig eens met die beslissing en verwerpt het door klager ingestelde beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2568 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., huisarts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. T.M. Vollbehr.
1. Verloop van de procedure in eerste aanleg
A. - hierna klager - heeft op 23 januari 2024 bij het Regionaal Tuchtcollege te
Amsterdam tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing in
raadkamer van 19 juli 2024, onder nummer A2024/6850, heeft dat College de klacht kennelijk
ongegrond verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan die beslissing het volgende
ten grondslag gelegd.
“3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager is een zoon van mevrouw D., geboren in 1937 (hierna: de moeder). De
moeder van klager stond als patiënte ingeschreven in de praktijk van de huisarts.
3.2 Op 6 november 2023 heeft klager een brief aan de huisarts gestuurd waarmee
hij het medisch dossier van zijn moeder opvroeg. Bij die brief was een algemene volmacht
van zijn moeder gevoegd, gedateerd op 11 maart 2019. De moeder van klager was op het
moment van het verzoek van klager opgenomen in een verpleeghuis.
3.3 Op 14 november 2023 hebben de huisarts en klager elkaar telefonisch gesproken
over het opvragen van het medisch dossier. In dat telefoongesprek heeft de huisarts
gezegd dat zij eerst bij de moeder wilde verifiëren of zij akkoord ging met de inzage
in het dossier door klager.
3.4 Op 9 december 2023 heeft een andere zoon van de moeder aan de huisarts laten
weten dat zijn moeder de volmacht had ingetrokken, met als bijlage een intrekking
van de algemene volmacht, getekend op 9 december 2023, en een intrekking van een andere
volmacht van
20 september 2023, getekend op 12 november 2023.
4. De overwegingen van het college
Ontvankelijkheid
4.1 De huisarts heeft naar voren gebracht dat klager niet-ontvankelijk is in
de klacht, omdat klager op het moment van indienen van de klacht niet (meer) gevolmachtigd
was om rechtshandelingen namens zijn moeder te verrichten. Ook is niet gebleken dat
de moeder zelf een klacht tegen de huisarts heeft willen indienen over het niet verstrekken
van het medisch dossier of dat zij heeft ingestemd met de klacht.
4.2 Het college komt tot het oordeel dat klager wel ontvankelijk is. Het college
stelt vast dat klager een naaste betrekking is van de patiënte. Een naaste betrekking
kan een zelfstandig klachtrecht hebben indien de klacht een handelen of nalaten van
de beroepsbeoefenaar betreft in strijd met de zorg die deze behoort te betrachten
ten opzichte van deze naaste betrekking (artikel 47 lid 1 sub a onder 3 Wet BIG).
Klager klaagt niet namens de patiënte (zijn moeder), hoewel hij in zijn klaagschrift
het wel formuleert als een klacht namens zijn moeder. Uit de aard en de formulering
van de klacht begrijpt het college dat de klacht ziet op de bejegening van klager
zelf. Hij verwijt de huisarts namelijk dat hij als zoon en gemachtigde van zijn moeder
niet het medisch dossier heeft gekregen. Het college zal de klacht (in deze zin opgevat)
daarom inhoudelijk bespreken.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
4.3 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
4.4 Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld.
4.5 Volgens klager had de huisarts om twee redenen het medisch dossier aan hem
moeten verstrekken. Klager brengt allereerst naar voren dat er sprake was van een
geldige volmacht op het moment dat hij het medisch dossier opvroeg. Ten tweede stelt
hij dat hij ook zonder volmacht inzage in het medisch dossier had moeten krijgen op
grond van de vertegenwoordigingsregeling in artikel 7:465 lid 3 BW, omdat zijn moeder
wilsonbekwaam is. Ter onderbouwing van de wilsonbekwaamheid heeft klager stukken overgelegd
waaruit blijkt dat zijn moeder een cognitieve beperking heeft.
4.6 De huisarts heeft naar voren gebracht dat zij twijfelde aan de geldigheid
van de volmacht die klager bij zijn verzoek had gevoegd. De door de moeder getekende
volmacht was namelijk zeer ruim geformuleerd en niet gespecificeerd tot het verstrekken
van medische inlichtingen. Ook was de machtiging niet afhankelijk gesteld van de wilsonbekwaamheid
van patiënte. In gesprekken met de moeder heeft de huisarts nooit de indruk gekregen
dat de moeder wilsonbekwaam was. Verder heeft de huisarts toegelicht dat klager weliswaar
in het begin van de behandelrelatie als contactpersoon van zijn moeder optrad, maar
dat de moeder in 2023 de huisarts had verteld dat zij wilde dat haar andere zoon voortaan
haar eerste contactpersoon zou zijn. Tot slot woog de huisarts mee dat zij tijdens
een huisbezoek in het najaar van 2023 getuige was geweest van spanningen tussen de
kinderen over de vraag of de moeder thuis kon wonen en dat zij had gezien dat de moeder
bij dat bezoek angstig reageerde op het gedrag van klager. Zij vroeg zich daarom af
of de inzage van klager in het medisch dossier in het belang van de moeder was als
er al sprake was van wilsonbekwaamheid van de patiënte. Om deze redenen wilde de huisarts
eerst een en ander verifiëren en onderzoeken, voordat zij wilde beslissen op het verzoek
van klager.
4.7 De huisarts heeft verder toegelicht dat zij naar aanleiding van het verzoek
geprobeerd heeft om contact te krijgen met de moeder. Zij heeft hiervoor meerdere
terugbelverzoeken achtergelaten bij het verpleeghuis waar de moeder verbleef, maar
is niet teruggebeld door de moeder of een verpleeghuisarts. Vervolgens heeft de huisarts
gesproken met de andere zoon en eerste contactpersoon. Toen bleek dat de moeder de
volmacht had ingetrokken, heeft de huisarts besloten om (alleen al om die reden) de
verstrekking van het medisch dossier aan klager te weigeren.
4.8 Het college bespreekt eerst de verwijzing naar artikel 7:465 derde lid BW.
Dit artikel bepaalt de rangorde van vertegenwoordigende partijen wanneer sprake is
van wilsonbekwaamheid. Het college overweegt dat het bestaan van een cognitieve beperking
niet betekent dat een patiënt ook wilsonbekwaam is. De huisarts heeft tijdens het
huisbezoek in het najaar van 2023 vastgesteld dat de moeder niet wilsonbekwaam was.
Indien en voor zover moet worden aangenomen dat de moeder op het moment van het verzoek
tot inzage toch wilsonbekwaam was, dan geldt dat de huisarts hierover niet is geïnformeerd.
De huisarts heeft er daarom goed aangedaan om eerst navraag te doen bij het verpleeghuis.
4.9 Voor wat betreft de volmacht overweegt het college als volgt. Gelet op de
aard en strekking van de machtiging, kon de huisarts er redelijkerwijs aan twijfelen
of klager ook in dit specifieke geval gemachtigd was om namens zijn moeder op te treden.
Gezien de twijfels die de huisarts had, heeft zij er goed aan gedaan om eerst te verifiëren
of de moeder akkoord ging met inzage in of verstrekking van haar medisch dossier aan
klager. Zeker omdat niet is gebleken van een spoedeisend belang. Toen de huisarts
op een later moment de intrekking van de machtiging ontving, heeft zij op goede gronden
besloten om het medisch dossier niet aan klager te verstrekken. Het college is van
oordeel dat de huisarts hiervan geen verwijt kan worden gemaakt. In tegendeel, de
huisarts heeft op deze wijze juist zorgvuldig gehandeld.
Slotsom
4.10 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.”.
2. Verloop van de procedure in beroep
Klager is van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege tijdig in beroep gekomen.
De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is in beroep behandeld
ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 14 mei 2025, waar zijn
verschenen klager en de huisarts, laatstgenoemde bijgestaan door mr. T.M. Vollbehr.
De zaak is over en weer toegelicht. Klager en mr. Vollbehr hebben dat gedaan aan de
hand van spreekaantekeningen die zij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.
3. Beoordeling van het beroep
Feiten en omstandigheden
3.1 Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van
de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege
en hiervoor onder
“3. Wat is er gebeurd?” zijn weergegeven.
Standpunten
3.2 Het beroep van klager strekt ertoe dat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard.
3.3 De huisarts stelt dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het
beroep voor zover hij nieuwe klachten heeft ingediend. Verder kan de huisarts zich
vinden in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en verzoekt zij om het beroep
van klager te verwerpen.
Oordeel Centraal Tuchtcollege
3.4 Uit het oogpunt van een goede en eerlijke procesorde kunnen in beroep alleen
die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege worden voorgelegd die deel
uitmaken van de oorspronkelijke klacht die aan het Regionaal Tuchtcollege is voorgelegd.
Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover in beroep sprake
is van uitbreiding van de klacht, kan klager daarin dus niet worden ontvangen.
3.5 Het Centraal Tuchtcollege heeft de stukken bestudeerd en partijen hebben
hun standpunten op de zitting van 14 mei 2025 nogmaals toegelicht en vragen beantwoord.
De bespreking van de zaak in raadkamer na de mondelinge behandeling in beroep heeft
het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot andere beschouwingen en beslissingen dan
die van het Regionaal Tuchtcollege. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat
de huisarts -gelet op de door haar geschetste omstandigheden- zorgvuldig heeft gehandeld
door eerst navraag te doen bij het verpleeghuis en verder door bij de moeder van klager
na te gaan of zij akkoord was met de inzage in of verstrekking van haar medisch dossier
aan klager. Dit betekent dat de klacht van klager ongegrond is en dat het beroep van
klager zal worden verworpen.
4. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg: verklaart klager niet-ontvankelijk
voor zover hij in beroep nieuwe klachten heeft ingediend; verwerpt het beroep voor
het overige.
Deze beslissing is gegeven door C.H.M. van Altena, voorzitter, Y. Buruma en M.W. Zandbergen,
leden-juristen, en C.A. Lindeboom en W. de Ruijter, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door N. Germeraad-van der Velden, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 2 juni 2025
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.