Zoekresultaten 61-70 van de 13164 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:81 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5709

    Klager is bij huisarts op HAP geweest en verwijt haar dat ze de diagnose (herseninfarct) heeft gemist en klager en echtgenote onprofessioneel heeft bejegend. Huisarts heeft wel rekening gehouden met mogelijkheid cva en daarnaar onderzoek gedaan. Niet onzorgvuldig. Verweten bejegening niet vast te stellen. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:77 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6650

    Kennelijk ongegronde klacht over huisarts dat hij oxycodon heeft voorgeschreven, maar het gebruik daarvan onvoldoende heeft gemonitord en gebrek aan aandacht had voor alternatieve behandelingen en (verslavings-)risico’s.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:78 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6046

    Kennelijk ongegronde klacht over huisarts dat hij klaagster na ontslag uit ziekenhuis niet heeft willen bezoeken en dat hij niet schriftelijk heeft willen antwoorden op vragen van klager over de griepprik.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:79 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6831

    Kennelijk ongegronde klacht over plastisch chirurg na Macs lift (gezichtsbehandeling) en ontstane complicatie (geïnfecteerd hematoom). Geen nalatigheid of slordigheid in uitvoering operatie en nazorg.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:166 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6172

    Gegronde klacht tegen een verloskundige. Klaagster heeft zich vanwege haar eerste zwangerschap aangemeld bij de verloskundigenpraktijk waar de verloskundige werkzaam is. Op enig moment kreeg zij last van vaginaal bloedverlies, hetgeen werd toegeschreven aan een miskraam. In de periode hierna hield zij klachten van wisselend bloedverlies en buikpijn. De verloskundige heeft klaagster op 19 juli 2023 gezien en bij haar een echo gemaakt. Klaagster verwijt de verloskundige dat zij op 19 juli 2023 niet heeft vastgesteld dat er sprake was van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Op 19 juli 2023 had klaagster al langere tijd last van intermitterend bloedverliesen aanhoudende buikpijn. Deze klachten in combinatie met het feit dat de zwangerschap nooit intra-uterien is vastgesteld voor de miskraam waarvan werd uitgegaan en het feit dat de laatste menstruatiedatum niet bekend was, had volgens de toepasselijke richtlijn voor de verloskundige aanleiding moeten zijn om te denken aan een buitenbaarmoederlijke zwangerschap en deze uit te sluiten. Gegrond. Waarschuwing. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:163 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6641

    Deels gegronde klacht tegen een tandarts. Klaagster heeft de tandarts bezocht vanwege een (niet pijnlijk) plekje aan haar tandvlees. Zij verwijt de tandarts dat de behandeling te uitvoerig en deels onnodig was en dat de tandarts een onjuiste diagnose heeft gesteld. Het college is van oordeel dat met name het blootstellen van klaagster aan straling, zonder eerst te beoordelen of het maken van een foto gerechtvaardigd is en zonder te streven naar de laagst haalbare dosis straling, de tandarts kan worden aangerekend. Ook het niet goed bijhouden van het patiëntendossier en het te werk gaan zonder daaraan voorafgaand de patiënte te informeren en toestemming te vragen, zijn tuchtrechtelijk verwijtbaar. De tandarts heeft ter zitting erkend dat haar handelwijze omtrent het maken van een röntgenfoto niet juist was en heeft zich in zoverre toetsbaar opgesteld. Deels gegronde klacht, waarschuwing en publicatie in het algemeen belang.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:164 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7223

    Voorzittersbeslissing. Het verkeerd noteren van een jaartal in een brief aan de huisarts, namelijk 2018 in plaats van 2017, wordt gekwalificeerd als eenvoudige verschrijving. Het tuchtrecht is niet bedoeld om verschrijvingen in een medisch dossier aan de orde te stellen. Daarom is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk van onvoldoende gewicht is.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:165 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6532

    Deels gegronde en deels verjaarde klacht tegen een tandarts. De klacht bestaat uit diverse onderdelen en betreft -samengevat- het verwijt dat de tandarts niet de juiste tandheelkundige zorg aan klaagster heeft verleend. In 2008 heeft de tandarts bij klaagster vijf implantaten in de bovenkaak geplaatst. In de periode daarop zijn kronen en meermaals tijdelijke en definitieve bruggen geplaatst. Het bleek een langdurig en zeer pijnlijk proces, waarin telkens sprake was van terugkerende ernstige pijnklachten. In de zoektocht naar de oorza(a)k(en) werden ook derden geconsulteerd zonder dat een duidelijke oorzaak is gevonden. In 2015 is één van de implantaten verwijderd, waardoor de spanning in de bovenkaak wat afnam. Uiteindelijk is klaagster (in december 2015) bij de tandarts weggegaan. Er ontbreekt op dit moment een groot deel van haar gebit; de situatie is (nog) niet hersteld. Het college is van oordeel dat bij klaagster sprake is geweest van een zeer complexe casus met persisterende en ernstige pijnklachten, waarbij steeds nieuwe beslissingen zijn genomen ten aanzien van de vervolgbehandelingen. De tandarts heeft nagelaten, althans dit blijkt nergens uit, zich ervan te vergewissen dat klaagster de verkregen informatie steeds heeft begrepen en dat zij uitdrukkelijke toestemming gaf voor de vervolgbehandelingen. Een en ander is ook niet goed bijgehouden in het medisch dossier. Dit wordt de tandarts aangerekend. Het college verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar klachten die zien op het handelen van vóór 2 november 2013 en verklaart één klachtonderdeel gegrond en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Waarschuwing en publicatie in het algemeen belang.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:144 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2258

    Klaagster was onder behandeling bij de arts vanwege al langer bestaande pijnklachten in de onderrug die toenamen. Klaagster was tevens bekend met een paniekstoornis en stond ten tijde van de behandeling door de arts onder behandeling van een psycholoog in verband met PTSS-klachten. Klaagster verwijt de arts dat hij haar ten onrechte niet op de hoogte heeft gesteld van het advies van een door de arts geconsulteerde orthopedisch chirurg, zonder overleg een tweede discogram heeft afgezegd, zonder haar toestemming telefonisch overleg heeft gevoerd met haar echtgenoot en haar ten onrechte heeft doorverwezen naar een psychiater. Het RTG heeft het eerste klachtonderdeel ongegrond verklaard. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel heeft het RTG geoordeeld dat de arts weliswaar wat explicieter had kunnen zijn in zijn berichtgeving maar dit niet dusdanig verwijtbaar is dat dit tot gegrondverklaring van dit klachtonderdeel moet leiden. De arts erkent dat hij telefonisch overleg heeft gevoerd met de echtgenoot over de behandeling aan klaagster, zonder dat klaagster hiervoor toestemming had gegeven. Het RTG heeft dit klachtonderdeel gegrond verklaard. Met betrekking tot het vierde klachtonderdeel heeft het RTG geoordeeld dat de arts duidelijker met klaagster had kunnen communiceren, maar hij klaagster op goede gronden heeft verwezen. Ook dit klachtonderdeel is door het RTG ongegrond verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de arts de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het namens klaagster ingestelde beroep tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdelen één, twee en vier.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:138 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2111

    Klacht tegen een huisarts. Klager is in een periode van ongeveer twee jaar (2012-2014) blootgesteld geweest aan rioolgassen in zijn woning en wil daarvoor schadevergoeding. In opdracht van klagers rechtsbijstandsverzekeraar heeft de huisarts een advies uitgebracht over de relatie tussen deze blootstelling en de gestelde gezondheidsschade. De huisarts concludeert dat die relatie er niet is. Klager verwijt de huisarts dat hij op onjuiste gronden tot het advies is gekomen en dat de conclusie ervan onjuist is. Het Regionaal Tuchtcollege is van oordeel dat niet is voldaan aan de eerste en derde eis die aan een deugdelijk rapport moeten worden gesteld en verklaart het eerste klachtonderdeel gegrond. Het tweede klachtonderdeel acht het Regionaal Tuchtcollege ongegrond. Aan de huisarts is de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de huisarts tegen deze beslissing.