Zoekresultaten 11-20 van de 3048 resultaten

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:86 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/735827 / DW RK 23/231 MK/WdJ

    De klacht betreft de wijze van betekenen in een bewind situatie. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat de onderneming van klager ten tijde van de betekeningen reeds was opgeheven en niet in de exploten had moeten zijn opgenomen. Er bestaat voor de gerechtsdeurwaarder geen verplichting om op een kantooradres te betekenen. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door op het privéadres van de bewindvoerder te betekenen. Klacht gedeeltelijk gegrond, geen aanleiding om een maatregel op te leggen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:87 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/752864 / DW RK 24/238 MK/WdJ

    Verzet is niet binnen de wettelijke termijn van veertien dagen ingediend. Verzet is niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:88 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/744590 / DW RK 24/9 MK/WdJ

    Beslissing op verzet over aanpassen beslagvrije voet. Verzet gegrond, klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:83 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/744596 / DW RK 24/12 MK/RH

    Beslissing op verzet. Verzet ongegrond, nieuwe klachten in verzet, bij inleidende klacht is juiste maatstaf toegepast.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:82 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/742929 / DW RK 23/435 MK/RH

    Onafhankelijkheid gerechtsdeurwaarder. Beslissing op verzet. In de bestreden beslissing is getoetst aan artikel 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet. De letterlijke tekst van dit artikel levert geen beletsel voor de gerechtsdeurwaarder op om de opdracht uit te voeren. De gerechtsdeurwaarder had zich echter vervolgens de vraag moeten stellen of hij op grond van integriteitsregels de opdracht heeft kunnen aannemen zonder dat zijn onafhankelijkheid in het geding zou komen althans dat de schijn gewekt kon worden dat dit het geval was. Het betrof een privékwestie van de opdrachtgever. De gerechtsdeurwaarder had ter beantwoording van die vraag de Gerechtsdeurwaardersverordening moeten raadplegen. In de toelichting bij de Gerechtsdeurwaardersverordening zijn de kernwaarden geformuleerd voor de gerechtsdeurwaarder. Deze zijn: betrouwbaar en integer, onafhankelijk en onpartijdig, dienstbaar en vakbekwaam, nader geformuleerd in hoofdstuk 4 van de verordening. Op grond van deze kernwaarden moet een gerechtsdeurwaarder zichzelf telkens de beroepsethische vraag stellen wat een goed gerechtsdeurwaarder in een concrete casus betaamt. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder deze afweging heeft gemaakt, terwijl hij door de opdracht te aanvaarden wel de schijn van belangenverstrengeling heeft gewekt. Daarmee heeft hij naar het oordeel van de kamer in strijd gehandeld met de Gerechtsdeurwaardersverordening en dus klachtwaardig. Daarnaast wordt vastgesteld dat in het proces-verbaal constateringen zijn beschreven, die de indruk wekken dat die door de gerechtsdeurwaarder zijn gedaan. Het betreft echter constateringen waarbij hij zelf niet aanwezig was. Beide klachten zijn gegrond. De maatregelen van berisping en boete zijn opgelegd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:80 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/730408 / DW RK 23/69 MK/RH

    Van een gerechtsdeurwaarder wordt verlangd, dat bij het inzien van de BRP uiterste zorgvuldigheid wordt betracht, gelet op de ernstige gevolgen die fouten bij de raadpleging met zich brengen. Vastgesteld moet dan ook worden dat de gerechtsdeurwaarder deze zorgvuldigheid niet in voldoende mate heeft betracht nu hij de geheimhouding van de adresgegevens over het hoofd heeft gezien. Het is niet de taak van een gerechtsdeurwaarder om het lichaam van een dagvaarding te controleren op juistheid of onderbouwing. Een gerechtsdeurwaarder is in het algemeen slechts gehouden marginaal te toetsen wat hij betekent, wat bij een dagvaarding inhoudt dat hij controleert of de dagvaarding voldoet aan de in de wet gestelde eisen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:81 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/734740 / DW RK 23/196 MK/RH

    De kamer is niet bevoegd is een inhoudelijk oordeel te geven of op grond van de inhoud van de notariële akte beslag mocht worden gelegd. De kamer kan slechts beoordelen of de gerechtsdeurwaarder op grond van de marginale toetsing beslag had mogen leggen. Op grond van vaste jurisprudentie dient een gerechtsdeurwaarder vragen met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn te beantwoorden. Deze termijn bedraagt, uitzonderingen daargelaten, twee weken.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:77 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/ 744275 / DW RK 23/468 MdV/SM

    Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarders worden verweten niet te hebben gereageerd op verzoeken van klager om tot een oplossing te komen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:78 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/730314 DW RK 23/66 MdV/SM

    Klacht ongegrond. De kamer merkt wel op dat de communicatie met betrekking tot de vaststelling van de beslagvrije voet beter had gekund. Klager had er baat bij gehad als de gerechtsdeurwaarder een duidelijk onderscheid had gemaakt tussen verantwoordelijkheden van de gerechtsdeurwaarder en de opdrachtgever op dit punt. Ook had de gerechtsdeurwaarder duidelijker aan klager kunnen uitleggen worden wat de reden was dat de beslagvrije voet zo laag was, nu de hoogte daarvan kennelijk een direct verband had met de woonplaats van klager. De kamer overweegt dat dit een gemiste kans is geweest van de gerechtsdeurwaarder, maar komt tot het oordeel dat hiermee nog geen sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:79 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/731803 / DW RK 23/105 MdV/SM

    Klacht ongegrond. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder, onder meer, verweten actief te blijven incasseren na de beëindiging van de overeenkomst van opdracht en zonder grondslag gelden onder zich te hebben gehouden. Klaagster heeft op geen enkele wijze aannemelijk weten te maken dat daar sprake van is geweest.