ECLI:NL:TGDKG:2024:83 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/744596 / DW RK 24/12 MK/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:83
Datum uitspraak: 15-07-2024
Datum publicatie: 19-08-2024
Zaaknummer(s): C/13/744596 / DW RK 24/12 MK/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Verzet ongegrond, nieuwe klachten in verzet, bij inleidende klacht is juiste maatstaf toegepast. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 juli 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 19 december 2023 met zaaknummer C/13/737204 / DW RK 23/261 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/744596 / DW RK 24/12 MK/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

gemachtigde: [..],

tegen:

1. [..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

2. [..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagden.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 24 juli 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 1 september 2023, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 19 december 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 21 december 2023. Bij e-mail, ingekomen op 2 januari 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 mei 2024 alwaar klager en zijn gemachtigde zijn verschenen. De gerechtsdeurwaarders hebben schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te verschijnen. De uitspraak is bepaald op 15 juli 2024.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarders zijn belast met een ten laste van klager uitgevaardigd dwangbevel van het Centraal Justitieel Incassobureau van

15 juni 2023.

-           Bij exploot van 14 juli 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het dwangbevel van 15 juni 2023 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat beide gerechtsdeurwaarders niet publiekelijk bevoegd zijn en er geen overeenkomst is tussen klager en één van de gerechtsdeurwaarders.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 De klacht is gericht tegen twee met naam genoemde gerechtsdeurwaarders. Op grond van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dienen klachten die zijn gericht tegen met naam genoemde gerechtsdeurwaarders te worden afgehandeld als zijnde tegen hen gericht. De in de aanhef van deze beslissing genoemde gerechtsdeurwaarders worden daarom als beklaagden aangemerkt. Het verweerschrift zal worden beschouwd als afkomstig van beide genoemde gerechtsdeurwaarders. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

4.3 De voorzitter overweegt at een gerechtsdeurwaarder op grond van

artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet in beginsel verplicht is om ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten indien hierom wordt verzocht. De gerechtsdeurwaarders hebben dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het ten laste van klager uitgevaardigde dwangbevel van 15 juni 2023 ten uitvoer te leggen. De door klager aangevoerde standpunten geven geen aanleiding om enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarders vast te stellen.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat het volgende aangevoerd.

5.1 Klager heeft de gerechtsdeurwaarders vragen gesteld die niet zijn beantwoord waardoor schuldeisersverzuim is ingetreden. De gerechtsdeurwaarders gaan gewoon door en gaan over tot onrechtmatige beslaglegging.

5.2 Het dwangbevel is valselijk opgemaakt. Een fictie heeft geheel zelfstandig een dwangbevel tot stand gebracht. Een rechtshandeling kan echter slechts worden voortgebracht door een persoon. Er is altijd wilsovereenstemming nodig om een rechtshandeling met rechtsgevolgen tot stand te brengen. De gerechtsdeurwaarder heeft misbruik van recht gemaakt door het schuldeisersverzuim te negeren.

5.3 Indien niet duidelijk is aan wie klager een schuld zou hebben dan kan men stellen dat dat de deurwaarder in verzuim is en zijn ambtseed heeft geschonden.

5.4 De gerechtsdeurwaarder is niet publiekelijk rechtsbevoegd en mag dus zonder toestemming van klager geen beslag leggen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Voor zover klager nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan hij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan daarom niet worden ontvangen in zijn klachten als vermeld onder  5.1, 5.2 en 5.3.

6.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom  en mr. O.J. Boeder, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juli 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.