ECLI:NL:TGDKG:2024:82 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/742929 / DW RK 23/435 MK/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:82
Datum uitspraak: 15-07-2024
Datum publicatie: 19-08-2024
Zaaknummer(s): C/13/742929 / DW RK 23/435 MK/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Onafhankelijkheid gerechtsdeurwaarder. Beslissing op verzet. In de bestreden beslissing is getoetst aan artikel 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet. De letterlijke tekst van dit artikel levert geen beletsel voor de gerechtsdeurwaarder op om de opdracht uit te voeren. De gerechtsdeurwaarder had zich echter vervolgens de vraag moeten stellen of hij op grond van integriteitsregels de opdracht heeft kunnen aannemen zonder dat zijn onafhankelijkheid in het geding zou komen althans dat de schijn gewekt kon worden dat dit het geval was. Het betrof een privékwestie van de opdrachtgever. De gerechtsdeurwaarder had ter beantwoording van die vraag de Gerechtsdeurwaardersverordening moeten raadplegen. In de toelichting bij de Gerechtsdeurwaardersverordening zijn de kernwaarden geformuleerd voor de gerechtsdeurwaarder. Deze zijn: betrouwbaar en integer, onafhankelijk en onpartijdig, dienstbaar en vakbekwaam, nader geformuleerd in hoofdstuk 4 van de verordening. Op grond van deze kernwaarden moet een gerechtsdeurwaarder zichzelf telkens de beroepsethische vraag stellen wat een goed gerechtsdeurwaarder in een concrete casus betaamt. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder deze afweging heeft gemaakt, terwijl hij door de opdracht te aanvaarden wel de schijn van belangenverstrengeling heeft gewekt. Daarmee heeft hij naar het oordeel van de kamer in strijd gehandeld met de Gerechtsdeurwaardersverordening en dus klachtwaardig. Daarnaast wordt vastgesteld dat in het proces-verbaal constateringen zijn beschreven, die de indruk wekken dat die door de gerechtsdeurwaarder zijn gedaan. Het betreft echter constateringen waarbij hij zelf niet aanwezig was. Beide klachten zijn gegrond. De maatregelen van berisping en boete zijn opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 juli 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 14 november 2023 met zaaknummer C/13/733742 / DW RK 23/159 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/742929 / DW RK 23/435 MK/RH ingesteld door:

1. [..],

2. [..],

beiden wonende te [..],

klagers,

gemachtigde: [advocaat],

tegen:

[..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigden: 1. [..], namens [..]Gerechtsdeurwaarders,

2. [..], namens [..]Gerechtsdeurwaarders.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 15 mei 2023, hebben klagers een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 28 juni 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Bij beslissing van 14 november 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klagers is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 16 november 2023. Bij brief, ingekomen op 28 november 2023, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Op 12 en 20 mei 2024 hebben klagers nadere stukken in het geding gebracht en op 16 mei 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder dat gedaan. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 mei 2024 alwaar klagers, hun raadsman en de gemachtigden van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De gerechtsdeurwaarder is per 1 december 2023 van [..]Gerechtsdeurwaarders overgestapt naar [..]Gerechtsdeurwaarders. De uitspraak is bepaald op 15 juli 2024.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kunnen worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

2.1       Op 9 mei 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder een proces-verbaal van constatering opgemaakt inzake het snoeien van de begroeiing aan de achterzijde van de erfgrens van klagers en de opdrachtgevers.     

2.2       Bij exploot van 11 mei 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder

           een e-mail van de advocaat van de opdrachtgevers van 22 december 2022 met het voorstel voor het uitzetten van de nieuwe erfgrens en een tekening die de firma Holland Surveys B.V. op 9 mei 2023 heeft gemaakt, aan klagers betekend. In dit exploot is tevens aanzegging gedaan van 9 genummerde punten inzake het verleggen en uitzetten van de erfgrens.

    1. Bij separaat exploot van 11 mei 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van constatering van 9 mei 2023, het proces-verbaal d.d. 11 mei 2023 betreffende het uitzetten van de nieuwe erfgrens en de grosse van het proces-verbaal van voorzetting comparitie van 6 december 2022 aan klagers betekend.

3. De oorspronkelijke klacht

Klagers beklagen zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder persoonlijke en zakelijke banden heeft met zijn opdrachtgevers en dit heeft verzwegen voor klagers;

b: de gerechtsdeurwaarder klagers heeft misleid door te vertellen dat hij alleen aanwezig was voor het snoeiwerk aan de achterzijde en zich onder valse voorwendselen de toegang tot de woning van klagers heeft verschaft;

c: de gerechtsdeurwaarder de opdracht nooit had mogen aannemen gelet op de banden die de gerechtsdeurwaarder met de opdrachtgevers heeft en de belangenverstrengeling;

d: de gerechtsdeurwaarder exploten heeft opgemaakt waarmee hij ten onrechte de indruk wekt dat er sprake is van constatering, zonder dat de gerechtsdeurwaarder persoonlijk aanwezig is geweest. Er is sprake van ongeoorloofde en onzorgvuldige  ambtshandelingen met de bedoeling de opdrachtgevers in een gunstiger positie te brengen;

e: het er alle schijn van heeft dat de gerechtsdeurwaarder een rol speelt ten gunste van de opdrachtgevers en de opdrachtgevers niet aanwezig wilden zijn bij het uitzetten van de erfgrens en zich aan de uitspraak van de rechter onttrekken. Het resultaat is dat er in ieder geval één grenspaal volkomen verkeerd staat;

f: de opdrachtgevers kosten van de gerechtsdeurwaarder bij klagers in rekening probeerden te brengen, terwijl een van de opdrachtgevers zelf bij het gerechtsdeurwaarderskantoor werkzaam is.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a en c overweegt de voorzitter dat in de artikelen 2 en 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet is bepaald ten behoeve van of gericht tegen wie een gerechtsdeurwaarder niet bevoegd is tot het verrichten van ambtshandelingen. De gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift aangegeven dat hij alleen een zakelijke band met de opdrachtgever heeft. De opdrachtgever heeft een eigen incassopraktijk, welke praktijk in hetzelfde bedrijfspand is gevestigd als het gerechtsdeurwaarderskantoor waar de gerechtsdeurwaarder werkzaam is. Vanuit de aanwezigheid in hetzelfde pand en op basis van de specifieke kennis en ervaring, worden over en weer af en toe opdrachten aan elkaar verstrekt. Niet gesteld dan wel gebleken is dat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder tot één van de partijen behoort zoals genoemd in de artikelen 2 en 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Er bestond voor de gerechtsdeurwaarder dan ook geen reden om de opdracht niet aan te nemen.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder op 9 mei 2023 een akte van constatering inzake het snoeiwerk aan de achterzijde van de erfgrens van klagers en de opdrachtgevers heeft opgemaakt. In het proces-verbaal van constatering heeft de gerechtsdeurwaarder omschreven wat hij zelf heeft waargenomen. Niet aannemelijk is gemaakt dan wel onderbouwd is dat de gerechtsdeurwaarder zich onder valse voorwendselen de toegang tot de woning van klagers heeft verschaft. Bezwaren tegen de constatering dient klager aan te voeren in een door hem te starten procedure. Het tuchtrecht is hiervoor niet de geëigende weg.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdelen d en e overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder op 11 mei 2023 twee

afzonderlijke exploten aan klagers heeft betekend, te weten een exploot met betrekking tot de snoeiwerkzaamheden en een exploot met betrekking tot de meting en uitzetting van de nieuwe erfgrens. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder klagers hiermee heeft misleid. De gerechtsdeurwaarder heeft zich niet bemoeid met de inhoudelijke uitvoering van de werkzaamheden, waaronder het plaatsen van grenspalen. De gerechtsdeurwaarder was hierbij ook niet aanwezig. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarder op deze klachtonderdelen is niet gebleken.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel f overweegt de voorzitter dat voor zover de opdrachtgever kosten van de gerechtsdeurwaarder bij klagers in rekening wil brengen, dit niet aan de gerechtsdeurwaarder kan worden verweten. Overigens blijkt uit het verweerschrift dat de kosten in alle exploten op nihil zijn gesteld en de kosten dan ook niet voor rekening van klagers komen.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet hebben klagers het volgende aangevoerd.

5.1 De voorzitter heeft terecht geconstateerd dat de gerechtsdeurwaarder niet aanwezig was bij het uitzetten van de erfgrens aan de voorzijde van de woning. Het exploot van 11 mei 2023 van de gerechtsdeurwaarder wekt niettemin de indruk dat er sprake is van een proces-verbaal van constatering. De gerechtsdeurwaarder gaf geen duidelijkheid over de status van dat stuk. De gerechtsdeurwaarder was niet aanwezig, dus er kan geen sprake zijn van een constatering. De voorzitter heeft dit onvoldoende meegewogen.

5.2 Onder 4.2 van de bestreden beslissing wordt gesteld dat er af en toe opdrachten aan elkaar (de gerechtsdeurwaarder en [opdrachtgever]) worden verstrekt, omdat men in hetzelfde gebouw zit. Er is echter sprake van een gedeelde werkvloer binnen hetzelfde gebouw en een van de opdrachtgevers vervult senior rollen bij [..]Gerechtsdeurwaarders. Vanuit het oogpunt van integriteit had de gerechtsdeurwaarder deze opdracht niet mogen aannemen. Deze situatie is onderbelicht gebleven in de bestreden beslissing.

5.3 Klagers hebben de volgende stukken in het geding gebracht:

- een foto van gedeelde brievenbus van [..]Gerechtsdeurwaarders en [bedrijf] aan de [..] te [..];

- een foto van een illustratie voor het gezamenlijke kantoor van [..]Gerechtsdeurwaarders en [bedrijf];

- informatie over de gezamenlijke kantoorinrichting van gerechtsdeurwaarderskantoor] en [bedrijf];

- interview met de bedenkers van [bedrijf], te weten [gerechtsdeurwaarder] en [opdrachtgever], te lezen op de website van [bedrijf].

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Aan de orde is de vraag of de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. Vastgesteld wordt dat klagers in verzet enerzijds gronden hebben aangevoerd betreffende de integriteit van de gerechtsdeurwaarder en anderzijds de inhoud van het proces-verbaal van 11 mei 2023 aan de orde hebben gesteld.

6.2 Ten aanzien van de integriteit van de gerechtsdeurwaarder wordt overwogen dat een van de opdrachtgevers van de gerechtsdeurwaarder de heer [..] (buurman en wederpartij van klagers) is. [opdrachtgever] voert samen met [..], (gerechtsdeurwaarder bij [..]Gerechtsdeurwaarders), aan wie [beklaagde gerechtsdeurwaarder] was toegevoegd, het bedrijf [..], gevestigd in hetzelfde kantoor als dat van de gerechtsdeurwaarder. In de bestreden beslissing is getoetst aan artikel 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet. De letterlijke tekst van dit artikel levert geen beletsel voor de gerechtsdeurwaarder op om de opdracht uit te voeren.

6.3 De gerechtsdeurwaarder had zich echter vervolgens de vraag moeten stellen of hij op grond van integriteitsregels de opdracht heeft kunnen aannemen zonder dat zijn onafhankelijkheid in het geding zou komen althans dat de schijn gewekt kon worden dat dit het geval was. Het betrof immers een privékwestie van [opdrachtgever]. De gerechtsdeurwaarder had ter beantwoording van die vraag de Gerechtsdeurwaardersverordening moeten raadplegen. In de toelichting bij de Gerechtsdeurwaardersverordening zijn de kernwaarden geformuleerd voor de gerechtsdeurwaarder. Deze zijn: betrouwbaar en integer, onafhankelijk en onpartijdig, dienstbaar en vakbekwaam, nader geformuleerd in hoofdstuk 4 van de verordening. Op grond van deze kernwaarden moet een gerechtsdeurwaarder zichzelf telkens de beroepsethische vraag stellen wat een goed gerechtsdeurwaarder in een concrete casus betaamt. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder deze afweging heeft gemaakt, terwijl hij door de opdracht te aanvaarden wel de schijn van belangenverstrengeling heeft gewekt. Daarmee heeft hij naar het oordeel van de kamer in strijd gehandeld met de Gerechtsdeurwaardersverordening en dus klachtwaardig. Kort gezegd: hij had zich niet met deze privékwestie van de zakenpartner van zijn toenmalige kantoor moeten inlaten.  

6.4 Ten aanzien van het eerste exploot van 11 mei 2023 (zie 2.2) wordt het volgende overwogen. Vastgesteld moet worden dat in dit proces-verbaal onder 3, 4, 6 en 7 constateringen zijn beschreven, die de indruk wekken dat die door de gerechtsdeurwaarder zijn gedaan. Het betreft echter constateringen waarbij hij zelf niet aanwezig was. Een en ander blijkt in ieder geval niet afdoende uit het proces-verbaal. Evenmin is duidelijk wat in het proces-verbaal bedoeld wordt met de term ‘aangezegd dat’. Een aanzegging veronderstelt een rechtsgevolg te bewerkstelligen. De gemachtigde sub 1 van de gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting meegedeeld dat de bedoeling van het exploot de vaststelling van de (nieuwe) erfgrens is. De (onjuiste) inhoud van het proces-verbaal klemt daarom des te meer nu het volgens deze toelichting verstrekkende gevolgen beoogde. Mede gelet op het feit dat een exploot opgemaakt door een gerechtsdeurwaarder een authentieke akte is met sterkere bewijskracht dan een gewone akte, geldt dat een gerechtsdeurwaarder uiterste zorgvuldigheid in acht heeft te nemen, zodat een exploot geen constateringen vermeldt die niet door de gerechtsdeurwaarder zelf kunnen zijn gedaan. Vastgesteld wordt dat de gerechtsdeurwaarder die zorgvuldigheid niet in acht heeft genomen.

6.5 Het vermijden van belangenverstrengeling en het juist opmaken van een proces-verbaal behoren tot de kernwaarden en kernwerkzaamheden van een gerechtsdeurwaarder. De kamer rekent het overtreden van deze regels de gerechtsdeurwaarder zwaar aan. De kamer ziet daarom aanleiding tot het opleggen van twee maatregelen, namelijk een berisping en een boete van € 500.

6.6  De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klagers worden die begroot op totaal € 250 (een forfaitair bedrag van € 100 en kosten van verleende rechtsbijstand ad € 150 gebaseerd op 1 punt voor het verschijnen ter zitting).Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500.

6.7 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klagers het betaalde griffierecht vergoedt.

6.8 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:              

  • verklaart het verzet gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • legt de gerechtsdeurwaarder tevens de maatregel op van een geldboete van
    € 500, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klagers, te begroten op € 250, te betalen na het onherroepelijk worden van deze uitspraak;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50 vergoedt, na onherroepelijk worden van deze uitspraak;

  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. O.J. Boeder, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juli 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.