ECLI:NL:TGDKG:2024:81 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/734740 / DW RK 23/196 MK/RH
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2024:81 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-07-2024 |
Datum publicatie: | 15-08-2024 |
Zaaknummer(s): | C/13/734740 / DW RK 23/196 MK/RH |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De kamer is niet bevoegd is een inhoudelijk oordeel te geven of op grond van de inhoud van de notariële akte beslag mocht worden gelegd. De kamer kan slechts beoordelen of de gerechtsdeurwaarder op grond van de marginale toetsing beslag had mogen leggen. Op grond van vaste jurisprudentie dient een gerechtsdeurwaarder vragen met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn te beantwoorden. Deze termijn bedraagt, uitzonderingen daargelaten, twee weken. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 15 juli 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/734740 / DW RK 23/196 MK/RH ingesteld door:
[..],
wonende te Schiedam,
klager,
gemachtigde: [advocaat],
tegen:
1. [..],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],
gemachtigde: [..],
2. [..],
gerechtsdeurwaarder te [..],
gemachtigde: [..],
beklaagden.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 7 juni 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 15 augustus 2023, heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 op de klacht gereageerd. Bij verweerschrift, ingekomen op 29 november 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 op de klacht gereageerd.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 mei 2024 alwaar de gemachtigde van klager, gerechtsdeurwaarder sub 1 en zijn gemachtigde en de gemachtigde van gerechtsdeurwaarder sub 2 zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 15 juli 2024.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- In december 2017 heeft het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 2 de opdracht gekregen om een restschuld bij de verkoop van een woning bij klager te incasseren. De opdrachtgever heeft daartoe een notariële hypotheekakte en resumé overgelegd waaruit de vordering zou blijken.
- Op 22 februari 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 aan gerechtsdeurwaarder sub 1 verzocht beslag onder de werkgever van klager te leggen.
- Op 27 februari 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 executoriaal derdenbeslag onder de werkgever van klager gelegd.
- Op 13 maart 2023 heeft klager zich beroepen op verjaring van de vordering.
- Hierop heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 de opdrachtgever verzocht om de volledige correspondentie in het dossier, zodat het beroep op verjaring kon worden beoordeeld. Op 4 april 2023 is een rappel naar de opdrachtgever verzonden.
- Bij e-mail van 4 april 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 de gemachtigde van klager bericht dat hij in afwachting is van stukken van zijn opdrachtgever.
- Op 21 april 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 enkele stukken ontvangen van de opdrachtgever, maar niet de stukken om het beroep van verjaring te kunnen toetsen. De gerechtsdeurwaarder heeft de ontvangen stukken doorgestuurd naar de gemachtigde van klager, met de mededeling dat het gelegde beslag tot nader bericht zal worden opgeschort.
- Tussen 26 april en 1 mei 2023 hebben de gemachtigde van klager en gerechtsdeurwaarder sub 2 gecorrespondeerd over de (on)geldigheid van de titel.
- Op 2 mei 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het bericht van zijn opdrachtgever ontvangen dat er geen stuitinghandelingen zijn verricht tussen 2012 en 2017, zodat de vordering inderdaad is verjaard. Per die datum heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het beslag opgeheven. Hiervan is de gemachtigde van klager op de hoogte gesteld.
2. De klacht
Klager beklaagt zich samengevat over het volgende:
a: de gerechtsdeurwaarders hadden redelijkerwijs kunnen weten dat aan de grosse van een authentieke (hypotheek)akte slechts executoriale kracht toekomt met betrekking tot op het tijdstip van verlijden van de akte reeds bestaande en in de akte omschreven vorderingen. Aan de grosse van een authentieke akte komt (in beginsel) geen executoriale kracht toe met betrekking tot restschulden;
b: de gerechtsdeurwaarders hebben het beslag laten doorlopen nadat klager de verjaring van de vordering had ingeroepen. Aan het verzoek van klager om de gelden te restitueren is niet voldaan;
c: nadat klager bij bericht van 13 maart 2023 melding heeft gemaakt dat de vordering niet tijdig is gestuit, volgde pas op 4 april 2023 een bericht dat de melding van klager is doorgezonden aan de opdrachtgever.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klager heeft zijn klacht gericht tegen de met naam genoemde gerechtsdeurwaarder sub 1 en het gerechtsdeurwaarderskantoor van gerechtsdeurwaarder sub 2. Op grond van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dienen klachten die zijn gericht tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder te worden afgehandeld als zijnde tegen hem gericht. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweerschrift van 15 augustus 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
4.2 Gebleken is dat gerechtsdeurwaarder sub 1 in opdracht van gerechtsdeurwaarder sub 2 loonbeslag heeft gelegd onder de werkgever van klager. Nu niet is geklaagd over de wijze van het leggen van het beslag, of anderszins over de werkwijze van deze gerechtsdeurwaarder zal de klacht tegen hem ongegrond worden verklaard.
4.3 De kamer stelt vast dat de inhoudelijke klacht is gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2.
4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel a wordt het volgende overwogen. In overeenstemming met vaste jurisprudentie over de ministerieplicht hoeft een gerechtsdeurwaarder slechts marginaal te toetsen of de verstrekte titel voldoende grond biedt voor executie. Een diepgravend onderzoek naar de juistheid van die titel wordt van een gerechtsdeurwaarder niet verlangd. Het ligt op de weg van de persoon ten wiens laste de executie plaatsvindt, zo nodig de rechtmatigheid van een executoriale titel in een executiegeschil door de executierechter te laten toetsen. Hieruit volgt de conclusie dat de kamer niet bevoegd is een inhoudelijk oordeel te geven of op grond van de inhoud van de notariële akte beslag mocht worden gelegd. De kamer kan slechts beoordelen of de gerechtsdeurwaarder op grond van de marginale toetsing beslag had mogen leggen. In dit geval beantwoordt de kamer die vraag positief.
4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b wordt overwogen dat de gerechtsdeurwaarder naar aanleiding van het bericht van de zijde van klager dat de vordering is verjaard op 21 april 2023 het beslag heeft opgeschort en op 2 mei 2023 het beslag heeft beëindigd, toen bleek dat de vordering inderdaad was verjaard. De reeds ontvangen betalingen zijn -na discussie daarover- terugbetaald. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder hierbij tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
4.6 Met klager moet ten aanzien van klachtonderdeel c worden geoordeeld dat de beantwoording op 4 april 2023 door de gerechtsdeurwaarder van de e-mail van 13 maart 2023, waarbij klager zich beroept op verjaring van de vordering, te lang heeft geduurd, te weten ruim drie weken. Op grond van vaste jurisprudentie dient een gerechtsdeurwaarder vragen met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn te beantwoorden. Deze termijn bedraagt, uitzonderingen daargelaten, twee weken. Dit onderdeel van de klacht is daarom terecht voorgesteld. Er bestaat in dat licht aanleiding de maatregel van waarschuwing op te leggen.
4.7 Bij deze stand van zaken ziet de kamer geen aanleiding om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de kosten van de procedure. Omdat de klacht deels gegrond is, dient de gerechtsdeurwaarder wel aan klager het betaalde griffierecht te vergoeden, alsmede de door klager gemaakte (forfaitair vast te stellen) kosten. Voor klager worden die begroot op een forfaitair bedrag van kosten van verleende rechtsbijstand ad € 300 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 150).
4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel c gegrond;
- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
- legt aan de gerechtsdeurwaarder sub 2 de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt gerechtsdeurwaarder sub 2 in de proceskosten van klager, te begroten op € 300, te betalen nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder sub 2 tot betaling aan klager van het door hem betaalde griffierecht van € 50, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. O.J. Boeder, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juli 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.