Zoekresultaten 11-20 van de 20190 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:67 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-082/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de bijstand van de eigen advocaat in een geschil met de netbeheerder kennelijk ongegrond. De voorzitter kan zich voorstellen dat klaagster op een ander advies had gehoopt, maar verweerder heeft in zijn advisering en sluiting van het dossier correct gehandeld.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:77 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-707/AL/GLD

    Raadsbeslissing. Verweerster heeft niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt door het procesdossier in de artikel 12-procedure tegen de instructie van het gerechtshof in aan haar cliënte te verstrekken. De aard en ernst daarvan rechtvaardigen de oplegging van een maatregel. Naast de omstandigheden van deze klachtzaak wordt rekening gehouden met het signaal dat van deze klachtzaak uitgaat naar de beroepsgroep. Ook wordt er rekening mee gehouden dat verweerster zich schuldbewust opstelt en dat zij openstaat voor een mediationgesprek bij de Orde van Advocaten. Verder weegt mee dat niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel aan verweerster is opgelegd. Al met al wordt aanleiding gezien om in dit geval te volstaan met het opleggen van een waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:78 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-551/AL/MN

    Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. Verzetgronden slagen niet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klachtonderdelen de juiste maatstaf toegepast. Ook heeft de voorzitter rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval zoals die in het klachtdossier zijn vermeld. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:49 Raad van Discipline Amsterdam 24-075/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van bestuurder van een bedrijf deels kennelijk niet-ontvankelijk vanwege ne bis in idem, en deels kennelijk ongegrond nu niet is gebleken dat verweerder met zijn handelen het vertrouwen in de advocaat zou hebben geschaad.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:50 Raad van Discipline Amsterdam 23-895/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij ongegrond. Er is niet gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Hoewel het de voorkeur had verdiend indien verweerder, overeenkomstig gedragsregel 6, klaagster eerst telefonisch of schriftelijk in kennis had gesteld van zijn voornemen een procedure aanhangig te maken, is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder in de gegeven omstandigheden geen sprake.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:51 Raad van Discipline Amsterdam 23-526/A/NH

    Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:52 Raad van Discipline Amsterdam 23-868/A/A

    Klacht tegen voormalig eigen advocaat. Verweerster wordt verweten dat zij zonder deugdelijke argumentatie de bijstand als advocaat heeft gestaakt, dat zij op laakbare en onprofessionele wijze verantwoording heeft genomen voor haar handelen, dat er door verweerster geen regie en sturing is geweest en dat verweerster een aanzienlijk bedrag heeft gedeclareerd zonder dat er een resultaat was behaald. De raad verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:53 Raad van Discipline Amsterdam 23-578/A/A

    Klacht tegen voormalig eigen advocaat, alsmede klacht van de nieuwe advocaat tegen de voormalig advocaat. Verweerder wordt door klagers verweten dat hij pas na tussenkomst van de deken het volledige dossier aan de nieuwe advocaat van klager heeft verstrekt, alsmede pas na tussenkomst van de deken heeft gemeld bij wie hij voor beroepsaansprakelijkheid is verzekerd. Daarnaast wordt verweerder verweten dat hij in 2014 heeft aangedrongen op betaling in contant geld en dat hij niet zo spoedig als mogelijk heeft voldaan aan de veroordeling door de raad in een eerdere procedure tot betaling van het griffierecht en aan de veroordeling door het hof van discipline tot betaling van de reiskosten. Ten slotte wordt verweerder verweten dat hij zich onnodig beledigend heeft uitgelaten jegens de nieuwe advocaat van klager. Het klachtonderdeel inzake de betaling van contant geld is niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding. De andere klachtonderdelen zijn gegrond. De maatregel van een berisping wordt opgelegd.  

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:47 Raad van Discipline Amsterdam 23-705/A/A/D

    Dekenbezwaar; Aan de strafrechtadvocaat van de verdachte aan wie in het belang van het onderzoek beperkingen zijn opgelegd, komt het bijzondere privilege van vrije toegang tot de verdachte toe. Dit bijzondere privilege brengt de verantwoordelijkheid mee dat in geval van beperkingen ook de advocaat zich hieraan dient te houden. De raad is van oordeel dat op basis van de van het OM verkregen Encrochat-berichten in combinatie met de mastlocatiegegevens met voldoende zekerheid valt vast te stellen dat verweerder de aan zijn cliënt opgelegde beperkingen heeft geschonden door met derden zaaksinhoudelijke informatie over de strafzaak te delen waarin hij de verdachte bijstond. Door de beperkingen van zijn cliënt te schenden heeft verweerder de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen en de kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit overtreden en daarmee het vertrouwen in de advocatuur ernstig geschaad. Dit wordt verweerder zwaar aangerekend. Ondanks de feiten kan de raad echter niet volledig uitsluiten dat verweerder onbedoeld meer informatie heeft verstrekt aan derden dan hij gelet op de beperkingen van zijn cliënt mocht verstrekken. Verder heeft verweerder weliswaar een ernstige antecedentenlijst, maar is hij op dit gebied een ‘first offender’ en is hij niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld voor het schenden van beperkingen. De raad acht - dit alles afwegend - een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes weken passend en geboden.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:54 Raad van Discipline Amsterdam 23-814/A/A

    Klaagster heeft in 2020 een vaststellingsovereenkomst (VSO) gesloten met verweerster. Verweerster is nadien door een voormalig cliënt verzocht om op grond van de AVG inzage te geven in diens persoonsgegevens. Verweerster heeft daaraan voldaan. Klaagster stelt dat verweerster met die handeling de VSO heeft geschonden, alsmede jegens klaagster in strijd met de AVG heeft gehandeld. De raad verklaart de klacht ongegrond. De vraag of verweerster de VSO heeft geschonden dient klaagster aan de civiele rechter voor te leggen. Ook de vraag of verweerster in strijd met de AVG heeft gehandeld hoort niet thuis bij de tuchtrechter.