ECLI:NL:TADRSGR:2025:125 Raad van Discipline 's-Gravenhage 25-278/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2025:125 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-07-2025 |
Datum publicatie: | 02-07-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-278/DH/DH |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klager heeft geen eigen, rechtstreeks betrokken belang bij zijn klacht of verweerster als advocaat van de wederpartij misbruik maakt van het toevoegingenstelsel. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van
2 juli 2025
in de zaak 25-278/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 23 april 2025 met kenmerk K064 2025, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventaris genoemde bijlagen.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft in diverse echtscheidingsprocedures op toevoegingsbasis
opgetreden voor de ex-partner van klager.
1.2 Op 20 maart 2025 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, door (mogelijk)
misbruik te maken van het aanvragen van toevoegingen.
3 VERWEER
3.1 Verweerster verzoekt de raad om klager niet-ontvankelijk te verklaren nu
hij geen rechtstreeks belang heeft bij de klacht. Ook verzoekt zij om de klacht als
misbruik van recht aan te merken om een weg te openen naar een mogelijke civielrechtelijke
aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad, omdat zij vele uren kostbare tijd
kwijt is geraakt aan deze tuchtklacht.
4 BEOORDELING
Beoordeling
4.1 Alleen de persoon of de rechtspersoon die door het handelen of nalaten van
een advocaat direct in zijn belang wordt of kan worden getroffen, heeft het recht
om hierover een klacht in te dienen. Dit staat in de Advocatenwet. Als het in het
algemeen belang is dat er een tuchtprocedure komt, dan heeft de deken het recht om
te klagen.
4.2 De vraag of verweerder al dan niet misbruik maakt van het toevoegingenstelsel
is geen onderwerp waarbij klager een eigen, rechtstreeks betrokken belang heeft. Dat
geldt slechts voor degenen namens wie de toevoeging wordt aangevraagd of de Raad voor
Rechtsbijstand als verlener van de toevoeging. Ook kan de deken daarover in het algemeen
belang klagen. Klager kan dat niet (vergelijk RvD Amsterdam 3 maart 2025, ECLI:NL:TADRAMS:2025:44).
De klacht is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Misbruik van recht?
4.3 De voorzitter ziet onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat sprake
is van misbruik van recht. Een klager mag zijn klacht voorleggen aan de tuchtrechter,
ook als deze in de visie van de deken niet kansrijk is. Dat het betaalde griffierecht
volgens verweerster in verhouding tot klagers inkomen verwaarloosbaar is en hij geen
risico op een proceskostenveroordeling loopt, zijn omstandigheden die voortvloeien
uit de keuze van de wetgever om het tuchtrecht laagdrempelig te maken. Dat verweerster
vele uren heeft besteed aan het reageren op de klacht vormt ook op zichzelf onvoldoende
om aan de hoge eisen van misbruik van recht te komen.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet,
kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. H.F.R. van Heemstra, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 2 juli 2025