ECLI:NL:TADRSGR:2025:124 Raad van Discipline 's-Gravenhage 25-237/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2025:124 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-06-2025 |
Datum publicatie: | 02-07-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-237/DH/RO |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtelijke procedure. Verwijt over nodeloos procederen treft geen doel. Verweerster mocht namens haar cliënte verweer voeren op de door klager geïnitieerde procedures. Onvoldoende onderbouwd dat gedragsregel 8 is geschonden. Klacht kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van
11 juni 2025
in de zaak 25-237/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen
van de e-mail van 9 april 2025 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Rotterdam (hierna: de deken) met kenmerk R 2025/040 en van de op de inventarislijst
genoemde bijlagen 1 tot en met 16. De voorzitter heeft verder kennisgenomen van de
e-mail en de daarin vermelde bijlagen van 30 april 2025 van klager.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is gescheiden. Klager en zijn ex-echtgenote (hierna: de vrouw) hebben
een zoon die in 2018 is geboren. Verweerster heeft de vrouw bijgestaan in procedures
over de echtscheiding en de zorg voor hun zoon.
1.2 Bij beschikking van 21 november 2023 heeft de rechtbank Midden-Nederland
de echtscheiding uitgesproken en een ouderschapsplan vastgesteld. Klager heeft hoger
beroep ingesteld tegen deze beschikking. Op 3 april 2024 heeft verweerster namens
de vrouw een verweerschrift, tevens een incidenteel appel, ingediend bij het Gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
1.3 Bij beschikking van 13 augustus 2024 heeft het gerechtshof de beschikking
van de rechtbank bekrachtigd.
1.4 Klager heeft vervolgens op 13 december 2024 bij de rechtbank Midden-Nederland
een verzoek ingediend tot wijziging van de kinderalimentatie. Op 11 februari 2025
heeft verweerster namens de vrouw bij de rechtbank een verweerschrift ingediend. Het
verweerschrift bevat ook een voorwaardelijk zelfstandig verzoek van de vrouw tot wijziging
van het ouderschapsplan.
1.5 Op 14 februari 2025 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerster het volgende.
a) Schending van de norm van effectieve procesvoering
In het verweerschrift van 11 februari 2025 worden argumenten herhaald die al expliciet
zijn verworpen door het gerechtshof in de beschikking van 13 augustus 2024. Volgens
vaste jurisprudentie en de beginselen van behoorlijke procesvoering mag een advocaat
geen misbruik maken van procesrecht door ongefundeerd of herhaaldelijk reeds verworpen
standpunten in te nemen. Dit kan leiden tot onnodige vertraging en belasting van de
rechterlijke macht.
b) Schending van Gedragsregels voor advocaten
Gedragsregel 8: Een advocaat dient te handelen als een redelijk handelend en bekwaam
advocaat. Door het herhalen van reeds verworpen argumenten handelt verweerster niet
in lijn met deze norm en draagt zij niet bij aan een efficiënte en eerlijke rechtsgang.
Gedragsregel 30: Een advocaat mag geen nodeloze of zinloze procedures voeren. Het
herhaaldelijk benoemen van dezelfde argumenten zonder nieuwe feiten of omstandigheden
lijkt enkel te zijn gericht op vertraging en complicatie van de procedure.
c) Misleidende processtrategie
De herhaling van eerder verworpen argumenten kan erop duiden dat de advocaat probeert
de rechter op een dwaalspoor te brengen en alsnog een ander oordeel te verkrijgen
zonder juridische grondslag. Dit is niet alleen onethisch, maar ook in strijd met
de integriteit en eerlijkheid die van een advocaat wordt verwacht.
2.2 De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden
hierna, voor zover van belang, besproken.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle
advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen
cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang
van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen
van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen
zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten
niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel
van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is.
Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie
te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het
voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij
aan de wederpartij toebrengen.
4.2 Verder geldt dat in familierechtkwesties de advocaat ervoor moet waken dat
de verhoudingen tussen partijen niet escaleren. Van de advocaat mag een zekere terughoudendheid
worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die deze naar verwachting
als kwetsend zal ervaren, en in het starten van procedures. De advocaat moet daarbij
in iedere zaak afwegen:
– het belang van zijn cliënt bij het voeren van de procedure,
– het belang van de wederpartij én dat van de kinderen bij het voorkomen daarvan,
– het verloop van het geschil tot dan toe en
– de kans op succes van de procedure.
Beoordeling
4.3 De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond en de voorzitter licht
dat als volgt toe.
4.4 Klager en de vrouw hebben geprocedeerd over, kort en zakelijk weergegeven,
hun echtscheiding en de omgang met en verzorging van hun zoon. Het was klager die
(tevergeefs) beroep heeft ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. Het was
vervolgens ook klager die een nieuwe procedure is gestart. Het verwijt van klager
dat verweerster nodeloos procedeert treft onder deze omstandigheden dus ook geen doel.
Verweerster mocht namens de vrouw verweer voeren, een standpunt innemen in de door
klager geïnitieerde procedures en zelfstandige verzoeken indienen, al dan niet voorwaardelijk.
Dat valt haar niet tuchtrechtelijk te verwijten, want dit behoort tot haar taak als
advocaat.
4.5 De stelling dat verweerster standpunten inneemt waarover al is besloten treft
in de context van twee door klager ingestelde procedures geen doel. De voorzitter
neemt hierbij in aanmerking dat het in de drie zaken in de kern om hetzelfde ging,
namelijk de omgang met en de zorg voor de zoon van klager en de vrouw. Het herhalen
van een eerder gevoerd verweer en een eerder ingenomen standpunt levert dan ook geen
misbruik van recht op. Als klager het daar niet mee eens was, kon hij dat in de betreffende
procedures inhoudelijk bestrijden.
4.6 Klager verwijst naar gedragsregels 8 en 30. De huidige gedragsregel 8 en
de oude gedragsregel 30 zien erop dat een advocaat geen onjuiste informatie mag verstrekken.
Voor zover klager beoogt te stellen dat verweerster namens de vrouw standpunten heeft
ingenomen waarvan zij wist dat deze onjuist waren met, bovendien, uitsluitend het
benadelen van klager als doel geldt dat klager deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd.
Hetzelfde geldt voor het verwijt dat verweerster zich bedient van een misleidende
processtrategie.
4.7 Klager verwijt verweerster tot slot dat zij op 11 februari 2025 namens de
vrouw een zelfstandig verzoek heeft ingediend over een onderwerp waarover al was beslist
terwijl er geen sprake was van nieuwe omstandigheden. De voorzitter stelt vast dat
het zelfstandige verzoek van de vrouw is ingediend onder de voorwaarde dat het verzoek
van klager tot wijziging van de kinderalimentatie wordt toegewezen. Verweerster heeft
de vrijheid om dit (voorwaardelijke) verzoek te doen ter behartiging van de belangen
van haar cliënte. Het verwijt dat klager haar op dit punt maakt, treft geen doel.
Het was verder aan klager om op zijn beurt verweer te voeren tegen het zelfstandige
verzoek van de vrouw en aan de rechtbank om erover te oordelen.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 12 juni 2025