ECLI:NL:TADRAMS:2025:114 Raad van Discipline Amsterdam 25-330/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:114
Datum uitspraak: 30-06-2025
Datum publicatie: 03-07-2025
Zaaknummer(s): 25-330/A/NH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht van een derde. Anders dan klager heeft betoogd, heeft verweerster niet specifieke gegevens over klager opgevraagd bij de gemeente. Verweerster heeft in verband met het entameren van een procedure opgevraagd welke personen op een bepaald adres stonden ingeschreven en vanaf wanneer dat het geval was. Verweerster ontving hierop onder meer de gegevens van klager. Hoewel het vervelend is dat klager verweersters handelwijze heeft ervaren als privacy schending, betekent dat niet dat verweerster de grenzen van het betamelijke heeft overschreden.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 30 juni 2025 in de zaak 25-330/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 15 mei 2025 met kenmerk re/ss/2393462, door de raad ontvangen op 15 mei 2025, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klager van 31 mei 2025 met nagezonden stukken.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerster staat een cliënt bij in een juridisch geschil met de medehuurster/buurvrouw van klager.
1.2 Op 27 december 2023 heeft verweerster in verband met het entameren van een gerechtelijke procedure bij een gemeente (hierna: de gemeente) uittreksels opgevraagd uit de Basisregistratie Personen (BRP) van de personen die op dat moment ingeschreven stonden op een adres in die gemeente met vermelding van naam en datum van inschrijving op dat adres. Onder meer klager stond ingeschreven op dat adres.
1.3 Op 20 november 2024 heeft klager bij de gemeente een verzoek gedaan om inzage in zijn persoonsgegevens. Hierop heeft de gemeente klager bij brief van 25 november 2024 geïnformeerd dat verweerster (onder meer) zijn gegevens had opgevraagd.
1.4 Op 3 december 2024 heeft klager verweerster hierop aangesproken. Verweerster heeft klager in antwoord hierop bij brief van 5 december 2024 het volgende geschreven, voor zover relevant:
“U geeft aan dat ik zonder uw medeweten en toestemming persoonsgegevens van u heb opgevraagd uit het BRP van de gemeente (…). Uw stelling bestrijd en betwist ik uitdrukkelijk: ik heb in verband met het entameren van een gerechtelijke procedure informatie bij de gemeente opgevraagd over personen die staan ingeschreven in het brp van de [adres] te [gemeente]. Toestemming van u heb ik hiervoor niet nodig.
Uw onterechte beschuldiging dat ik misbruik heb gemaakt van mijn positie bestrijd en betwist ik dan ook uitdrukkelijk. Zoals u behoort te weten kan een advocaat indien sprake is van het entameren van een gerechtelijke procedure gegevens opvragen bij de gemeente. Het is aan de gemeente om een dergelijk verzoek van een advocaat te toetsen. Ik ga ervan uit dat de gemeente mijn verzoek positief getoetst heeft, immers zij heeft de verzochte informatie verstrekt.”
1.5 Op 7 december 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt door zonder toestemming of medeweten van klager gegevens over klager uit de Basisregistratie Personen (BRP) op te vragen en deze onrechtmatig te gebruiken als bewijs in een procedure waarin klager geen procespartij is. Hiermee heeft verweerster, aldus klager, tevens inbreuk gemaakt op zijn privacy en mogelijk een strafbaar feit begaan. Klager vindt dat verweerster de gerechtelijke procedure moet intrekken. Klager verwijst ter onderbouwing van zijn klacht naar een beslissing van het Hof van Discipline van 23 maart 2015, ECLI:NL:TAHVD:2015:96.

3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Zo mogen advocaten bijvoorbeeld de belangen van een betrokkene niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
4.2 Naar het oordeel van de voorzitter slaagt de klacht niet. Anders dan klager heeft betoogd, heeft verweerster niet specifieke gegevens over klager opgevraagd bij de gemeente. Verweerster heeft in verband met het entameren van een procedure opgevraagd welke personen op een bepaald adres stonden ingeschreven en vanaf wanneer dat het geval was. Verweerster ontving hierop onder meer de gegevens van klager. Zoals verweerster bij brief van 3 december 2024 aan klager heeft bericht, kan een advocaat ten behoeve van het starten van een gerechtelijke procedure gegevens opvragen bij de gemeente. Verweerster heeft toereikend toegelicht dat zij de gegevens nodig had, omdat op haar cliënt de bewijslast rustte om aan te tonen dat zijn voormalig echtgenote op het bewuste adres stond ingeschreven, het adres waarop ook klager stond ingeschreven. Het is aan de gemeente om een dergelijk verzoek van een advocaat te toetsen. De gemeente heeft positief op het verzoek beslist en verweerster de verzochte gegevens verstrekt. De gemeente heeft klager bij brief van 20 november 2024 uitgelegd wat de grondslag was voor het verstrekken van deze gegevens.
4.3 De voorzitter is van oordeel dat verweerster als partijdig belangenbehartiger in het belang van haar cliënt heeft gehandeld, zonder daarbij klagers belangen nodeloos te schaden. Hoewel het vervelend is dat klager verweersters handelwijze heeft ervaren als privacy schending, betekent dat niet dat verweerster de grenzen van het betamelijke heeft overschreden. Dat klager en zijn medehuurster gescheiden huurcontracten hebben, maakt dit niet anders. Ook anderszins is niet gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster. De voorzitter ziet niet op welke grond verweerster gehoor zou moeten geven aan het verzoek van klager om de procedure in te trekken. Voor zover klager heeft verwezen naar de beslissing van het Hof van Discipline (zie rov. 2.1) geldt dat die beslissing een geheel andere situatie betreft, zodat een vergelijking met de voorliggende beslissing niet opgaat.
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2025.


Griffier Voorzitter

Verzonden op: 30 juni 2025