Zoekresultaten 411-420 van de 673 resultaten
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:160 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-415/DB/ZWB
- Datum publicatie: 18-11-2024
- Datum uitspraak: 18-11-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:160
Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Niet gebleken dat verweerder klagers zaak niet voortvarend heeft behandeld, dat verweerder de afspraken niet is nagekomen en dat hij slecht bereikbaar was. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:161 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-345/DB/ZWB
- Datum publicatie: 18-11-2024
- Datum uitspraak: 18-11-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:161
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak. De raad is van oordeel dat verweerster in de randnummers 9, 18 en 126 van het verweerschrift van 6 november 2023 geen onnodig grievende uitlatingen heeft gedaan. Met het in het geding brengen van een brief van de psycholoog van de vrouw waarin uitlatingen staan over klager, terwijl de psycholoog klager nooit heeft gesproken, heeft verweerster naar het oordeel van de raad wel tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Naar het oordeel van de raad zijn de in de brief gebezigde kwalificaties van de persoon en het gedrag van klager grievend voor klager en heeft verweerster niet, ook niet desgevraagd ter zitting, voldoende kunnen onderbouwen waarom het in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte nodig was om deze brief in het geding te brengen. Deels gegrond, deels ongegrond. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:162 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-481/DB/GLD
- Datum publicatie: 18-11-2024
- Datum uitspraak: 18-11-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:162
Raadsbeslissing. Verzet gegrond omdat de voorzitter tot kennelijke onbevoegdheid had moeten beslissen. De raad verklaart de raad onbevoegd.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:163 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-480/DB/OV
- Datum publicatie: 18-11-2024
- Datum uitspraak: 18-11-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:163
Raadsbeslissing. Verzet gegrond omdat de voorzitter tot kennelijke onbevoegdheid had moeten beslissen. De raad verklaart de raad onbevoegd.
-
ECLI:NL:TACAKN:2024:68 Accountantskamer Zwolle 24/2083 Wtra AK
- Datum publicatie: 18-11-2024
- Datum uitspraak: 15-11-2024
- ECLI:NL:TACAKN:2024:68
Ongegronde klacht. Klager en zijn (ex-)vrouw hebben een conflict over de financiële afwikkeling van hun echtscheiding, meer in het bijzonder over de waarde van een BV waarvan zij allebei voor 50% aandeelhouder zijn. De vrouw is bestuurder van de BV en heeft betrokkene gevraagd om (onder andere) een samenstellingsopdracht voor de BV aan te nemen. Betrokkene heeft deze opdracht aanvaard. Klagers verwijten betrokkene onder andere dat hij voor de aanvaarding van de opdracht geen collegiaal overleg heeft gevoerd met de voorgaande accountant van de BV om te onderzoeken of er gronden waren die tot afwijzing van de opdracht hadden moeten leiden. Volgens klagers had betrokkene zorgen moeten hebben over de integriteit van de vrouw, omdat zij hem financieel zou hebben benadeeld. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene wel heeft voldaan aan de verplichting op grond van artikel 15a lid 1 VGBA om voor aanvaarding van de samenstellingsopdracht collegiaal overleg te voeren. Hij heeft (mede) op basis van dit collegiaal overleg kunnen concluderen dat er ten aanzien van de vrouw geen integriteitskwesties waren die aan aanvaarding van de opdracht in de weg stonden. De overige door klagers aangevoerde klachtonderdelen zijn ook ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:193 Raad van Discipline Amsterdam 24-356/A/A/D
- Datum publicatie: 15-11-2024
- Datum uitspraak: 11-11-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:193
Dekenbezwaar. De deken verwijt verweerster dat zij herhaaldelijk niet of niet tijdig voldoet aan verzoeken van de deken om inlichtingen en dat verweerster met die opstelling de deken op onaanvaardbare wijze belemmert in haar toezichthoudende taak. Daarnaast wordt verweerster verweten dat zij tweemaal op een zitting van de raad inzake een tegen haar gericht 60b-verzoek, in strijd met de waarheid heeft verklaard. Voor het verwijt inzake het belemmeren van de deken in haar toezichthoudende taak is verweerster reeds op grond van het 60b-verzoek van de deken op 9 september 2024 door de raad voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van haar praktijk (de zaak met nummer 24-459/A/A). In de onderhavige zaak erkent verweerster dat zij met haar handelen en nalaten de deken in haar toezichthoudende taak belemmert. Dit bezwaaronderdeel wordt reeds daarom gegrond verklaard. Daarnaast stelt de raad vast dat verweerster, anders dan zij had verklaard, inderdaad zonder bericht afwezig is geweest bij een getuigenverhoor en dat zij tevens in strijd met de waarheid heeft verklaard dat zij al haar strafzaken had overgedragen aan een andere advocaat. Verweerster heeft zich nog beroepen op verdrietige persoonlijke omstandigheden, welke door de raad wel worden gezien maar naar het oordeel van de raad geen rechtvaardiging vormen voor het handelen van verweerster. Aan verweerster wordt daarom als maatregel een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van haar praktijk van zes weken opgelegd, welke ingaat nadat de schorsing op grond van het 60b-verzoek is geëindigd.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:194 Raad van Discipline Amsterdam 24-261/A/A
- Datum publicatie: 15-11-2024
- Datum uitspraak: 11-11-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:194
Raadsbeslissing; klacht tegen eigen advocaat. Klaagster stelt onder meer dat verweerster in een strafzaak een ondermaats verweer heeft gevoerd, dat verweerster haar ten onrechte heeft geadviseerd om niet op de zitting van de strafzaak aanwezig te zijn en dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de verdediging van klaagster neer te leggen. Klaagster wordt daarin niet gevolgd. Uit de overgelegde stukken blijkt namelijk dat klaagster steeds heeft ingestemd met de in de strafzaak te volgen strategie, dat klaagster er uiteindelijk zelf voor heeft gekozen om niet op zitting aanwezig te zijn en dat verweerster de verdediging van klaagster pas heeft beëindigd nadat verweerster hoger beroep had ingesteld en dat verweerster klaagster er op heeft gewezen welke termijn er nog was voor het indienen van onderzoekwensen in het hoger beroep. De klacht wordt in al haar onderdelen ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:182 Raad van Discipline Amsterdam 24-311/A/A
- Datum publicatie: 15-11-2024
- Datum uitspraak: 28-10-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:182
Raadsbeslissing; Klager is niet-ontvankelijk in zijn verzet. Klacht te laat ingediend
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:195 Raad van Discipline Amsterdam 24-480/A/A
- Datum publicatie: 15-11-2024
- Datum uitspraak: 04-11-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:195
Raadsbeslissing; klacht over de kwaliteit van dienstverlening. De klacht heeft betrekking op de voortvarendheid van verweersters werk. De klacht is op één klachtonderdeel gegrond verklaard. Verweerster had de pleitnota zo kort voor de zitting aan klagers toegezonden dat de inhoud ervan niet meer besproken kon worden. Verweerster heeft meteen erkend dat dit niet goed is gegaan. De raad weegt dit mee in zijn oordeel. Ook heeft verweerster ter zitting aandacht gevraagd voor de werkdruk in de sociale advocatuur. En hoewel deze werkdruk niet ten koste van de cliënt mag gaan, heeft de raad wel begrip voor de druk waaronder verweerster als sociaal advocate klaarblijkelijk staat. Alles overwegende en in aanmerking nemende dat verweerster een schoon tuchtrechtelijk verleden heeft, ziet de raad aanleiding om af te zien van het opleggen van een maatregel.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:239 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6825
- Datum publicatie: 15-11-2024
- Datum uitspraak: 15-11-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:239
Kennelijk ongegronde klacht tegen een cardioloog. Klager is vanwege een hartinfarct opgenomen geweest in het ziekenhuis waar verweerder als cardioloog werkzaam was. Klager verwijt de cardioloog dat deze hem niet direct heeft doorverwezen voor een dotterbehandeling, maar heeft gekozen voor een behandeling met medicijnen. Het college overweegt dat het hartinfarct waarmee klager zich op de SEH presenteerde al langer dan 24 uur geleden was doorgemaakt. Dit valt af te leiden uit het dossier. Een dotterprocedure is dan niet meer zinvol. Verweerder heeft in overleg met zijn collega en het hartteam zijn behandeling bepaald en klager ook nog verwezen voor een second opinion. Het college is van oordeel dat de behandeling die klager van verweerder heeft gekregen zorgvuldig is geweest en in overeenstemming met de geldende richtlijnen. De klacht is kennelijk ongegrond.