ECLI:NL:TNORARL:2025:15 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/435161 / KL RK 24-54
ECLI: | ECLI:NL:TNORARL:2025:15 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-02-2025 |
Datum publicatie: | 02-05-2025 |
Zaaknummer(s): | C/05/435161 / KL RK 24-54 |
Onderwerp: | Overig, subonderwerp: Overig |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Bij één klachtonderdeel heeft klaagster geen redelijk belang, zodat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het andere klachtonderdeel is ongegrond, omdat de e-mails die de notaris aan haar heeft verzonden niet als bedreigend kunnen worden gekwalificeerd. Bovendien is de frustratie van de notaris over de gang van zaken met betrekking tot een dreigende blokkade van zijn derdengeldenrekening begrijpelijk. Om deze blokkade te voorkomen had de notaris de medewerking van klaagster nodig, nu zij de waarnemer was op het protocol van de oud-notaris waarmee de notaris in een maatschap zat. De derdengeldenrekening werd zowel door de notaris als de oud-notaris gebruikt en diende gesplitst te worden. |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN
Kenmerk: C/05/435161 / KL RK 24-54
beslissing van de kamer voor het notariaat
op de klacht van
[naam klaagster],
[vestigingsplaats klaagster],
klaagster
gemachtigde: [naam gemachtigde klaagster]
tegen
[naam notaris],
[vestigingsplaats notaris].
Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit
- de klacht, met bijlagen, van 25 april 2024;
- het verweer van 10 juni 2024;
- het aanvullende verweer, met bijlagen, van 30 december 2024;
- de op 3 januari 2025 ingekomen producties van de gemachtigde van klaagster
1.2 De klachtzaak is ter zitting van 17 januari 2024 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster en haar gemachtigde enerzijds en de notaris anderzijds.
2. De feiten
2.1 Klaagster is op 1 november 2023 benoemd tot opvolgend zware waarnemer in het protocol van [oud-notaris], destijds notaris te [vestigingsplaats oud-notaris]. [Oud-notaris] vormde eerder samen met de notaris een maatschap. Het protocol van [oud-notaris] is inmiddels aan klaagster toegewezen.
2.2 Op 23 april 2024 heeft de notaris een e-mail verzonden aan de [bank] in verband met een wijziging in de tenaamstelling van een derdengeldenrekening bij die bank. Klaagster stond in de cc van deze e-mail en zij heeft deze e-mail dus ook van de notaris ontvangen. In deze e-mail stond het volgende opgenomen.
“Geachte heer, mevrouw,
Bijgaand zend ik u opnieuw (!) de gevraagde informatie naar aanleiding van de brief van de
[bank] van 22 april 2024. Deze brief is voor de volledigheid als bijlage bijgesloten.
De bank dreigt mijn Derdengelden rekening bij de [bank] per 29 april te blokkeren.
Zie ook de onderstaande email-correspondentie met de heer [medewerker bank] van de [bank] en
de email-correspondentie van het BFT, de heer [medewerker BFT] (het Bureau Financieel Toezicht,
aan wie ik een cc van deze email zend).
De vraag van de [bank] is welke entiteit de rechten toekomen van de zakelijke
Derdengeldenrekening welke onder de handelsnaam [handelsnaam] thans worden
aangehouden bij de [bank].
Het juiste antwoord is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam notariskantoor notaris] Ik heb daarvan voor de [bank] een recent uittreksel bij gesloten, zie bijlage 2.
Het betreft [bankrekeningnummer] ten name van [handelsnaam]
(de handelsnaam van mijn besloten vennootschap [naam notariskantoor notaris]).
Het is voor mij als notaris essentieel dat ik ook na 29 april 2024 kan blijven beschikken over
mijn Derdengelden rekening bij de [bank], alsook mijn kantoorrekening bij de [bank]
. Behoeft dat voor de bank nog uitleg?
ik stel u bij deze aansprakelijk voor alle door mij te lijden schade in welke vorm dan ook,
indien en voorzover de bank — zonder verder overleg met mij, notaris [naam notaris] — zou
besluiten tot blokkering van mijn Derdengelden rekening en/of kantoorrekening bij de [bank].
(…)
IK VERZOEK DUS DE [bank] MET KLEM MIJ PER OMGAANDE TE
BEVSTIGEN DAT DE DERDENGELDEN REKENING NIET WORDT GEBLOKEERD.
HET BFT DIENT HAAR ONDERZOEK TE KUNNEN VOLTOOIEN EN IK DIEN ALS
NOTARIS MIJN PRATKIJK TE KUNNEN VOORTZETTEN.
Graag zal ik per omgaande met uw afdeling verder overleggen over de wijze waarop de
huidige tenaamstelling van mijn Derdengelden rekening weer op [naam notariskantoor notaris] kan worden overgezet.
Neemt de Bank ook contact met notaris [naam klaagster] op, die de wijziging o pnaamstelling blijf
blokkeren?
Indien ik geen medewerking verkrijg en notaris [naam klaagster] en de Bank mij blijven
tegenwerken, zal ik zowel notaris [naam klaagster] als de [bank] in een Kort Geding dagvaarden
en tegen mevrouw [naam klaagster] een tuchtklacht indienen bij de Kamer voor het Notariaat.
Door het stilzitten van notaris [naam klaagster] is immers ook het onderzoek van het BFT straks niet
meer mogelijk.
Ik zal ook andere maatregelen op welke gebied dan ook tegen mevrouw [naam klaagster] en/of de
Bank in overweging nemen en behoud mij in deze nadrukkelijk alle rechten voor.
(….)”
3. De klacht en het verweer
3.1 Klaagster verwijt de notaris dat hij zich niet gedraagt zoals van een behoorlijk en zorgvuldig handelend notaris mag worden verwacht. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:
I) de notaris heeft zich in zijn e-mail jegens klaagster uitgelaten op een wijze die een notaris niet betaamt. De laatste alinea van deze e-mail “Indien ik geen medewerking … en behoud mij in deze nadrukkelijk alle rechten voor.”, zijn bedreigend, intimiderend en een notaris onwaardig.
II) de notaris handelt in bredere zin niet zoals een behoorlijk notaris betaamt.
3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.
4. De beoordeling
Ontvankelijkheid
4.1 Voordat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht kan toekomen, moet eerst (ambtshalve) worden beoordeeld of klaagster als belanghebbende kan worden aangemerkt. In artikel 99 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) staat dat klachten tegen notarissen door een ieder met enig redelijk belang kunnen worden ingediend. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat een rechtstreeks belang niet zonder meer is vereist, ook een indirect of afgeleid belang van klagers kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure door de wetgever beoogd.
4.2 In het tweede klachtonderdeel verwijt klaagster de notaris dat hij in bredere zin niet handelt zoals een behoorlijk notaris betaamt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van klaagster dit klachtonderdeel nader toegelicht en onderbouwd middels de bij de klacht gevoegde verklaringen van derden over uitlatingen die de notaris jegens hen zou hebben gedaan.
4.3 De kamer overweegt dat de uitlatingen van de notaris jegens derden, waarvan klaagster klaarblijkelijk op de hoogte is geraakt, niet met zich brengen dat klaagster een indirect of afgeleid belang heeft bij de klacht over het al dan niet handelen zoals het een behoorlijk notaris betaamt ten aanzien van deze uitlatingen. De kamer verklaart klaagster ten aanzien van klachtonderdeel II dan ook niet-ontvankelijk.
4.4 Dit geldt niet voor klachtonderdeel I. De kamer zal klachtonderdeel I dan ook inhoudelijk beoordelen.
Klachtonderdeel I
Beoordelingskader
4.5 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
Inhoudelijke beoordeling
4.6 De notaris heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd het volgende verklaard. Hij vindt de bewoordingen in zijn e-mail van 23 april 2024, gericht aan de [bank], niet bedreigend. Het was ook geenszins zijn bedoeling om iemand te bedreigen. De notaris heeft besloten tot het verzenden van deze e-mail aan de [bank], nadat zij aangaf zijn derdengeldenrekening te zullen gaan blokkeren. Om dit te voorkomen had de notaris de medewerking van klaagster nodig. De notaris heeft – om dit proces goed te laten
verlopen – klaagster uitgenodigd om zich bij hem te melden indien zij nog meer informatie nodig had ten aanzien van het verlenen van haar medewerking. De notaris heeft na deze uitnodiging echter ruim zes maanden niets van klaagster vernomen.
4.7 De kamer overweegt dat uit de bijlagen bij de klacht inderdaad blijkt dat de advocaat van de notaris reeds op 7 november 2023 een e-mail heeft verzonden aan klaagster met daarin onder meer de volgende inhoud.
‘Het is van groot belang dat notaris [naam notaris] gezamenlijk met u eenduidig communiceert richting [bank] en [bank] dat de tenaamstelling van de derdengeldenrekening van zijn notariskantoor wordt losgekoppeld van oud-notaris [naam oud-notaris].
Het hangt in de lucht dat [bank] en [bank], vanwege de onduidelijkheid, besluiten de derdengeldenrekeningen te blokkeren. Het behoeft geen nadere uitleg dat dat funest is voor een notariskantoor.
In het geval dat u nadere informatie wenst voordat u kunt instemmen met de wijziging tenaamstelling, geeft u dat dan aan mij aan. Wat ook een mogelijkheid is, is dat u contact opneemt met de accountant van notaris [naam notaris] om zaken die afstemming behoeven met elkaar te bespreken, zodat ook u goed geïnformeerd ben voordat u uw medewerking verleent.
Ik hoop van harte dat we op (meer) constructieve wijze dit onderwerp naar een oplossing kunnen brengen. Het betreft hier immers ook het belang van derden wiens gelden op de rekeningen aanwezig zijn, en het belang van een betrouwbaar notariaat. Een geblokkeerde derdengeldenrekening dient die belangen niet in ieder geval.’
4.8 Na deze e-mail heeft de notaris niets meer van klaagster vernomen. In de tussentijd dreigde de [bank] met het opheffen van de derdengeldenrekening van de notaris. De notaris heeft hierover nogmaals een e-mail aan klaagster gezonden op 16 april 2024, hierin staat onder meer het volgende.
‘De [bank] heeft inmiddels te kennen gegeven mijn Derdenrekening, waar het hier om gaat, binnenkort te zullen opheffen. (…)
Na 7 november is er voor u ruimschoots tijd geweest om een en ander te bekijken. U hebt mij en/of mijn advocaat en/of mijn accountant daarna geen vragen meer gesteld, hoewel die mogelijkheid ruimschoots aan u geboden is, dus ik neem aan dat een en ander voor u thans duidelijk genoeg is en dat u geen vragen meer hebt.
(…)
Ik verzoek u (…) vriendelijk om uiterlijk 1 mei aanstaande de gevraagde handtekening te zetten onder de naamswijziging van mijn Derdenrekening (het formulier kreeg u enkele maanden geleden van mijn advocaat), zodat deze niet wordt opgeheven en weer op mijn eigen naam komt te staan. U begrijpt dat mijn kantoor schade zal lijden door de voorgenomen opheffing van deze veelgebruikte Derdengeldenrekening.’
4.9 De kamer overweegt dat de op de mondelinge behandeling ingenomen stelling door klaagster dat de e-mail van 23 april 2024, gericht aan de [bank], het eerste bericht was dat zij vanuit de notaris mocht ontvangen niet juist is. De eerdere e-mails van de notaris en zijn advocaat aan klaagster nodigen haar uit tot het voeren van (constructief) overleg. Zij heeft er echter klaarblijkelijk voor gekozen hier niet op in te gaan.
4.10 Hoewel uit de e-mail van de notaris aan de [bank] van 23 april 2024 frustratie over de gang van zaken rondom een voor zijn kantoor zwaarwichtige zaak in combinatie met het uitblijven van enige reactie van klaagster spreekt, zijn de gebezigde bewoordingen richting klaagster echter niet dusdanig dat zij deze in alle redelijkheid als bedreigend had kunnen opvatten. De kamer kan op grond hiervan dan ook niet vaststellen dat de notaris zich richting klaagster heeft gedragen zoals hem wordt verweten en oordeelt klachtonderdeel I dan ook ongegrond.
5. De beslissing
De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden
- verklaart klaagster ten aanzien van klachtonderdeel II niet-ontvankelijk
- verklaart de klacht voor zover deze ziet op klachtondereel I ongegrond
Deze beslissing is gegeven door mr. I.C.J.I.M. van Dorp, voorzitter, mr. R.C.C. van Leest en mr. M.R.H. Goossens, leden, en in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2025. | ||
De secretaris |
De voorzitter | |
Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. | ||