ECLI:NL:TADRAMS:2025:78 Raad van Discipline Amsterdam 24-535/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:78 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-04-2025 |
Datum publicatie: | 02-05-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-535/A/A |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Ongegrond verzet |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 28 april 2025
in de zaak 24-535/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 23 september 2024 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 21 november 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 16 juli 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2282949/JS/MvV
van de deken ontvangen. Volgens de gegevens van de deken verbleef klager op dat moment
in de P.I. Zuyderbos te Heerhugowaard.
1.3 Bij beslissing van 23 september 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter
van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Bij brief van 23 september 2024 is deze beslissing aan klager in de P.I.
Zuyderbos verzonden. Bij afzonderlijke brief van 23 september 2024 is deze beslissing
eveneens aan de directeur van die P.I. gestuurd met het verzoek de beslissing aan
klager te overhandigen.
1.5 Bij brief, gedateerd op 19 oktober 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen
de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 28 oktober 2024
ontvangen.
1.6 Kort daarna heeft klager telefonisch aan de griffie van de raad laten weten
dat hij in het ziekenhuis verbleef van de P.I. Haaglanden te Scheveningen.
1.7 Klager en verweerder hebben een oproep voor de zitting op 17 maart 2025 ontvangen.
De oproep is op 18 februari 2025 per gewone post aan klager in de P.I. Haaglanden
gestuurd. Ook is de oproep aan de directeur van die P.I. gestuurd met het verzoek
deze aan klager te overhandigen. Ook is de oproep op 7 maart 2025 aangetekend aan
klager en de directeur verstuurd en heeft de raad op 11 maart 2025 bericht ontvangen
dat de oproep in de P.I. is afgeleverd. In de oproep staat dat partijen niet verplicht
zijn om op de zitting aanwezig te zijn en dat de raad graag verneemt als partijen
naar de zitting komen.
1.8 Op vrijdagmiddag 14 maart 2025 heeft klager telefonisch contact opgenomen
met de griffie van de raad. Hij gaf te kennen dat de raad geen vervoer voor hem had
geregeld voor de zitting van de raad die maandag. Na overleg hierover met de voorzitter
van de raad heeft de griffie klager getracht terug te bellen en een terugbelverzoek
achtergelaten. Diezelfde middag omstreeks 18:00 uur stond klager op de voicemail van
de raad en liet hij weten dat hij maandagochtend (17 maart 2025) zou terugbellen.
Klager heeft niet meer gebeld met de raad.
1.9 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 17 maart 2025. Daarbij
was verweerder met voorafgaand bericht niet aanwezig. Ook klager was niet aanwezig.
Op 31 maart 2025 heeft klager telefonisch laten weten dat hij thans verblijft in de
P.I. De Marwei in Leeuwarden.
1.10 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen
het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd
en van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 Klager heeft gemotiveerd verzet ingesteld tegen de voorzittersbeslissing.
Bij zijn verzet heeft klager stukken gevoegd die volgens klager een ander licht werpen
op de zaak. Volgens klager is het aan de deken om een goed en grondig onderzoek te
verrichten aan de hand van de stukken en niet aan klager.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 De raad overweegt het volgende ten aanzien van klagers (telefonische) opmerking
dat er geen vervoer voor hem naar de zitting is geregeld. Op de raad rust geen verplichting
om het vervoer vanuit de P.I. naar de rechtbank te regelen. Als klager tijdig om vervoer
had verzocht, dan had de raad het vervoer wel kunnen regelen, maar de raad heeft hierover
echter geen concreet verzoek van klager ontvangen.
4.2 Verder dient de raad te beoordelen of het verzet van klager tijdig is ingediend.
Op grond van artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet dient verzet tegen een voorzittersbeslissing
binnen 30 dagen na de dag van verzending van de voorzittersbeslissing schriftelijk
en gemotiveerd te worden gedaan.
4.3 De raad stelt vast dat de beslissing van de voorzitter op 23 september 2024
per (gewone) post aan klager is gestuurd. De verzettermijn ving gelet hierop aan op
24 september 2024 en liep af op 23 oktober 2024. Het verzet van klager is op 28 oktober
2024 en daarmee buiten de termijn ontvangen. Naar het oordeel van de raad kan de termijnoverschrijding
klager om de volgende redenen niet tegengeworpen worden. De raad heeft de voorzittersbeslissing
niet-aangetekend verzonden en kan derhalve niet vaststellen wanneer klager de beslissing
heeft ontvangen. Klager verblijft bovendien in een PI waar de post waarschijnlijk
niet direct na binnenkomst bij de geadresseerde wordt afgeleverd. Tot slot geldt dat
klager zijn brief wel ruim binnen de termijn - te weten op 19 oktober 2024 - heeft
gedateerd. Klager wordt dan ook ontvangen in zijn verzet.
4.4 De raad overweegt over de inhoud van het verzet het volgende. Voordat de
raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet.
Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing
van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een
verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd
op onjuiste of onvolledige feiten.
4.5 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet
slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft
rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De meegezonden
stukken leiden niet tot een ander oordeel. Er hoeft in redelijkheid niet te worden
betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is.
4.6 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, mrs. K.C. van Hoogmoed en N.M.K. Damen, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 april 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 28 april 2025