Zoekresultaten 11-20 van de 396 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:117 Raad van Discipline Amsterdam 24-124/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat gegrond. Verweerder heeft met zijn handelen en nalaten niet voldaan aan de eisen van professionaliteit en zorg die van hem als advocaat verwacht mogen worden. Verweerder heeft niet gereageerd op hulpverzoeken van klager en hem gedurende een periode van acht maanden niet geïnformeerd over de voortgang in zijn zaak. De raad rekent het verweerder aan dat hij geen enkel inzicht heeft getoond in zijn verwijtbaar handelen. Een adequate toelichting van zijn kant is ter zitting uitgebleven. Gelet op alle feiten en omstandigheden acht de raad van oordeel dat de oplegging van de maatregel van een berisping passend.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:101 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-173/DB/ZWB

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Vast staat dat verweerster zowel in het verzoekschrift voorlopige voorzieningen als in het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, zonder klagers toestemming en in strijd met het in de mediationovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding, uit het mediontraject afkomstige informatie heeft opgenomen.  Na door klagers advocaat op het tuchtrechtelijk verwijtbare karakter van haar handelen te zijn gewezen, heeft verweerster het standpunt ingenomen dat haar geen blaam trof en geweigerd om het processtuk aan te passen. Eerst nadat klager bij de deken had gerepliceerd is verweerster tot aanpassing overgegaan. Verweerster heeft hierdoor gehandeld in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt en dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar. In zoverre (k.o. 1) gegrond. Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij de onjuistheid kende of behoorde te kennen. In zoverre (k.o. 2) ongegrond. Verweerster heeft zich in processtukken onnodig grievend over klager uitgelaten. Verweerster heeft twee processtukken aangevangen met de opmerking dat het huwelijk onder druk kwam te staan door klagers agressieve, dwingende en narcistische gedrag. Vervolgens heeft verweerster in bijna zeven pagina’s uitvoerig de relatie en het seksleven beschreven. De inhoud van de processtukken is daarmee in ernstige mate grievend voor klager, terwijl verweerster niet, ook niet desgevraagd ter zitting, heeft kunnen onderbouwen waarom het in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte nodig was om deze grievende uitlatingen te doen. Met de voor klager kwetsende inhoud van de processtukken was naar het oordeel van de raad geen redelijk doel gediend. Verweerster heeft aldus haar taak, om te waken voor onnodige polarisatie, verzaakt.     Verweerster heeft ter zitting van de raad verklaard dat het verzoekschrift is opgesteld door een juridisch medewerker van haar kantoor en dat zij de inhoud van het verzoekschrift onvoldoende heeft gescreend. De raad overweegt dat verweerster de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de processtukken die op haar naam worden ingediend. Voor de inhoud van het verzoekschrift moet verweerster derhalve ook in tuchtrechtelijke zin volledig verantwoordelijk worden gehouden. De raad constateert voorts dat verweerster, na door klagers advocaat op de onnodig grievende inhoud van het verzoekschrift te zijn gewezen, geen enkele reflectie heeft getoond, heeft geweigerd tot aanpassing over te gaan en zelfs een verweerschrift met gelijkluidende inhoud heeft ingediend. Verweerster heeft bij brief aan de raad van 21 maart 2024 gesteld de onnodige grievende passages inmiddels te hebben verwijderd en op 2 februari 2024 een aangepast verweerschrift te hebben ingediend, maar dit blijkt geenszins uit het bij verweersters brief gevoegde verweerschrift d.d. 2 februari 2024: ook in het volgens verweerster aangepaste verweerschrift wordt uitvoerig de relatie en het seksleven beschreven. De raad concludeert hieruit dat enige zelfreflectie en de benodigde zorgvuldigheid bij verweerster ver te zoeken zijn. De raad rekent dit verweerster zwaar aan. Klachtonderdeel 3 is kortom gegrond. Op grond van de ernst en het repeterende karakter van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen acht de raad oplegging van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier weken passend en geboden.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:130 Raad van Discipline Amsterdam 24-075/A/A

    Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:175 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-740/AL/MN

    verzetschrift is buiten de wettelijke termijn van 30 dagen door klager ingediend. De raad oordeelt het verzet niet-ontvankelijk nu van een verschoonbare termijnoverschrijding niet is gebleken.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:97 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-894/DB/OB

    Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:124 Raad van Discipline Amsterdam 24-410/A/A

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Klager verwijt verweerder discriminerende opmerkingen naar hem te hebben gemaakt. Klager heeft tegenover de uitdrukkelijke betwisting van de verweten gedragingen door verweerder zijn klacht onvoldoende onderbouwd. Weliswaar heeft klager twee getuigenverklaringen van vrienden overgelegd die zijn verhaal bevestigen, maar de voorzitter acht deze verklaringen van onvoldoende gewicht om de klacht - waartegen ook nog eens verweer is gevoerd - op basis van uitsluitend die verklaringen gegrond te verklaren. In de overgelegde stukken zijn verder geen aanknopingspunten voor de juistheid van klagers verwijten.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:118 Raad van Discipline Amsterdam 23-825/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle klachtonderdelen ongegrond. Verweerster heeft gehandeld binnen de aan haar als advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid. Zij heeft met het inbrengen van de documenten in de procedure de belangen van klaagster niet onevenredig geschaad. Het is de raad daarnaast niet gebleken dat verweerster wist, of had moeten weten, dat haar mededeling dat klaagster het medisch dossier van de kinderen weigerde te verstrekken, onjuist zou zijn.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:102 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-322/DB/ZWB

    Raadsbeslissing. Klacht over vermeend grensoverschrijdend gedrag mist feitelijke grondslag. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:176 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-061/AL/MN

    Klager verwijt verweerder dat hij onnodig en/of onevenredig zijn belangen heeft geschaad door een massaclaim tot verdeling van zijn aandeel in een perceel grond te starten. Verweerder is pas later bij de toen al lopende kort geding betrokken geraakt en heeft bovendien een grote mate van vrijheid om procedures te voeren. Die procedure in 1e aanleg wordt door de raad niet als onnodig of kansloos procederen gezien. Dat is anders ten aanzien van de daarna door verweerder gestarte hogerberoepprocedure. Gelet op de inhoud van het kortgedingvonnis had verweerder moeten weten dat die procedure kansloos was, zoals later ook door het gerechtshof bevestigd. Ook met betrekking tot het doen van een faillissementsaanvraag van klager heeft verweerder de grenzen van het betamelijke overtreden. De raad concludeert uit de stukken en de verklaring van verweerder dat de faillissementsaanvraag een pressiemiddel was, zonder dat sprake was van een situatie van “opgehouden te betalen”, waarmee verweerder heeft geprobeerd klager te bewegen om alsnog (tegen zijn zin) zijn aandelen te verkopen. Dit handelen acht de raad ontoelaatbaar en tuchtrechtelijk verwijtbaar. In zoverre gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:98 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-138/DB/OB

    Raadsbeslissing. De klacht over schending van gedragsregel 15 is ongegrond. Beide partijen, klager en de heer Van O, hadden tegen het optreden van verweerster voor zowel klager als de heer Van O kortom geen bezwaar. Mede gelet op het feit dat klager desgevraagd ter zitting van de raad heeft verklaard dat hij met verweerster geen vertrouwelijke informatie heeft uitgewisseld is de raad van oordeel dat van handelen in strijd met gedragsregel 15 geen sprake is. De klacht over schending van gedragsregel 25 is wel gegrond. Vast staat dat verweerster klager bij e-mail van 23 december 2022 heeft gevraagd of hij bereid was om de appelprocedure in te trekken. Naar verweerster wist, werd klager in die procedure bijgestaan door een advocaat, mr. O. Door klager hierover rechtstreeks en zonder tussenkomst van mr. O aan te schrijven, heeft verweerster gehandeld in strijd met gedragsregel 25. De klacht over het niet uitvoeren van de opdracht is ook gegrond. Door eerst één dag voor de roldatum aan klager kenbaar te maken dat verweerster niet (verder) voor klager zou optreden heeft zij naar het oordeel van de raad onzorgvuldig jegens klager en in strijd met het bepaalde in gedragsregel 14 lid 3 gehandeld. Dat er (nog) geen sprake was van een door klager ondertekende opdrachtbevestiging doet aan het voorgaande niet af. Verweerster kan zich evenmin met een beroep op de van haar cliënt, de heer Van O, verkregen opdracht, om (toch) niet ook voor klager op te treden, aan haar eigen verantwoordelijkheid, om haar eerdere toezegging aan klager gestand te doen, onttrekken. Voor het overige is de klacht ongegrond. Ter zake de gegrond bevonden klachtonderdelen legt de raad een waarschuwing op.