Zoekresultaten 1141-1150 van de 1181 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:36 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1916

    Klacht tegen bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij a) geen juiste voorstelling van zaken heeft gegeven in zijn terugkoppeling van het spreekuur, b) informatievoorziening en correspondentie aan klager en zijn werkgever niet gelijktijdig naar deze partijen heeft gestuurd, en c) een passieve houding heeft aangenomen en een onduidelijk advies heeft verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:37 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1917

    Klacht tegen bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij a) geen juiste voorstelling van zaken heeft gegeven in zijn terugkoppeling van het spreekuur, b) informatievoorziening en correspondentie aan klager en zijn werkgever niet gelijktijdig naar deze partijen heeft gestuurd, en c) een passieve houding heeft aangenomen en een onduidelijk advies heeft verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:43 Hof van Discipline 's Gravenhage 220301

    Klacht tegen advocaat wederpartij. Klaagster verwijt verweerster dat zij aan de rechtbank mededeling heeft gedaan over (de inhoud van) schikkingsonderhandelingen en dat zij daarbij het standpunt van klaagster onjuist heeft weergegeven. Het hof is met de raad van oordeel dat de gegrondheid van de klachten niet kan worden vastgesteld. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad, maar verbetert de gronden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:38 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1918

    Klacht tegen bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts kort samengevat dat hij a) zijn beroepsgeheim heeft geschonden dan wel zich partijdig heeft opgesteld, b) valsheid in geschrifte heeft gepleegd dan wel heeft gezorgd voor onjuiste en onwaarachtige verslaglegging, c) een passieve houding heeft aangenomen en heeft tegengewerkt, en d) heeft gezorgd voor onvolledige en niet gelijktijdige informatievoorziening en correspondentie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachtonderdelen a en b gegrond verklaard, de klachtonderdelen c en d ongegrond verklaard, en aan de bedrijfsarts de maatregel van berisping opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:6 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/726891 / DW RK 22/467 LvB/WdJ

    Klaagster heeft niet het verschuldigde bedrag conform de bijsluiter in het dagvaardingsexploot betaald, maar alleen de hoofdsom. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door beslag op de bankrekening van klaagster te leggen. Vervolgens heeft klaagster niet binnen de gegunde termijn de restbetaling verricht. Met de aankondiging dat de executiemaatregelen zullen worden voortgezet kan de gerechtsdeurwaarder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:32 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1990

    Klacht tegen een psychiater. De psychiater heeft in het kader van de aanvraag van een zorgmachtiging, een medische verklaring opgesteld met betrekking tot klager. Klager verwijt de psychiater dat zij een onjuiste (‘bewust een valselijke’) medische verklaring over hem heeft afgegeven. Volgens klager is bijna elke zin in de medische verklaring onjuist. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:29 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6747

    Klagers (een BIG geregistreerde tandarts (1) en zijn patiënt (2) zijn kennelijk niet ontvankelijk in hun klacht tegen een mondhygiëniste. Er is sprake van een conflict  tussen twee gebruikers van het hetzelfde pand. De gebruikers zijn allebei zorgverlener. Het verwijt van de tandarts aan het adres van de mondhygiëniste is dat zij de gemeenschappelijke thermostaat op 20 graden Celsius heeft gezet of laten staan. Bij de tandarts die aan de zuidkant van het pand praktiseert wordt het dan ongeveer 35 graden Celsius. Klagers zijn van mening dat het uitvoeren van een chirurgische ingreep bij deze temperaturen niet verantwoord is gelet op de negatieve invloed die dit heeft op de prestaties van de tandarts, het welzijn en de gezondheid van de patiënt (2) en mogelijk het slagen van de ingreep. De voorzitter is van oordeel dat het tuchtrecht voor de gezondheidszorg niet bedoeld is om de onderhavige problematiek tussen partijen op te lossen. Klagers zijn kennelijk niet ontvankelijk in hun klacht.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:31 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1989

    Klacht tegen een psychiater. Klager was onder behandeling bij het FACT-team van een GGZ-instelling. De psychiater was als zorgverantwoordelijke bij de behandeling van klager betrokken. In het kader van de aanvraag voor een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) heeft de psychiater een zorgplan opgesteld. Klager is van mening dat dit zorgplan feitelijke onjuistheden en onjuiste bevindingen bevat en dat de diagnose onvoldoende is onderbouwd. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:23 Raad van Discipline Amsterdam 23-907/A/A

    Voorzittersbeslissing; klacht is kennelijk niet-ontvankelijk op grond van het ne bis in idem beginsel. klager heeft voor de tweede keer een klacht ingediend over verweerder. Beide klachten hebben betrekking op hetzelfde voortslepende feitencomplex, namelijk het langdurige (echtscheidings)geschil dat speelt tussen klager en de ex-echtgenote en waarin verweerder de ex-echtgenote als advocaat bijstand verleent. De eerste klacht over verweerder is bij (inmiddels onherroepelijke) beslissing kennelijk ongegrond verklaard. En hoewel de huidige klacht in een iets andere vorm is gegoten en van een latere datum is, komt het verwijt aan verweerders adres (in essentie) op hetzelfde neer. Het ne bis in idem (weergegeven onder r.o. 4.1), dat dient ter bescherming van advocaten tegen herhaalde klachten over in de kern hetzelfde feitencomplex, brengt naar het oordeel van de voorzitter ook in dit geval mee dat klager niet een tweede maal kan klagen over hetzelfde feitencomplex. Dat onderhavige klacht van een latere periode is dan de eerdere klacht, maakt dit niet anders. De doelen van het tuchtrecht zijn het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de advocatuur en bescherming tegen onzorgvuldig handelen van advocaten. Het tuchtrecht is er niet om onbeperkt ruimte te geven aan klagers om hun onvrede over advocaten telkens opnieuw, in iets andere vorm, maar met op hoofdlijnen dezelfde klachten, aan de orde te stellen. Van uitzonderlijke omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden is de voorzitter niet gebleken. Dat betekent dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:20 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-059/DB/LI

    Toewijzing 60ab-verzoek. Schending van aan een gedetineerde cliënt opgelegde beperkingen. De raad is met de deken van oordeel dat uit de overgelegde stukken, waaronder de melding van de plv. hoofdofficier van justitie en het door de politie opgestelde proces-verbaal,  en het ter zitting verhandelde voldoende blijkt dat sprake is van een ernstig vermoeden van een handelen door verweerder waardoor enig door artikel 46 beschermd belang ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad. Ondanks een eerdere tuchtrechtelijke veroordeling en langdurige schorsing wegens het handelen in strijd met aan een gedetineerde cliënt opgelegde beperkingen, heeft verweerder zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan handelen in strijd met aan een gedetineerde cliënt opgelegde beperkingen.  Gezien het recidiverende karakter van verweerders misdragingen, in samenhang bezien met verweerders houding ter zitting, die geen blijk gaf van inzicht in de klachtwaardigheid van zijn handelen, bestaat een reële dreiging van nieuwe misdragingen. Er is naar het oordeel van de raad op grond van het voorgaande sprake van een dusdanig spoedeisend belang dat enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang schorsing met onmiddellijke ingang vergt.