ECLI:NL:TGZRAMS:2025:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6993

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:19
Datum uitspraak: 22-01-2025
Datum publicatie: 22-01-2025
Zaaknummer(s): A2024/6993
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft klager gezien in het kader van zijn ziekmelding. Zij heeft een Inzetbaarheidsprofiel (IZP) opgesteld. Klager verwijt de bedrijfsarts onder andere dat zij een onjuist IZP heeft opgemaakt en dat zij geen goede uitleg heeft gegeven over het IZP. Naar het oordeel van het college heeft de bedrijfsarts bij het vaststellen van de beperkingen in het IZP te lang en te zwaar geleund op autisme als –medisch en psychologisch verder niet geverifieerde – werkdiagnose. Om tot dermate verregaande en structurele beperkingen in het persoonlijke en sociale functioneren van klager te kunnen concluderen, had de bedrijfsarts ter onderbouwing nader onderzoek hebben moeten laten doen (psychiatrische dan wel psychologische expertise). Het college verklaart de klacht gegrond. Maatregel: waarschuwing.

A2024/6993
Beslissing van 22 januari 2025

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 22 januari 2025 op de klacht van:

A,
wonende in B,
klager,

tegen

C,
bedrijfsarts,
werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de bedrijfsarts,
gemachtigde: mr. J.M. de Vries, werkzaam te Utrecht.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klager, die zichzelf als autist beschouwt, is bijna een jaar arbeidsongeschikt. De bedrijfsarts maakt een Inzetbaarheidsprofiel (IZP) op. Volgens klager heeft zij het IZP niet goed ingevuld en onvoldoende uitleg gegeven over de daarin opgenomen beperkingen.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en legt een waarschuwing op. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 7 maart 2024;
- de aanvulling op het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 4 april 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de aanvullende stukken van klager, ingediend per mail van 3 juni 2024, 24 juni 2024 en 25 juni 2024;
- het proces-verbaal van het op 2 juli 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de mail van de gemachtigde van de bedrijfsarts van 6 augustus 2024, met bijlage;
- de mail van klager van 3 december 2024, met bijlagen.


2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 17 december 2024. De partijen zijn verschenen. Klager was vergezeld van een tolk, D; de bedrijfsarts werd bijgestaan door haar gemachtigde. De partijen en de gemachtigde hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager is sinds 2019 werkzaam als manager bij een groot, internationaal opererend bedrijf. Op 25 januari 2023 heeft hij zich vanwege een burnout ziekgemeld. Klager beschouwt zichzelf als autist – de diagnose autisme is niet psychologisch of psychiatrisch vastgesteld – en heeft naar eigen zeggen weinig ondersteuning nodig.

3.2 Verweerster is als bedrijfsarts verbonden aan een arbodienst te B. Zij zag klager voor het eerst op haar spreekuur van 3 april 2023, vervolgens (min of meer) maandelijks gedurende een periode van ruim een jaar. De voertaal was Engels. Medio 2023 krijgt klager van zijn werkgever een zogenoemde autismecoach toegewezen, die een aantal van de spreekuurgesprekken bijwoont.

3.3 Tijdens de gesprekken geeft klager onder meer aan dat hij problemen heeft met zijn leidinggevende en dat hij op het werk wordt gediscrimineerd en gepest. De bedrijfsarts adviseert hem hierover met zijn werkgever in gesprek te gaan.

3.4 Op 4 december 2023 wordt een Inzetbaarheidsprofiel (IZP) opgesteld. Hierin wordt een aantal beperkingen in het persoonlijke en sociale functioneren opgesomd. Onder het kopje “Social Functioning” staat (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
(…)
Conditions: is dependent on work:
Without managerial aspects.
In which no appeal is made to the handling of other people’s emotional problems.
In which there is no appeal to the control or expression of one’s own feelings.
(…)
Verderop staat onder het kopje “Miscellaneous”:
(…)
Personal and/or social factors
I expect that some of the complaints will improve, but the limitations in the area of Personal and Social Functioning are structural.
(…)

Verder staat er:
(…)

Validity period IZP: 3 months
(…)
En:
(…)
Vision employee
The employee agrees with the description of the work load capacity.
(…)

3.5 Op 29 april 2024 vond het laatste spreekuurgesprek plaats. Daarna is de begeleiding van klager door een andere bedrijfsarts overgenomen.

4. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts
4.1 Klager verwijt de bedrijfsarts dat zij:
a) een onjuist IZP heeft opgemaakt;
b) geen goede uitleg heeft gegeven over het IZP;
c) klager incorrect heeft bejegend tijdens de spreekuurbezoeken.

4.2 De bedrijfsarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Zij meent dat de inhoud van het IZP juist is en dat wat klager stelt over haar bejegening niet een juiste weergave van de feiten is.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

Klachtonderdelen a) en b) onjuiste IZP en geen goede uitleg daarover

5.2 Het college ziet aanleiding om de eerste twee klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen, aangezien de onvrede van klager over de uitleg van het IZP direct lijkt samen te hangen met zijn bezwaren tegen de inhoud van het IZP.

5.3 Volgens klager gaan de beperkingen zoals omschreven in het IZP veel verder dan door zijn autisme wordt gerechtvaardigd. Meer in het bijzonder vallen deze beperkingen volgens hem niet te rijmen met zijn vier jaar succesvol functioneren als manager. Hij is bang dat van het IZP misbruik zal worden gemaakt. Volgens de bedrijfsarts zijn de beperkingen vastgesteld op basis van de klachten en beperkingen van klager, waarbij in het bijzonder rekening is gehouden met de kenmerken die passen bij iemand met autisme. Verder zou klager met het IZP hebben ingestemd. Dit staat ook op het IZP-formulier. Ten slotte heeft een IZP een geldigheidsduur van slechts drie maanden, zoals eveneens in het formulier is opgenomen.

5.4 Naar het oordeel van het college omvatte de problematiek van klager, naast de burnout, twee elementen: een arbeidsconflict (moeizame relatie met werkgever en pestgedrag) en psychische klachten die mogelijk voortkomen uit autisme. Hoewel niet kan worden gezegd dat de bedrijfsarts geen oog heeft gehad voor het arbeidsconflict, heeft zij bij het vaststellen van de beperkingen in het IZP te lang en te zwaar geleund op autisme als – medisch en psychologisch verder niet geverifieerde – werkdiagnose. Daarbij is ze er bovendien aan voorbijgegaan dat klager vier jaar lang als manager heeft gefunctioneerd en, naar eigen zeggen, maar weinig ondersteuning nodig had. De bedrijfsarts heeft niet kunnen onderbouwen waarom zij meende in het geval van klager op basis van enkel haar eigen onderzoek tot dermate verregaande en structurele beperkingen in het persoonlijke en sociale functioneren van klager te moeten concluderen, en zeker niet dat deze beperkingen blijvend zouden zijn. Mocht zij van mening zijn dat dat wel het geval was, dan zou zij daar ter onderbouwing nader onderzoek naar hebben moeten laten doen (psychiatrische dan wel psychologische expertise).

5.5 Op het IZP-formulier staat inderdaad vermeld dat klager zou hebben ingestemd met de inhoud van het IZP. Nog daargelaten dat hij daar later op kan zijn teruggekomen, ontslaat dit de bedrijfsarts niet van haar verantwoordelijkheid een correct IZP op te stellen. Ook het argument van de geldigheidsduur van drie maanden gaat niet op. Weliswaar is dit op zich juist en staat dit ook vermeld op het IZP-formulier, maar tegelijk wordt gezegd: “the limitations in the area of Personal and Social functioning are structural.”

5.6 De beide klachtonderdelen zijn daarom gegrond.

Klachtonderdeel c) incorrecte bejegening
5.7 Klager beticht de bedrijfsarts van onheuse bejegening, intimidatie en agressie. De bedrijfsarts bestrijdt een en ander. De klacht spitst zich verder toe op de nadruk die de bedrijfsarts zou hebben gelegd op het tweede spoor (re-integratie bij een andere werkgever), waardoor klager belemmerd werd om weer bij zijn eigen werkgever aan de slag te gaan. Volgens de bedrijfsarts was zij wettelijk gehouden het tweede spoor ter sprake te brengen toen duidelijk werd dat mogelijk twee sporen zouden gaan lopen.

5.8 Het tuchtcollege stelt vast dat over het tweede spoor voor het eerst is gesproken op 7 augustus 2023, toen klager ruim een half jaar arbeidsongeschikt was. Naar het oordeel van het college is dit aan de vroege kant, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat het onderwerp op ongepaste wijze ter sprake is gebracht, waardoor de route naar re-integratie bij de eigen werkgever zou zijn afgesneden, heeft het college niet kunnen vaststellen, al neemt dat niet weg dat klager dit mogelijk wel zo heeft gevoeld. Dit laatste kan de bedrijfsarts, die ook aan haar informatieplicht heeft te voldoen, echter niet worden aangerekend.

5.9 Naar het oordeel van het college heeft klager de verwijten van onheuse bejegening, intimidatie en agressie onvoldoende met feiten onderbouwd. Voor het overige staat hier het woord van de een tegenover dat van de ander, waardoor het college niet kan vaststellen hoe de communicatie precies is verlopen.

5.10 Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Slotsom
5.11 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de (samengenomen) klachtonderdelen a) en b) gegrond zijn en klachtonderdeel c) ongegrond.

Maatregel
5.12 Nu het college een tekortkoming in het professionele handelen van de bedrijfsarts heeft vastgesteld, ziet het college aanleiding om als maatregel een waarschuwing op te leggen. Daarbij is van belang dat een waarschuwing, de lichtste maatregel die het tuchtrecht kent, volgens de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 1985-1986, 19522, nr. 3, p. 76) een zakelijke terechtwijzing is die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken.

Publicatie
5.13 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere bedrijfsartsen mogelijk kunnen leren van wat hiervoor is overwogen. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart de eerste twee klachtonderdelen gegrond;
- legt de bedrijfsarts een waarschuwing op;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, Medisch Contact en het Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde.


Deze beslissing is gegeven door E.A. Messer, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist, J. Dogger, P.E. Rodenburg en P. Eken, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S.M. Geerding, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.