ECLI:NL:TGZRSHE:2025:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6952
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2025:12 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-01-2025 |
Datum publicatie: | 22-01-2025 |
Zaaknummer(s): | H2024/6952 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt verweerder dat hij: in strijd met de GBL heeft gehandeld door als internist n.p. een oordeel te geven over het handelen van een neurochirurg die bij klaagster een operatie aan de nek/hals heeft verricht; het niet onmiddellijk toezenden van het medisch dossier; het een beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft ingeschakeld die een standpunt heeft ingenomen zonder medisch advies dan wel op advies van verweerder; indien de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van verweerder een standpunt heeft ingenomen op basis van het advies van verweerder: het onbekwaam vertrekken van een advies. |
H2024/6952
Beslissing van 22 januari 2025
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 22 januari 2025 op de klacht van:
[A],
wonende in [B],
klaagster,
gemachtigde: mr. R. Schoemaker, werkzaam in Den Haag,
tegen
[C],
arts,
(destijds) werkzaam in [D],
verweerder, hierna ook: de medisch adviseur,
gemachtigde: mr. J.H. Huitema, werkzaam in Rotterdam.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 De medisch adviseur is gepensioneerd internist. Hij heeft in opdracht van de
rechtsbijstandsverzekeraar van klaagster een medisch advies uitgebracht over de haalbaarheid
van een aansprakelijkstelling van een neurochirurg, die bij klaagster een operatie
aan de nek/hals had uitgevoerd vanwege een vernauwing van een nekwervel. Klaagster
had na deze operatie een algehele verlamming van de ledematen opgelopen.
1.2 Klaagster heeft vier klachten geuit over de medisch adviseur. Een van de klachten
luidt dat de medisch adviseur in strijd met de Gedragscode Behandeling Letselschade
(hierna: GBL) heeft gehandeld door als niet praktiserend internist een oordeel te
geven over het handelen van de neurochirurg die de operatie bij klaagster heeft verricht.
De overige klachten zien op de handelwijze van de werkgever van de medisch adviseur
en de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van deze werkgever en hebben onder meer
betrekking op het niet tijdig verstrekken van het medisch dossier.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de medische adviseur niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 Het dossier bevat de volgende relevante stukken:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 21 februari 2024 bij het Regionaal
Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam, dat vervolgens is doorgeleid naar
het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Hertogenbosch en aldaar op
12 maart 2024 is ontvangen;
- de brief van 22 maart 2024 van de secretaris aan de gemachtigde van klaagster;
- de aanvulling op het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 28 maart 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 30 mei 2024;
- de aanvulling op het klaagschrift van de gemachtigde van klaagster, ontvangen
op 12 juni 2024.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 29 november 2024. De partijen
zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen en hun gemachtigden
hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van klaagster heeft pleitnotities
voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klaagster heeft op 6 mei 2016 een operatie aan haar nek/hals ondergaan vanwege
een cervicale stenose (vernauwing van de nekwervel). Deze operatie is uitgevoerd door
een neurochirurg (hierna: neurochirurg 1). Klaagster heeft daarna een tetraplegie
(verlamming van de ledematen) opgelopen, waarvan zij na intensieve revalidatie gedeeltelijk
is hersteld.
3.2 Klaagster heeft zich naar aanleiding van deze operatie voor een second opinion
gewend tot een andere neurochirurg (hierna: neurochirurg 2). Klaagster heeft gevraagd
om onder meer te beoordelen of er nog verder herstel te verwachten was met aanvullende
diagnostiek en of operatief ingrijpen nog zinvol zou zijn. Neurochirurg 2 is voormalig
opleider van neurochirurg 1 en beide neurochirurgen zijn lid van dezelfde vakgroep.
Beide partijen hebben aangegeven dat er opnames zijn van de gesprekken die neurochirurg
2 in dit kader heeft gevoerd. Het college heeft geen rapport of audio of video-opnames
ontvangen van de second opinion van neurochirurg 2.
3.3 Omdat klaagster meent dat neurochirurg 1 ten opzichte van haar mogelijk medisch
onzorgvuldig heeft gehandeld, heeft zij haar rechtsbijstandsverzekering ingeschakeld.
De rechtsbijstandsverzekering heeft vervolgens op 22 maart 2018 een bureau voor medische
aansprakelijkheid (hierna: het Bureau) ingeschakeld. De rechtsbijstandsverzekeraar
verzocht het Bureau een medisch advies uit te brengen over de haalbaarheid van een
aansprakelijkstelling in verband met mogelijk nalatig medisch handelen van neurochirurg
1.
3.4 De medisch adviseur is gepensioneerd internist en als arts geregistreerd in
het BIG-register. Hij is als medisch adviseur in dienst van het Bureau en heeft namens
zijn werkgever op 9 oktober 2018 een medisch advies uitgebracht. In het advies wordt
vermeld dat het is opgesteld in de rapportagevorm zoals geadviseerd in de Medische
Paragraaf van de GBL.
3.5 Het medisch advies bevat een vraagstelling, een overzicht van de opgevraagde/geraadpleegde
(medische) informatie, een samenvatting van het gesprek met klaagster, haar zoon en
diens partner, een beschouwing en een conclusie. Onder de beschouwing wordt onder
meer het volgende vermeld (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
“Technisch is de operatie correct uitgevoerd. Dat baseer ik op de uitspraken die
collega (…) [naam neurochirurg 2] daarover in de door mij beluisterde opnames bij
herhaling heeft gedaan. Hij is weliswaar natuurlijk, uit hoofde van het ……. en als
(voormalig) opleider van collega (…) [naam neurochirurg 1], niet als zuiver neutraal
te beschouwen maar staat in Nederland en ook daarbuiten wel te boek als een zeer gerespecteerde
neurochirurg. Dat, ondanks het feit dat de operatie in chirurgisch-technische zin
volkomen correct is uitgevoerd, toch een dwarslaesiesyndroom (dat zich geleidelijk
aan herstelt) is opgetreden is te beschouwen als een gevreesde mogelijke complicatie
van de ingreep die samenhangt met de aard van de onderliggende aandoening (OPLL).”
De medisch adviseur concludeert daarop onder meer: “In conclusie meen ik dat collega
(…) [naam neurochirurg 1], verwijtbaar nalatig gehandeld heeft door betrokkene preoperatief
niet adequaat voor te lichten over de grote risico’s die zij bij het ondergaan van
de ingreep zou lopen. Door die (nalatige) handelwijze is haar de mogelijkheid ontnomen
om, na een zorgvuldige afweging, de uitgevoerde ingreep uit te stellen of daar zelfs
geheel van af te zien c.q. het natuurlijke beloop van haar ziekte af te wachten. Deze
nalatigheid vormt een grond voor aansprakelijkstelling van (…) [naam ziekenhuis waar
neurochirurg 1 klaagster heeft geopereerd]. Nadrukkelijk merk ik daarbij op dat die
aansprakelijkstelling niet de opgetreden complicatie zelf betreft.”
3.6 Bij brief van 22 juni 2023 heeft de gemachtigde van klaagster een aansprakelijkstelling
verzonden naar het Bureau ter attentie van de raad van bestuur en de medisch adviseur.
In die brief werden het Bureau en de medisch adviseur aansprakelijk gesteld voor het
in strijd met de zorgvuldigheid afgegeven medisch advies, omdat de medisch adviseur
bekwaam noch bevoegd was om in deze casus als medisch adviseur op te treden. De gemachtigde
van klaagster vroeg bij die brief ook het gehele medische dossier op. Bij de brief
was een door klaagster ondertekende medische machtiging gevoegd.
3.7 Een medewerkster van het Bureau heeft de gemachtigde van klaagster per e-mail
van 23 juni 2023 laten weten dat het Bureau haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar
had ingeschakeld.
3.8 Bij e-mail van 9 november 2023 heeft de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar
de aansprakelijkheid van het Bureau en de medisch adviseur afgewezen, omdat de medisch
adviseur naar haar mening geen beroepsfout had gemaakt.
3.9 Bij e-mail van 2 februari 2024 heeft een medewerkster van het Bureau het medisch
dossier van klaagster aan de gemachtigde van klaagster gestuurd.
4. De klacht en de reactie van de medisch adviseur
4.1 Klaagster verwijt de medisch adviseur dat hij:
a. in strijd met de GBL heeft gehandeld door als internist n.p. een oordeel te geven
over het handelen van neurochirurg [1] die bij klaagster een operatie aan de nek/hals
heeft verricht;
b. het medisch dossier niet onmiddellijk heeft toegezonden;
c. een beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft ingeschakeld die een standpunt
heeft ingenomen zonder medisch advies dan wel op advies van verweerder;
d. indien de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van verweerder een standpunt heeft
ingenomen op basis van het advies van verweerder: het onbekwaam verstrekken van een
advies.
4.2 De medisch adviseur heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te
verklaren in de klacht en die klachtonderdelen dus niet inhoudelijk te behandelen.
Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft de medisch
adviseur het college verzocht om de klacht ongegrond te verklaren omdat hij overeenkomstig
zijn opdracht in het kader van een medisch haalbaarheidsonderzoek zorgvuldig en correct
heeft gehandeld.
4.3 Tijdens de zitting heeft klaagster nog aangevoerd dat de medisch adviseur ten
onrechte geen medisch beeldmateriaal heeft beoordeeld en ook niet heeft beoordeeld
of de diagnosestelling Ossification of the posterior longitudinal ligament (OPLL)
wel correct was en of er überhaupt een operatie-indicatie was. Voorts heeft klaagster
aangevoerd dat de medisch adviseur de vraag of “een redelijk handelend en redelijk
bekwaam patiënt deze behandeling ook gedaan zou hebben” (letterlijk geciteerd uit
de pleitaantekeningen van klaagster) ten onrechte niet heeft beantwoord. Ten slotte
heeft klaagster gesteld dat de medisch adviseur ten onrechte niet het blokkerings-
en correctierecht heeft toegepast. Klaagster heeft daarbij desgevraagd aangegeven
dat dit geen uitbreiding is van klachtonderdeel a), maar een onderbouwing van dat
klachtonderdeel.
4.4 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college Is klaagster ontvankelijk in haar klacht?
5.1 Nu op grond van artikel 7:446 lid 2 Burgerlijk Wetboek het beoordelen van de
medische behandeling die iemand heeft ondergaan, valt onder handelingen op het gebied
van de geneeskunst, en klaagster daarbij (onweersproken) als rechtstreeks belanghebbende
in de zin van artikel 65 lid 1 onder a Wet BIG heeft te gelden, is zij ontvankelijk
in haar klacht.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.2 De vraag is of de arts als medisch adviseur de zorg heeft verleend die van hem
verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende
medisch adviseur. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener
geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener (beter)
anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk
zijn voor hun eigen handelen.
Omvang van de klacht
5.3 Hoewel klaagster heeft betoogd dat zij met de aantijgingen over het niet beoordelen
van het beeldmateriaal, het niet beantwoorden van een concrete vraag en het niet toepassen
van het blokkerings- en correctierecht de klacht niet heeft uitgebreid, is het college
anders van oordeel. Pas tijdens de mondelinge behandeling heeft klaagster hierover
opmerkingen gemaakt. Deze opmerkingen zijn naar het oordeel van het college geen onderdeel
van de klacht dat de medisch adviseur als niet praktiserend internist in strijd met
de GBL een oordeel heeft gegeven over het handelen van neurochirurg 1. Deze opmerkingen
betreffen een ander beoordelingskader. Daarmee is naar het oordeel van het college
wel sprake van een uitbreiding van de klacht. Artikel 65c van de Wet op de beroepen
in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bepaalt dat een klager zijn klacht tot
uiterlijk twee weken voor de behandeling van de zaak op de terechtzitting schriftelijk
kan wijzigen of aanvullen. De uitbreiding van de klacht is dan ook te laat en ook
overigens in strijd met de behoorlijke procesorde. Het college gaat daarom uit van
de vier oorspronkelijke klachtonderdelen.
Klachtonderdeel a) handelen in strijd met de GBL door als internist n.p. een oordeel
te geven over het handelen van neurochirurg [1]
5.4 Het rapport van de medisch adviseur betreft een ‘medisch haalbaarheidsonderzoek’.
Een zodanig rapport moet worden aangemerkt als een medisch deskundigenbericht dat
volgens vaste jurisprudentie van het CTG aan de volgende criteria moet worden getoetst
(zie ECLI:NL:TGZCTG:2017:74; ECLI:NL:TGZCTG:2013:140):
1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde
vraagstelling te beantwoorden;
3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke
gronden de conclusies van het rapport steunen;
4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte
literatuur en de geconsulteerde personen;
5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Het college toetst ten volle of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van
vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan.
Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in
redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.
5.5 De klacht van klaagster richt zich op het vijfde criterium. Zij heeft, onder
verwijzing naar paragraaf 4.5. van de Medische Paragraaf van GBL, betoogd dat de medisch
adviseur niet bekwaam was om in deze zaak te adviseren. Volgens klaagster is verweerder
een gepensioneerde en niet meer praktiserende internist is en niet bekwaam te adviseren
over de door neurochirurg 1 verrichte operatie in de daartoe gespecialiseerde neurochirurgische
setting. Hij had zich moeten terugtrekken of advies moeten inwinnen bij een onafhankelijke
neurochirurg. Verweerder heeft aangegeven bekwaam te zijn om op basis van de medische
stukken, waaronder de second opinion van neurochirurg 2, te adviseren. Het college
overweegt ten aanzien van dit klachtonderdeel als volgt.
5.6 In de Medische Paragraaf van de GBL (De Letselschade Raad, mei 2012) staat onder
paragraaf 4.5 Vakkundigheid en deskundigheid onder meer het volgende: “Het vakgebied
van de medisch adviseur is breed. Enigszins vergelijkbaar met de huisarts, dient de
medisch adviseur over brede generalistische kennis te beschikken. Daarnaast zal hij
de nodige kennis moeten hebben van de juridische context waarbinnen hij opereert.
De grenzen van het vakgebied van de medisch adviseur zijn in algemene zin moeilijk
aan te geven. (…)
Daarnaast hebben sommige medisch adviseurs een eigen specifiek deskundigheidsgebied.
De medisch adviseur kan van oorsprong bijvoorbeeld neuroloog zijn of orthopeed. Naast
de steeds noodzakelijke breedte kan er op onderdelen dus ook sprake zijn van individuele
diepgang. Dit maakt het eens te meer moeilijk om het deskundigheidsgebied van ‘de’
medisch adviseur in algemene zin af te bakenen. Vast staat dat de medisch adviseur
een eigen verantwoordelijkheid toekomt om de grenzen van zijn vakkundigheid en deskundigheid
te bewaken. De aard van zijn werkzaamheden brengt mee dat de medisch adviseur steeds
bedacht moet zijn op het gevaar de reële grenzen van de eigen deskundigheid te overschrijden.
Het is een kerncompetentie van de medisch adviseur om zich voor die voor de hand liggende
fout te behoeden. Indien dit tot gevolg heeft dat hij bepaalde aan hem gestelde vragen
niet op verantwoorde wijze kan beantwoorden, geeft hij dit duidelijk in zijn advies
aan. Daar waar zijn kennis niet diepgaand genoeg is, dient hij aanvullende (specialistische)
kennis in te schakelen.”
5.7 Het college is van oordeel dat uit deze paragraaf niet volgt dat een medisch
adviseur alleen een medisch advies zou mogen uitbrengen in zaken binnen zijn eigen
specifieke deskundigengebied. Voor zover klaagster dat heeft willen betogen met haar
klacht, wordt zij niet gevolgd.
5.8 Wel volgt uit deze paragraaf en ook uit het vijfde criterium van het onder 5.4
weergegeven toetsingskader dat de medisch adviseur bedacht moet zijn op de grenzen
van zijn deskundigheid en het gevaar dat hij die overschrijdt. Als hij door die grenzen
bepaalde vragen niet kan beantwoorden, moet hij dit in zijn advies aangeven en dient
hij zo nodig een ter zake deskundige hiervoor te consulteren of adviseren tot (onafhankelijk)
onderzoek door een ter zake deskundige.
5.9 In het onderhavige medische haalbaarheidsonderzoek had de medisch adviseur de
beschikking over een second opinion van neurochirurg 2. De medisch adviseur is in
zijn medisch advies uitgebreid ingegaan op de vraag of hij deze second opinion kon
meenemen in de beoordeling van de aan hem voorgelegde vraagstelling. Hij heeft daarbij
op een inzichtelijke, goed te volgen wijze een afweging gemaakt. De medisch adviseur
heeft enerzijds de omstandigheid beschreven dat de second-opinion-arts een voormalig
opleider was en nog steeds een collega was van neurochirurg 1. Neurochirurg 2 was
daarmee niet als zuiver neutraal te beschouwen. Anderzijds heeft de medisch adviseur
in zijn rapport genoemd dat neurochirurg 2 in Nederland en ook daarbuiten te boek
staat als een zeer gerespecteerde neurochirurg. Vervolgens heeft de medisch adviseur
geoordeeld dat de operatie technisch correct was uitgevoerd, waarbij hij duidelijk
heeft vermeld dat hij dit oordeel baseerde op het oordeel van neurochirurg 2.
5.10 Daarmee is de medisch adviseur dus niet buiten zijn eigen deskundigheid getreden,
maar heeft hij gebruik gemaakt van de second opinion die was verstrekt door een ter
zake deskundig arts. In zoverre is dit klachtonderdeel ongegrond.
5.11 Voor zover klaagster heeft bedoeld te betogen dat de medische adviseur niet had
mogen afgaan op het oordeel van de second opinion arts, omdat die niet onafhankelijk
was, overweegt het college dat de medisch adviseur in zijn rapport voldoende inzichtelijk
heeft gemaakt waarom hij van mening was dat hij daar wel op af heeft kunnen gaan.
Dat op dat punt een andere afweging mogelijk (en misschien zelfs beter) was, maakt
niet dat aan de medisch adviseur tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt. Het college
neemt hierin mee dat de opdrachtgever de rechtsbijstandsverzekeraar was. Verweerder
heeft in zijn rapport helder vermeld dat neurochirurg 2 de opleider en collega was
van neurochirurg 1. Verweerder heeft daarmee in zijn rapport de rechtsbijstandsverzekeraar
voldoende transparant geïnformeerd over de positie van neurochirurg 2. Hij heeft voldoende
inzichtelijk gemaakt wat zijn afwegingen waren en die afwegingen zijn te volgen.
5.12 Het college komt tot het oordeel dat het rapport ook aan de overige – onder
5.4 genoemde – vereisten voldoet. De medisch adviseur heeft de feiten, de omstandigheden
en de bevindingen waarop zijn advies berustte in zijn rapport genoemd. Het rapport
voldoet hiermee aan het eerste en vierde vereiste voor een rapport.
5.13 Ook is er voor de medisch adviseur geen aanleiding geweest om nader of ander
onderzoek te verrichten. De medisch adviseur heeft, naast de bestudering van de medische
stukken, de door klaagster overhandigde geluidsopnames van de gesprekken met neurochirurg
2 beluisterd. Op pagina 3 en 4 van zijn rapport heeft de medisch adviseur een samenvatting
gegeven van wat er in deze gesprekken is gezegd. Volgens klaagster zou neurochirurg
2 in deze gesprekken hebben gezegd (samengevat) dat neurochirurg 1 wel fouten zou
hebben gemaakt bij de verrichte operatie. De medisch adviseur heeft neurochirurg 2
dit niet in de door hem beluisterde opnames horen zeggen. Als klaagster heeft bedoeld
te klagen over de samenvatting van de geluidsopnames in het rapport, stelt het college
vast dat klaagster slechts stelt, dat zij het niet eens is met deze samenvatting in
het rapport. Klaagster heeft deze geluidsopnames niet aan het college overgelegd en
niet concreet aangegeven en onderbouwd welke concrete uitlatingen neurochirurg 2 heeft
gedaan. Nu klaagster dat heeft nagelaten, heeft het college geen aanleiding om aan
de door de medisch adviseur in zijn rapport gegeven samenvatting van die gesprekken
te twijfelen. In zoverre is de klacht ongegrond.
5.14 Voor zover klaagster heeft bedoeld dat verweerder meer expliciet in zijn rapport
had moeten adviseren tot het laten verrichten van een onderzoek door een onafhankelijk
deskundige, meent het college dat verweerder voldoende helder in zijn rapport ten
behoeve van de rechtsbijstandsverzekeraar heeft weergegeven dat neurochirurg 2 de
opleider en de collega van neurochirurg 1 was. Het rapport van verweerder voldoet
daarmee aan het tweede en derde vereiste.
5.15 Het voorgaande betekent dat klachtonderdeel a) ongegrond is.
Klachtonderdeel b) toezenden medisch dossier
5.16 Op 22 juni 2023 heeft de gemachtigde van klaagster een brief verzonden naar
het Bureau en daarbij het Bureau en de medisch adviseur aansprakelijk gesteld en het
hele medisch dossier van klaagster opgevraagd. Het medisch dossier is op 2 februari
2024 door het Bureau aan de gemachtigde van klaagster verstrekt. Klaagster stelt zich
op het standpunt dat dat te laat is en dat dat de medisch adviseur persoonlijk te
verwijten is. De medisch adviseur heeft aangegeven dat het Bureau, zijn werkgever,
de aansprakelijkstelling en het verzoek om het medisch dossier buiten zijn bemoeienis
om in behandeling heeft genomen en heeft gemeld bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.
Het college ziet in de correspondentie die over de aansprakelijkstelling en het verstrekken
van het medisch dossier door de gemachtigde van klaagster is aangeleverd, geen aanknopingspunten
om aan de stelling van de medisch adviseur te twijfelen. In het tuchtrecht staat de
persoonlijke verwijtbaarheid van de aangeklaagde beroepsbeoefenaar centraal. Nu niet
kan worden vastgesteld dat het verzoek tot het toezenden van het medisch dossier de
medisch adviseur (tijdig) heeft bereikt, kan zijn persoonlijke betrokkenheid niet
worden vastgesteld. Dit klachtonderdeel b) kan daarom niet gegrond worden verklaard.
Klachtonderdelen c) inschakelen beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar met standpunt
zonder medisch advies dan wel op advies van verweerder en d) bij advies verweerder
onder c) het onbekwaam verstrekken van een advies
5.17 Deze klachtonderdelen gaan over het standpunt van de ingeschakelde beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar
van het Bureau. Vanwege de samenhang zal het college deze klachtonderdelen gezamenlijk
bespreken. Uit de e-mail van 9 november 2023 van een medewerkster van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar
blijkt dat deze is ingeschakeld door het Bureau (‘de verzekerde’). Klaagster stelt
dat het gewraakte standpunt is ingenomen zonder medisch advies dan wel is gebaseerd
op een door de medisch adviseur onbekwaam gegeven advies. Nog afgezien van het feit
dat de onderbouwing van deze
klachtonderdelen enkel
rust op veronderstellingen, komt het ingenomen standpunt en de wijze waarop dat
tot stand is gekomen (met of zonder bekwaam afgegeven advies), voor rekening van de
beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar en niet voor rekening van de medisch adviseur.
De handelwijze van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar is de medisch adviseur
niet tuchtrechtelijk aan te rekenen. Deze klachtonderdelen c) en d) zijn daarom beide
ongegrond.
Slotsom
5.18 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond
zijn.
6. De beslissing
Het college:
-
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door A.P.A. Bisscheroux, voorzitter, I.H.M. van Rijn,
lid-jurist, E.G. van der Jagt, S. Zwikker en P.M. Netten, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door
F.A.C. Bergervoet, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door
K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 22 januari 2025.