Zoekresultaten 1-10 van de 968 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7313

    Gegronde klacht van de voormalig werkgever tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog werkte als orthopedagoog op een praktijkschool. De pz-psycholoog heeft een (intieme) relatie gehad met een leerlinge die hij begeleidde. Klaagster verwijt de gz-psycholoog dat hij een seksuele relatie is aangegaan met een aan zijn zorg toevertrouwde leerlinge en daarmee onvoldoende professionele afstand in de zorgrelatie heeft gehouden. De gz-psycholoog erkent dat hij een grensoverschrijdende relatie is aangegaan met een leerlinge. Het college overweegt dat een al dan niet voorwaardelijke schorsing niet aan de orde is, omdat verweerder zich in deze zaak heeft uitgeschreven uit het BIG-register. Het college kan daarom geen bijzondere voorwaarden opleggen. Bovendien bestaat het risico dat verweerder na herinschrijving “gewoon” weer aan de slag kan, met een BIG-inschrijving die extern (naar buiten toe) een bepaald vertrouwen oproept. Het college vindt dat onwenselijk en acht het daarom noodzakelijk dat verweerder het recht wederom in het BIG-register te worden ingeschreven wordt ontzegd. Maatregel: verbod op wederinschrijving BIG-register.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:13 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2388

    Ongegronde klacht tegen een KNO-art. Klager is in februari 2014 door de huisarts naar de polikliniek KNO verwezen vanwege otitis externa (ontsteking van de huid in de gehoorgang) van het linkeroor (AS). Klager is gezien door een KNO-arts in opleiding (hierna: de aios), die destijds in het vierde jaar van zijn opleiding was. De KNO-arts was zijn supervisor. De aios heeft klager zure oordruppels voorgeschreven. Kort nadien ervoer klager sudden deafness (plotsdoofheid), vooral aan het rechteroor (AD), waarvoor hij bij de aios terugkwam. Na het vierde consult hebben de aios en de KNO-arts klager op zijn verzoek verwezen voor een second opinion. Klager verwijt de KNO-arts onder meer dat hij tekort is geschoten in zijn superviserende taak door de aios zelfstandig, zonder contact of overleg, klager te laten behandelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:14 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2387

    Ongegrond klacht tegen een KNO-arts. Klager is in februari 2014 door de huisarts naar de KNO-arts (destijds in het vierde jaar van zijn opleiding) verwezen vanwege otitis externa (ontsteking van de huid in de gehoorgang) van het linkeroor (AS). De KNO-arts heeft zure oordruppels voorgeschreven. Kort nadien ervoer klager sudden deafness (plotsdoofheid) waarvoor hij bij de KNO-arts terugkwam. Na het vierde consult heeft de KNO-arts klager op zijn verzoek verwezen voor een second opinion. De klacht van klager bestaat uit 9 klachtonderdelen. Klager verwijt de KNO-arts onder meer dat hij onjuiste diagnoses heeft gesteld, onvoldoende onderzoek heeft gedaan en niet de juiste behandeling heeft ingezet. Ook verwijt klager de KNO-arts dat hij klager onvoldoende heeft geïnformeerd en dat hij ten onrechte zijn supervisor niet heeft ingeschakeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:15 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2422

    Klacht tegen chirurg. Klaagster heeft twee ziekenhuizen, waarin zij een medische behandeling heeft ondergaan, aansprakelijk gesteld. De ziekenhuizen hebben de aansprakelijkheid van de hand gewezen. De aangeklaagde chirurg is in deze beroepsaansprakelijkheidskwestie door partijen aangesteld als onafhankelijke deskundige en heeft een medisch deskundigenrapport uitgebracht. Klaagster verwijt de chirurg dat hij een ondeugdelijk rapport heeft uitgebracht. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het rapport op enkele punten beter had kunnen zijn, maar dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het beroep van klaagster wordt daarom verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:16 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2364

    In 2014 was klager betrokken bij een ongeval, waarna hij lichamelijk letsel heeft opgelopen aan zijn linker onderbeen. In verband met een letselschadezaak van klager werd een expertise-onderzoek uitgevoerd door een orthopedisch chirurg, met als doel het vaststellen van de blijvende gevolgen op orthopedisch gebied. De arts heeft een medisch advies geschreven naar aanleiding van dit onderzoek. Klager verwijt de arts onder andere dat zij ten onrechte uit het rapport van de orthopedisch chirurg heeft overgenomen dat er geen sprake was van botontkalking. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:17 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2365

    .

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:26 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7166

    Deels gegronde klacht tegen een oogarts. De oogarts wordt onder meer verweten dat hij haar niet (voldoende) heeft geïnformeerd over de nadelen van de behandeling en de kwalificaties van de (niet BIG-geregistreerde) behandelaar, waardoor informed consent ontbrak. Het college overweegt dat de oogarts klaagster niet, althans onvoldoende, heeft geïnformeerd over het ontbreken van de BIG-registratie bij de behandelaar die de ooglaserbehandeling heeft uitgevoerd en over het bestaan van een verhoogd risico op blijvend droge ogen bij het uitvoeren van de ooglaserbehandeling. Klaagster is daardoor onvoldoende in de gelegenheid gesteld om goed geïnformeerd te kunnen beslissen over het laten uitvoeren van de ingreep. Daarvan valt de oogarts - nu de ooglaserbehandeling onder zijn supervisie plaatsvond - een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het college weegt mee dat de oogarts lering heeft getrokken uit de klacht. Volgt de oplegging van de maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6947

    Deels gegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster is in behandeling bij een FACT-team. De psychiater was hier tijdelijk voor ongeveer 5 maanden ad interim werkzaam. Klaagster heeft een psychiatrische achtergrond, voornamelijk dwangproblematiek. De psychiater was de regiebehandelaar. Tussen klaagster en de psychiater bestond een visieverschil, maar dat hoefde niet te betekenen dat de psychiater alleen daarom direct overgedragen diende te worden aan een andere instelling. Dat de psychiater eerst de tijd heeft genomen alvorens overdracht aan een andere instelling te overwegen, is niet verwijtbaar. Wel meent het college dat de psychiater op twee momenten tekort is geschoten in de zorgverlening door eenzijdig de behandelrelatie op te zeggen. Hier had juist extra inspanning van de psychiater verwacht mogen worden. Ook heeft hij bij zijn vertrek niet gezorgd voor een deugdelijke overdracht. Overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Klacht deels gegrond, berisping.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:21 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6946

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster is in behandeling bij een FACT-team. De psychiater was hier op invalbasis enkele keren werkzaam geweest en heeft alleen een intakegesprek in april en twee gesprekken in oktober met klaagster gehad. Op deze momenten was er geen aanleiding om klaagster alsnog door te verwijzen naar een ziekenhuis voor een behandeling. Het dossier bevat geen aanknopingspunten op basis waarvan moet worden geconcludeerd dat de psychiater naar aanleiding van beide gesprekken had moeten concluderen tot beëindiging van de behandelrelatie. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:22 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7138

    Gegronde klacht tegen een oogarts. Samenhangende zaak A2024/7139. De oogarts wordt verweten dat hij zonder toestemming bij klager andere lenzen heeft geïmplanteerd dan was afgesproken (a), dat hij klager daarover niet heeft geïnformeerd/dit aanvankelijk voor klager heeft verzwegen (b) en dat hij aan klager adequate nazorg heeft onthouden in de periode tussen de operatie en de controle na drie maanden, terwijl klager veel klachten had (c). Het college overweegt dat de oogarts onzorgvuldig heeft gehandeld door een ander type lens te implanteren dan met klager was afgesproken en door zich er onvoldoende van te vergewissen dat klager op de hoogte en akkoord was met het gewijzigde type lens. Ook is onzorgvuldig gehandeld door dit niet (direct) aan klager te vertellen, hiervan geen aantekening in het dossier te maken, dit niet binnen de kliniek te bespreken en niet met een actieve houding in de gaten te houden of klager klachten zou ontwikkelen. Pas nadat de oogarts op verzoek van klager bij een nacontrole drie maanden na de ingreep aanwezig was, heeft de oogarts klager verteld dat andere lenzen dan afgesproken waren geïmplanteerd. Het besluit tot een nieuwe lenswissel kon daardoor ook pas na drie maanden – in welke periode klager veel klachten had – worden genomen. Het college weegt mee dat de oogarts reflectie heeft getoond op zijn functioneren in deze zaak, onder meer door te melden dat hij klager direct had moeten inlichten en door een afspraak met klager te maken om hem persoonlijk zijn excuses aan te bieden. Ook weegt het college mee dat de oogarts niet eerder met het tuchtrecht in aanraking is geweest. Volgt de oplegging van de maatregel van een berisping.