ECLI:NL:TGZRAMS:2025:167 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7828

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:167
Datum uitspraak: 01-07-2025
Datum publicatie: 01-07-2025
Zaaknummer(s): A2024/7828
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een tandarts. Klaagster verwijt de tandarts onder meer dat hij haar niet heeft ingelicht over het feit dat een brug niet zonder verdikking kon worden gemaakt. Naar het oordeel van het college was het noodzakelijk om voorafgaand aan de behandeling aan de hand van een aantal kleurenfoto’s een goede inschatting te maken van de (on)mogelijkheden voor een oplossing. Daarnaast was het noodzakelijk om voorafgaand aan de behandeling een duidelijk en volledig zorgplan op te maken aan de hand waarvan klaagster geïnformeerd had moeten worden over de mogelijkheden, maar vooral de onmogelijkheden. Hieraan heeft het ontbroken. Voor het overige is de klacht ongegrond. Waarschuwing.

A2024/7828
Beslissing van 1 juli 2025

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 1 juli 2025 op de klacht van:

A,
wonende in B,
klaagster,

tegen

C,
tandarts,
werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de tandarts,
gemachtigde: mr. M.F. Mooibroek, werkzaam in Utrecht.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klaagster heeft in de praktijk van de tandarts een brug laten plaatsen. Klaagster is ontevreden over de brug en over een aantal randvoorwaarden die over de zorgverlening gaan. De tandarts betreurt het dat klaagster ontevreden is, maar vindt dat hij zorgvuldig heeft gehandeld.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de tandarts op een enkel onderdeel tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 13 november 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen, waaronder een USB-stick met beeldmateriaal;
- de e-mail van klaagster van 7 mei 2025, binnengekomen op 7 mei 2025, met bijlagen.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.


2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 20 mei 2025. De tandarts is verschenen. Hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De gemachtigde heeft pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd. Klaagster was afwezig met bericht van verhindering. De heer E, (restauratief) tandarts, is op de zitting gehoord als getuige.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 De tandarts is in dat beroep sinds 1984 werkzaam. Als parodontoloog en implantoloog is hij werkzaam sinds 1989 respectievelijk 1990. De tandarts is houder van een praktijk voor specialistische tandheelkunde. Klaagster was in de periode 2004 tot en met 2023, met uitzondering van de periode 2013 tot en met 2019, patiënt bij (de praktijk van) de tandarts.

3.2 Op 30 juli 2020 had klaagster een intake bij de praktijk na verwijzing door haar toenmalige tandarts. Klaagster wenste een vaste constructie in haar bovenkaak. De tandarts heeft op de praktijk een CBCT-scan gemaakt en het tandvlees onderzocht. De tandarts heeft klaagster verteld dat de behandelmogelijkheden moesten worden onderzocht en moesten worden besproken met restauratief tandarts E, ook werkzaam bij de praktijk. Daarvoor moest een vervolgafspraak worden gemaakt. De tandarts noteerde een en ander als volgt:
‘Parostatus, [BEHANDELPLAN] 30-07-2020: NI C, ass. F
1. CBCT net gemaakt full
2. Consult G bespreken mogelijkheden BK, overkapping? Frame met impl?
(…)
[DIAGNOSE] – biotype normaal
(…)’

3.3 De vervolgafspraak vond plaats op 5 augustus 2020 bij collega tandarts E. E heeft bij die gelegenheid een aantal opties met klaagster besproken. E adviseerde klaagster een nieuwe brug in het bovenfront en een frame prothese gesteund op de implantaten op de plek van elementen 15 en 16. In de kroon bij het element 23 zou ook een steun moeten worden gemaakt. Klaagster wilde van een aantal opties graag een begroting. E noteerde een en ander als volgt:
‘Uitgebreid onderzoek t.b.v. opstellen, vastleggen en verstrekken van behandelplan aan de patiënt
Parostatus, [BEHANDELPLAN] 5-8-2020/ bespreken behandelplan/ G/ ass. H
kroon op 13 is beschadigd tijdens het doorslijpen van de 13/14
brug 13-23,24 is ongeveer 15 jaar oud
optie 1 is om een nieuwe brug in het boven front te maken en een frame prothese gesteund op de implantaten 15 en de 16. in kroon 23 ook een steun maken voor het frame (+/- 6000,-).
optie 2 is (…)
optie 3 is (…)
optie 4 is…(…)
advies is om optie 1 te kiezen
mevrouw wil graag begroting voor optie 1, 3 en 4
(…)’
De begrotingen zijn nadien aan klaagster gestuurd.

3.4 Op 22 november 2022, iets meer dan twee jaar later na het consult bij E, vond een nieuwe intake bij de tandarts plaats. Klaagster had op dat moment in de bovenkaak een brug op telescoopkronen en had diverse andere tandartspraktijken geconsulteerd. De tandarts heeft klaagster onderzocht (röntgenfoto’s en controle tandvlees). Vanwege inmiddels door andere tandartsen geplaatste implantaten was de eerder besproken optie 1 lastiger uitvoerbaar. Klaagster wilde niet dat de door de andere tandartsen geplaatste implantaten zouden worden verwijderd. De tandarts heeft een en ander als volgt genoteerd:
‘(…)
- Bovenkaak is een telescoopbrug
- 17 niet bruikbaar voor de defenitieve constructie, meerdere impl. op ongunstige positie en richting.
(…)
mevrouw is regelnmatig onder behandeling, (…)
pat wil graag iets vast, wilt graag een gebit waar ze mee kan eten. wil graag ook dat het er netjes uitziet. vindt het heel belangrijk dat er een vaste constructie komt in de BK.
- mevrouw vindt het hele traject die zij heeft doorgemaakt heel vervelend, vooral omdat niemand(buiten I haar goed heeft geholpen.
Patient uitgelegd dat een vaste brug zeer weaarschijnlijk wel lukt, maar dat het niet zeker is dat we alle aanwezige implantaten kunnen gebruiken ivm positie en richting. Daardoor zal de brug ook minder slank kunnen worden dan zij wil.’
Na de intake heeft klaagster aan de tandarts een e-mail gestuurd met informatie over haar eerdere behandelingen (titel ‘chronologisch weergeven’). De tandarts heeft op zijn beurt van de intake verslag gedaan aan de toenmalig behandelend tandarts van klaagster. Daarnaast heeft de tandarts klaagster verwezen naar zijn collega, restauratief tandarts E.

3.5 Een vervolgconsult bij restauratief tandarts E vond plaats op 30 november 2022. E heeft klaagster onderzocht en zijn bevindingen aan klaagster toegelicht. Voorts heeft E afdrukken gemaakt voor studiemodellen en een individuele lepel (precisieafdruk van de mond). Klaagster is tevens uitgelegd dat zij langs de tandprotheticus moest. Bij brief van 20 december 2022 heeft E aan klaagster en de behandelend tandarts de begroting en de planning gestuurd. Dat hield het volgende in:
‘- Prothetische fase 1: vervaardigen van een tijdelijke implantaat gedragen brug in de bovenkaak
- Prothetische fase 2: vervaardigen van een definitieve implantaat gedragen brug in de bovenkaak
(…)
Schematisch ziet de behandelplanning er als volgt uit:
1. Het afdrukken op de implantaten voor de tijdelijke constructie en het maken van een tijdelijke voorziening.
2. Het plaatsen van de tijdelijke constructie en extractie van de 13, 23 en de 26.
3. Na ongeveer 8 weken het afdrukken op de implantaten voor de definitieve constructie
4. Het plaatsen van de definitieve constructie.’

3.6 Op 15 februari 2023 heeft restauratief tandarts E opnieuw onderzoek verricht (röntgenfoto’s). Niet-plastische restauraties zijn opnieuw vastgezet en oude constructies bij de elementen 14 en 17 zijn verwijderd.

3.7 Op 30 maart 2023 is klaagster bij de tandarts geweest voor de eerste fase van uitvoering van het behandelplan. De tandarts heeft de elementen 12, 23, 24 en 26 geëxtraheerd en een tijdelijke kunststof brug op de implantaten regio 16, 12, 25 en 27 geplaatst. De beet van deze tijdelijke brug was onvoldoende, waarop de tandarts klaagster adviseerde om in overleg met de tandprotheticus de brug te laten aanpassen en de kleur van de definitieve constructie te bepalen. De tandarts heeft klaagster nadien niet meer gezien.

3.8 Klaagster heeft bij e-mail van 11 april 2023 de praktijk bericht dat zij niet tevreden was over het feit dat bij haar een tijdelijke brug met rand was geplaatst, wat zij juist had willen vermijden.

3.9 Op 7 juni 2023 heeft restauratief tandarts E een nieuwe tijdelijke brug bij klaagster geplaatst op de implantaten regio 16, 15, 14, 12, 22, 25 en 27.

3.10 Op 15 juni 2023 heeft klaagster bericht dat de tijdelijke brug was gebroken. Restauratief tandarts E heeft vervolgens op 21 juni 2023 de definitieve constructie geplaatst. E heeft vanwege de toestand van het gebit concessies moeten doen en de kroon regio 37 moeten inslijpen en opnieuw moeten opbakken. Deze kroon is op 30 juni 2023 teruggeplaatst. Bij die gelegenheid heeft klaagster verteld ontevreden te zijn over de verdikking van het bovenfront. E adviseerde klaagster een afspraak te maken met de tandtechnieker om te bepalen of er nog andere mogelijkheden waren. De schroefgaten van de implantaatgedragen brug werden om die reden nog niet opgevuld.

3.11 Klaagster heeft hierna in juli 2023 meermalen kenbaar gemaakt dat ze ontevreden was en voor de behandeling niet wilde betalen. Uitnodigingen voor een persoonlijk gesprek heeft klaagster afgeslagen.

3.12 Op 8 november 2023 heeft restauratief tandarts E de schroefgaten opgevuld. Ook heeft hij nog drie opties met klaagster besproken. De behandelingen en bevindingen zijn bij brief van 8 november 2023 aan de behandelend tandarts van klaagster gezonden.

3.13 Nadien is klaagster niet meer op de praktijk verschenen. Zij heeft bij brief van 8 oktober 2024 de praktijk aansprakelijk gesteld.


4. De klacht en de reactie van de tandarts
4.1 Klaagster verwijt de tandarts dat:
a) hij klaagster niet heeft ingelicht over het feit dat de brug niet zonder verdikking kon worden gemaakt;
b) hij klaagster haar dossier niet heeft willen overhandigen, c.q. haar het dossier niet heeft laten lezen en valse informatie in het dossier heeft opgenomen;
c) hij geen informatie over de mogelijkheid van het indienen van een klacht op zijn website heeft staan;
d) hij onverschillig was over het breken van de tijdelijke brug;
e) hij met andere tandartsen heeft gepraat zonder haar toestemming; en dat
f) zijn personeel klaagster slecht heeft bejegend.

4.2 De tandarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de tandarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwaam en redelijk handelend tandarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de tandarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Deze beroepsnomen staan niet alleen in de wet, maar ook bijvoorbeeld in richtlijnen van de beroepsorganisatie. Voor tandartsen is dat de beroepsorganisatie KNMT. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen, is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

5.2 Relevant is voorts dat bij de beoordeling wordt uitgegaan van de feiten en omstandigheden zoals die aan het college zijn gebleken. Waar partijen een andere visie hebben op een gebeurtenis of situatie, hecht het college doorslaggevende betekenis aan wat is opgeschreven in het tandheelkundig dossier, tenzij het college redenen heeft om aan de inhoud van het tandheelkundig dossier te twijfelen. In dat verband merkt het college op dat partijen een uiteenlopende mening hebben over wat met patiënte tijdens de consulten is besproken én dat gebleken is dat partijen elk over een op een elementair deel andere versie van de aantekeningen van het consult van 22 november 2022 beschikken. In de versie van de tandarts staat onderaan de volgende passage: ‘Patient uitgelegd dat een vast brug waarschijnlijk wel lukt, maar dat het niet zeker is dat we alle aanwezige implantaten kunnen gebruiken ivm positie en richting. Daardoor zal de brug ook minder slank kunnen worden dan zij wil’. In de versie van klaagster ontbreekt die passage. Dat daarmee de inhoud van het dossier of in elk geval deze passage ter discussie staat of zelfs achteraf valselijk zou zijn opgemaakt, is evenwel niet de conclusie die het college daaraan verbindt. Te meer niet daar
ook de afdrukstand van de versies anders (staand versus liggend) is en de opvolgende aantekeningen verschillend zijn. Er zijn – hoe vreemd ook – klaarblijkelijk twee varianten in omloop. Welke conclusies het college er wel aan verbindt, komt hierna bij de bespreking van de klachtonderdelen aan de orde.

Klachtonderdeel a) geen inlichting verdikking brug
5.3 Wat de beoordeling van het eerste klachtonderdeel – de mate van informatie – betreft, stelt het college vast dat klaagster zich in 2020 aan de tandarts presenteerde als een patiënte die enerzijds bekend was bij de praktijk en anderzijds verschillende andere tandartsen had gezien in verband met de diverse problemen die zij van de staat van haar gebit ondervond. In 2022 was dat niet anders. Sterker nog, de uitgangspositie voor het plaatsen van een brug was (in grote mate) verslechterd.

5.4 Onder deze omstandigheden – mede gezien het feit dat de tandarts zijn praktijk als ‘gespecialiseerd in complexe situaties’ presenteert – was het naar het oordeel van het college noodzakelijk geweest om voorafgaand aan de behandeling aan de hand van een aantal kleurenfoto’s een goede inschatting te maken van de (on)mogelijkheden voor een oplossing van de problemen wat het gebit van klaagster betreft. Daarnaast kon niet worden volstaan met het maken van aantekeningen in het tandheelkundig dossier, maar was het noodzakelijk om voorafgaand aan de behandeling ook nog een duidelijk en volledig zorgplan op te maken aan de hand waarvan klaagster geïnformeerd had moeten worden over de mogelijkheden, maar vooral ook over de onmogelijkheden. Daarop had zij desgewenst haar toestemming kunnen geven. Aan zulk onderzoek, en met name aan een zorgplan met volledige informatie en duidelijkheid over waar klaagster precies toestemming voor had gegeven én waar de grens van het mogelijke lag, heeft het in deze situatie echter ontbroken. Dit geldt ook voor het moment waarop de tijdelijke noodbrug werd geplaatst en de omstandigheid dat die noodbrug niet bleek te passen. Een onbetwiste duidelijke voorlichting over de grens van het mogelijke blijkt niet uit het dossier, terwijl die grens naar het oordeel van het college feitelijk was bereikt.

5.5 Een en ander vindt het college tuchtrechtelijk verwijtbaar. In het midden kan dan overigens blijven of klaagster op 22 november 2022 (of enig ander moment) al dan niet over de mate van ‘slankheid’ van de te plaatsen brug is geïnformeerd en of met klaagster al dan niet is gesproken over een mogelijke verdikking aan tandzijde of tongzijde c.q. klaagster daarover wel of niet in een vroeg stadium heeft geklaagd; er was reeds op voorhand onvoldoende duidelijkheid over de mogelijkheden en vooral onmogelijkheden.

5.6 Dat de tandarts op het moment van het plaatsen van de noodbrug het ziekteverlof van zijn collega E verving, dat dit de laatste keer was dat de tandarts klaagster zag, en dat collega tandarts E ook op diverse andere momenten de behandeling van (het gebit van) klaagster uitvoerde, maakt het oordeel niet anders; de tandarts was in elk geval de behandelend tandarts op het moment van de intake op 30 juli 2020, de intake op 22 november 2022 en het consult op 30 maart 2023. Op die momenten had hij als behandelaar een eigen verantwoordelijkheid.


5.7 Het eerste klachtonderdeel is daarom gegrond.

Klachtonderdeel b) geen afgifte dossier en valse informatie
5.8 Ten aanzien van de klacht over de afgifte van het dossier, stelt het college voorop dat een patiënt – en dus ook klaagster – (op verzoek) recht heeft op inzage in en een afschrift van het eigen tandheelkundig dossier. De tandarts heeft ook aan het verzoek van klaagster voldaan. Het college heeft immers na een toelichting van de tandarts de overtuiging gekregen dat aan klaagsters wens om een kopie in de zomer van 2023 tegemoet is gekomen door haar dossier op een USB-stick te zetten en deze in een gesloten envelop voor haar klaar te leggen bij de receptie van de praktijk. Klaagster kon zo bij eerste gelegenheid de envelop met de USB-stick ophalen. Dat klaagster vervolgens zelf niet is langsgekomen en dus feitelijk het dossier op dat moment niet in handen heeft gehad, is niet een omstandigheid die de tandarts kan worden aangerekend. Later heeft klaagster het dossier alsnog per post toegezonden gekregen.

5.9 Dat er overigens, zoals klaagster stelt, valse informatie in het dossier zou zijn opgenomen, kan het college niet aannemen. Zoals toegelicht onder 5.2, zijn er klaarblijkelijk twee versies van – in elk geval – de aantekeningen van het consult van 22 november 2022. Het college kan niet vaststellen hoe dit kan en ook niet of de tandarts moedwillig achteraf, en met ‘foute’ intenties, in het dossier van klaagster een passage heeft ‘ingepast’ die er oorspronkelijk niet in stond, of dat klaagster in haar versie deze passage juist heeft verwijderd.

5.10 Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel c) geen informatie klachtenprocedure
5.11 Wat het derde klachtonderdeel betreft, stelt het college voorop dat ingevolge de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) de zorgaanbieder de klachtenregeling (en een wijziging daarvan) op een 'daarvoor geschikte wijze' onder de aandacht van cliënten en vertegenwoordigers van cliënten moet brengen. De Wkkgz geeft niet aan wat een 'geschikte wijze' is. Over het algemeen wordt als ‘geschikt’ aangemerkt informatie op de website van de praktijk, een folder in de wachtkamer, digitale informatie, of mondelinge informatie. Uitgangspunt is steeds dat cliënten en hun vertegenwoordigers moeten kunnen weten dat er een klachtenregeling is waar zij gebruik van kunnen maken.

5.12 Het college stelt voorts vast dat klaagster niet heeft weersproken mondeling te zijn gewezen op de klachtenprocedure en dat er in de tandartspraktijk een folder was met deze informatie. Het college gaat daar dus van uit en stelt vast dat klaagster daarmee op geschikte wijze is geïnformeerd. Bovendien heeft klaagster daadwerkelijk een klacht ingediend, wat impliceert dat zij wist hoe zij van de klachtenregeling gebruik kon maken.

5.13 Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.


Klachtonderdeel d) onverschillig over breken tijdelijke brug
5.14 Wat de klacht over het ontbreken van medeleven en passende acties na het breken van de tijdelijke brug betreft, overweegt het college dat het op zichzelf passend en zorgvuldig is met medeleven en constructief te reageren op een breuk in of van een brug. Tegelijkertijd vindt de stelling van klaagster dat het aan dat medeleven en constructief, oplossingsgericht, gedrag heeft ontbroken, geen steun in de feiten en omstandigheden zoals die uit het tandheelkundig dossier kunnen worden opgemaakt. Het tegendeel blijkt uit de ter zitting afgelegde getuigenverklaring van E, welke verklaring het college geloofwaardig voorkomt.

5.15 Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel e) praten met andere tandartsen
5.16 Ten aanzien van het vijfde klachtonderdeel, stelt het college voorop dat beroepsbeoefenaren zoals een tandarts een geheimhoudingsplicht hebben. Deze plicht vloeit voort uit artikel 7:457 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Niettemin volgt uit de KNMT praktijkrichtlijn verticale verwijzing, het document dat mede de beroepsnorm weerspiegelt, dat de tandarts naar wie een patiënt is verwezen, de verwijzend tandarts moet inlichten over de behandeling.

5.17 Hoewel dus op zichzelf juist is dat de tandarts op 30 oktober 2023 met de verwijzend tandarts heeft gesproken waarbij verslag is gedaan van de gang van zaken, is dit niet als verwijtbaar handelen aan te merken maar juist als het opvolgen van wat in de KNMT praktijkrichtlijn is opgenomen.

5.18 Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel f) slechte bejegening door personeel
5.19 Wat het laatste klachtonderdeel betreft, stelt het college voorop dat baliemedewerkers respectvol gedrag behoren te vertonen. De stelling van klaagster dat dit in haar geval niet zou zijn gebeurd, is evenwel onvoldoende onderbouwd. Zo is het niet duidelijk wat er dan precies zou zijn gezegd of wat klaagster zou hebben opgemerkt.

5.20 Om die reden is ook dit klachtonderdeel ongegrond.

Slotsom
5.21 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat het eerste klachtonderdeel gegrond is en de andere klachtonderdelen ongegrond.

Maatregel
5.22 Nu de klacht op een onderdeel gegrond is verklaard, rijst de vraag naar de op te leggen maatregel. Naar het oordeel van het college is in dit geval een waarschuwing passend en geboden. Een waarschuwing is een zakelijke terechtwijzing die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken. Daarbij weegt de aard en ernst van het verwijt mee, de omstandigheid dat de tandarts niet eerder met het tuchtrecht in aanraking is gekomen, en ter zitting heeft getracht zoveel mogelijk duidelijkheid te verschaffen. Publicatie

5.23 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere tandartsen mogelijk iets kunnen leren van wat hiervoor onder 5.3 tot en met 5.6 is overwogen. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

De beslissing

Het college:
- verklaart het eerste klachtonderdeel gegrond;
- legt de tandarts de maatregel op van waarschuwing;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift NT/Dentz.


Deze beslissing is gegeven door G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter, R.P. Wijne, lid-jurist, R. Müller, R.C.M. van Gorp en C. Coppen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F.J.E. van Geijn, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025.