ECLI:NL:TGZRAMS:2025:168 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7780

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:168
Datum uitspraak: 01-07-2025
Datum publicatie: 01-07-2025
Zaaknummer(s): A2024/7780
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. Klaagster maakt de tandarts verschillende verwijten over de behandeling van een kroon en over nalatigheden bij het bijhouden van het dossier. Het college overweegt dat de kroon bij de controles geen potentieel probleem vormde en dat nadere diagnose niet nodig was. Er was geen aanleiding om klaagster te verwijzen naar een implantoloog of om haar de optie van een second opinion aan te bieden. Het college heeft geen bijzonderheden geconstateerd in de verslaglegging van de controles die de tandarts heeft uitgevoerd. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

A2024/7780
Beslissing van 1 juli 2025

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 1 juli 2025 op de klacht van:

A
wonende in B,
klaagster,

tegen

C
tandarts,
destijds werkzaam in B,
verweerster, hierna: de tandarts,
gemachtigde: mr. R.J. Peet, werkzaam in Utrecht.

1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster is ontevreden over de behandeling van de tandarts. Zij maakt de tandarts verschillende verwijten over de behandeling van de kroon in het gebit van klaagster en over nalatigheden bij het bijhouden van het dossier. De klacht hangt samen met twee andere klachten van klaagster, met nummer A2024/7781 en A2024/7782, gericht tegen twee andere tandartsen in de praktijk waar de tandarts destijds werkzaam was.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de tandarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat de klacht kennelijk ongegrond is. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, inclusief een usb-stick met beeldmateriaal, ontvangen op 28 oktober 2024;
- het verweerschrift met bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek van de drie klachtzaken, gehouden op 24 februari 2025;
- de brief van de gemachtigde van verweerster van 1 april 2025, ontvangen op 2 april 2025, met als bijlage de patiëntenkaart.


2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Bij klaagster is in 2020 een kroon geplaatst. Vanaf 2021 is klaagster patiënt bij D, de tandartsenpraktijk waar de tandarts werkzaam is. Toen zij werd ingeschreven in de praktijk heeft klaagster gemeld dat zij een kroon had. Zij heeft toen ook het implantatenpaspoort ingestuurd. Bij diverse periodieke controles zijn foto’s gemaakt van klaagsters gebit.

3.2 Op 3 mei 2021 heeft de tandarts een intakegesprek gevoerd met klaagster, waarbij klaagster is verzocht om onder andere het implantatenpaspoort toe te sturen. Bij dit gesprek zei klaagster ook dat zij niet tevreden was over de kroon, de tandarts heeft toen gezegd dat een nieuwe kroon geen verbetering zou brengen gezien de positie van het implantaat. De tandarts was de vaste behandelaar voor klaagster maar er zijn ook enkele periodieke controles uitgevoerd door haar collega, E. Bij enkele periodieke controles die zijn uitgevoerd door de tandarts zijn röntgenfoto’s gemaakt. Vanaf 22 augustus 2023 is de tandarts niet meer bij de zorgverlening aan klaagster betrokken geweest.

3.3 Op 8 juli 2024 begon de kroon van klaagster plotseling sterk te wiebelen en had klaagster pijn bij het kauwen. Zij heeft met spoed een afspraak gemaakt bij de tandartspraktijk en kon op 10 juli 2024 terecht bij een derde tandarts, F. Kort voor deze afspraak bleek het implantatenpaspoort niet voorhanden. Nadat klaagster dit opnieuw had verstuurd is de afspraak afgezegd omdat het juiste gereedschap om de kroon te vervangen niet in de praktijk aanwezig bleek te zijn.

3.4 Een niet aan de tandartspraktijk verbonden implantoloog heeft op 5 augustus 2024 onder andere vastgesteld dat het implantaat op een niet optimale positie geplaatst was, dat de vormgeving van de kroon zodanig was dat de krachtenverdeling zeer ongunstig was en dat een implantaat van zeer kleine diameter is geplaatst.

3.5 Nadat klaagster naderhand geen berichten had ontvangen, heeft zij op 9 augustus 2024 bij tandarts F gerappelleerd. Op 27 augustus 2024 heeft tandarts E een kostenbegroting gestuurd voor het vervangen van de kroon.

3.6 Op 5 september 2024 heeft een niet aan de tandartspraktijk verbonden implantoloog de kroon verwijderd en een nieuw implantaat geplaatst.


4. De klacht en de reactie van de tandarts
4.1 Verkort en samengevat verwijt klaagster de tandarts:
a) het niet tijdig stellen van de juiste diagnose en niet aanmerken van de kroon als potentieel probleem waardoor de behandeling laat op gang kwam en waardoor klaagster niet zelf kon beslissen of zorg nodig was;
b) het niet verwijzen naar een implantoloog en geen optie van second opinion aanbieden;
c) nalatigheid in de dossiervorming waardoor relevante stukken opnieuw verstrekt moesten worden, en de weigering om fouten of ontbrekende gegevens te corrigeren.

4.2 De tandarts is van mening dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt treft en heeft het college verzocht om de klachten (kennelijk) ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de tandarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

Klachtonderdeel a) het niet tijdig stellen van de juiste diagnose en niet aanmerken van de kroon als potentieel probleem waardoor behandeling laat op gang kwam en waardoor klaagster niet zelf kon beslissen of zorg nodig was, en klachtonderdeel b) het niet verwijzen naar een implantoloog en geen optie van second opinion aanbieden

5.2 Het college zal de eerste twee klachtonderdelen gezamenlijk bespreken.

5.3 Het college stelt voorop dat er bij het plaatsen van een kroon van uit wordt gegaan dat deze in beginsel niet na een bepaalde tijd weer vervangen hoeft te worden. De tandarts heeft aangevoerd dat de kroon bij de periodieke controles mede aan de hand van röntgenfoto’s is onderzocht omdat klaagster niet tevreden was over de kroon, maar dat bij die controles geen bijzonderheden aan de kroon zijn vastgesteld. Onder die omstandigheden vormde de kroon geen potentieel probleem en was nadere diagnose niet nodig. Dit wordt niet anders doordat naderhand door de implantoloog is vastgesteld dat de manier waarop de kroon was geplaatst gebreken vertoonde en dat dit zichtbaar was op de röntgenfoto’s die eerder waren gemaakt. Op het moment waarop deze foto’s gemaakt werden, hadden de gebreken zich nog niet gemanifesteerd en was het ook niet zeker dat dit zou gaan gebeuren.

5.4 Wat de second opinion betreft, overweegt het college dat de Gedragsregels voor tandartsen KNMT de tandarts verplichten om een second opinion aan te bieden als de patiënt daarom verzoekt. Klaagster heeft wel over de kroon geklaagd maar heeft bij de periodieke controles zo’n verzoek niet gedaan. Bovendien zag de tandarts bij de periodieke controles terecht geen aanleiding om nader onderzoek in te stellen naar de kroon. Ook om die reden was er dus geen aanleiding om klaagster te verwijzen naar een implantoloog of om haar de optie van een second opinion aan te bieden.

Klachtonderdeel c): nalatigheid in de dossiervorming waardoor relevante stukken opnieuw verstrekt moesten worden, en de weigering om fouten of ontbrekende gegevens te corrigeren.
5.5 Het college stelt voorop dat de toets die wordt gehanteerd over het individueel handelen van de tandarts gaat. Dit betekent dat in dit geval alleen gekeken moet worden naar de periodieke controles die de tandarts bij klaagster heeft uitgevoerd. Wat de verslaglegging van de controles betreft, heeft het college geen bijzonderheden geconstateerd. Het college is het verder eens met de tandarts dat zij als individueel zorgverlener niet verantwoordelijk is voor de compleetheid van de rest van het medisch dossier van klaagster. Dat het implantatenpaspoort niet goed in het dossier was geplaatst en dat er gegevens zijn gedeeld met klaagsters zus is dan ook niet iets waar de tandarts tuchtrechtelijk verantwoordelijk is.

Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klachtonderdelen kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing
Het college verklaart de klachten kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 1 juli 2025 door G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
R.P. Wijne, lid-jurist, R. Müller, R.C.M. van Gorp en C. Coppen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F.J.E. van Geijn, secretaris.