ECLI:NL:TGZRZWO:2025:72 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8581
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2025:72 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-07-2025 |
Datum publicatie: | 01-07-2025 |
Zaaknummer(s): | Z2025/8581 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Niet-ontvankelijk |
Inhoudsindicatie: | Herhaalde tuchtklacht van patiënt tegen huisarts: misbruik van recht. In de kern beoogt klager met deze tuchtklacht een herbeoordeling van het eerder beoordeelde feitencomplex. Klager is eerder herhaaldelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat een zorgverlener niet vaker dan één keer op hetzelfde handelen (ne bis in idem) kan worden aangesproken. Bij afweging van de belangen komt de voorzitter tot het oordeel dat het belang van klager inmiddels niet meer opweegt tegen het belang van de huisarts om te worden beschermd tegen het steeds weer opnieuw indienen van klachten tegen haar over in de kern hetzelfde feitencomplex. Klager wordt niet ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Voorzittersbeslissingvan 27 juni 2025 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klager,
tegen
C,
huisarts,
werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de huisarts,
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 3 juni 2025;
2. De feiten en eerder gevoerde procedures
2.1 Op 7 augustus 2019 diende klager voor het eerst een tuchtklacht tegen de huisarts
in. De tuchtklacht is bij beslissing van 3 februari 2020 door het college kennelijk
ongegrond verklaard (zaaknummer 169/2019). Klager heeft hiertegen geen rechtsmiddel
aangewend.
2.2 Op 18 mei 2021 diende klager de tweede tuchtklacht in tegen de huisarts.
De voorzitter heeft klager bij beslissing van 13 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard
in zijn klacht (zaaknummer Z2021/3143), omdat de klacht hetzelfde handelen betrof
als de eerdere procedure. Klager heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing.
2.3 Op 20 september 2023 diende klager de derde tuchtklacht in tegen de huisarts.
Klager verweet de huisarts dat zij:
a) zonder toestemming klager en zijn dossier had overgedragen aan een andere praktijk,
b) ten onrechte de behandelingsovereenkomst had opgezegd,
c) het verstrekken van een verwijsbrief in 2019 had geweigerd en
d) klager ten onrechte had besmet met een psychische aantekening door in een verwijsbrief
van 2016 te vermelden dat hij begeleiding heeft gehad van D.
Het college heeft bij beslissing van 18 juni 2024 (zaaknummer Z2023/6131) de klacht
kennelijk ongegrond verklaard ten aanzien van klachtonderdelen a) en b), en klager
kennelijk niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van klachtonderdelen c) en d) aangezien
dit in de kern hetzelfde feitencomplex en handelen betrof als bij de eerdere klachten.
Het Centraal Tuchtcollege heeft op 19 februari 2025 uitspraak gedaan (zaaknummer C2024.2544) op het door klager ingediende beroep en de uitspraak van de voorzitter van het regionaal tuchtcollege te Zwolle bevestigd. Het Centraal Tuchtcollege heeft het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle in overweging gegeven volgende klachten van klager tegen de huisarts, die zien op hetzelfde feitencomplex, niet in behandeling te nemen.
2.4 Op 1 juli 2024 heeft klager de vierde tuchtklacht (Z2024/7379) ingediend
tegen de huisarts. Daarin verwijt hij de huisarts dat hij:
a) door de verwijzing op 26 juni 2015 naar de crisisdienst van de D onnodig is besmet
met een psychische aantekening en
b) wederom onnodig is besmet met een psychische aantekening door de verwijzing van
21 maart 2016.
De voorzitter heeft bij uitspraak van 22 november 2024 geoordeeld dat klachtonderdeel
a) kennelijk ongegrond is. Verder heeft de voorzitter geoordeeld dat er over b) geen
aanleiding is om anders te beslissen dan in de beslissing van 18 juni 2024 en klager
daarin kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat niemand twee keer op hetzelfde
handelen kan worden aangesproken (ne bis in idem). Het Centraal Tuchtcollege heeft
op 19 februari 2025 uitspraak gedaan (zaaknummer C2024.2675) op het door klager ingestelde
beroep en de uitspraak van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle
bevestigd. Het Centraal Tuchtcollege heeft het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle in
overweging gegeven volgende klachten van klager tegen de huisarts, die zien op hetzelfde
feitencomplex, niet in behandeling te nemen.
3. De beoordeling
3.1 Klager heeft op 3 juni 2025 een nieuwe tuchtklacht ingediend. Klager verwijt
de huisarts dat zij steeds meer leugens vertelt en de informatie over de mediation
in de beslissing van het Centraal Tuchtcollege met nummer C2024.2544 niet klopt.
Ontvankelijkheid
3.2 De voorzitter ziet zich gesteld voor de vraag of klager kan worden ontvangen
in zijn klacht.
3.3 Klager heeft al herhaaldelijk tuchtklachten ingediend die kennelijk ongegrond
zijn verklaard of waarbij is geoordeeld dat klager in die klachten kennelijk niet-ontvankelijk
is omdat iemand niet tweemaal op hetzelfde handelen kan worden aangesproken. Die uitspraken
zijn door het Centraal Tuchtcollege bevestigd.
3.4 Weliswaar bestaat er in het tuchtrecht niet een beginsel van concentratie
van klachten, dat betekent niet dat er geen grens is aan het aantal in te dienen klachten
tegen een zorgverlener. Het klachtrecht op grond van de Wet BIG is een wettelijk recht
en een groot goed, maar in uitzonderlijke gevallen mag dit recht worden beperkt. Van
een dergelijke uitzondering is (onder andere) sprake als degene die zijn recht uitoefent,
in redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen, gezien de onevenredigheid
tussen het belang bij die uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad. In
zo’n geval is sprake van misbruik van recht. Het recht, ook het tuchtrecht, behoort
bescherming te bieden tegen misbruik van recht (zie bijvoorbeeld artikel 3:13 jo.
3:15 van het Burgerlijk Wetboek en de uitspraak van de Afdeling Bestuursrecht van
de Raad van State van 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4129). De doelen van het
tuchtrecht zijn het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg
en de bescherming van de patiënt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van zorgverleners.
Het tuchtrecht is er niet om onbeperkt ruimte te geven aan klagers om hun onvrede
over een specifieke zorgverlener telkens opnieuw, in iets andere vorm, maar met op
hoofdlijnen dezelfde klachten, aan de orde te stellen.
3.5 De voorzitter moet in dit geval dan ook afwegen of het belang van klager
bij het indienen van de huidige klacht zwaarder moet wegen dan de bescherming van
de huisarts tegen telkens herhaalde of nieuwe tuchtklachten.
3.6 In dit verband weegt de voorzitter mee dat de huidige klacht in de kern ziet op de mediation en de gang van zaken omtrent de beëindiging van de behandelingsovereenkomst in 2019 en 2020. Hij beoogt daarmee een herbeoordeling van de beëindiging van de behandelingsovereenkomst door de huisarts.
3.7 Tegenover het door klager gestelde belang staat het belang van de huisarts dat er op enig moment een eind komt aan de strijd van klager tegen haar. In het kader van de eerdere tuchtprocedures heeft de huisarts telkens verweer gevoerd. Zij is de afgelopen jaren veelvuldig met klacht- of beroepsprocedures van klager geconfronteerd, terwijl er nu weer klachten over haar handelen binnen hetzelfde kader worden ingediend. Het is de voorzitter bekend dat tuchtklachten een grote impact kunnen hebben op zorgverleners, vanwege de daarmee gemoeide tijd, energie en kosten.
3.8 Bij afweging van de belangen van klager en de huisarts, komt de voorzitter
tot de slotsom dat het belang van klager inmiddels niet meer opweegt tegen het belang
van de huisarts om te worden beschermd tegen het steeds opnieuw indienen van klachten
tegen haar over in de kern hetzelfde feitencomplex.
3.9 Klager wenst zich kennelijk niet neer te leggen bij de oordelen van het Centraal
Tuchtcollege, die ook al heeft geoordeeld dat niemand meer dan één keer voor hetzelfde
handelen kan worden aangesproken en klager daarom terecht niet-ontvankelijk is verklaard
in eerdere klachten. Klager probeert nu wederom een klacht in te dienen in een andere
weergave en andere bewoordingen, die in de kern op hetzelfde neerkomt, namelijk dat
hij het niet eens is met de gang van zaken rondom beëindiging van de behandelingsovereenkomst
met klager bij de huisartsenpraktijk in augustus 2020.
3.10 De voorzitter is van oordeel dat bij deze stand van zaken de belangen van
de huisarts onevenredig worden geschaad. Klager had zich moeten onthouden van het
indienen van de onderhavige klacht. Door deze klacht toch in te dienen maakt klager
misbruik van recht.
3.11 Klager zal om die reden kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.
3. De beslissing
De voorzitter verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven op 27 juni 2025 door M.J.C. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.
secretaris voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- de voorzitter u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.