Zoekresultaten 101-110 van de 685 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:47 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5796

    Neuroloog. In terugkoppelingsbrief aan huisarts van klaagster stond een behandelbeperking vermeld, waarvan klager meent dat deze onjuist is. Het college stelt vast dat niet verweerster maar een andere zorgverlener de behandelbeperking in het dossier heeft opgenomen. Verweerster heeft getracht met klager af te stemmen tot een juiste vermelding te komen. Klacht ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:129 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5637

    Gegronde klacht tegen een klinisch psycholoog/psychotherapeut (verweerster). Verweerster is de echtgenote van een klinisch psycholoog/psychotherapeut bij wie klager in behandeling was (tegen wie klager ook een klacht heeft ingediend, zaaknummers A2023/5636 en A2023/6251) en voert samen met hem de praktijk. Daarnaast verricht zij secretariële werkzaamheden voor haar echtgenoot. Verweerster heeft een intervisiebijeenkomst bijgewoond waarin de casus van klager en klagers relatie met zijn echtgenote zijn besproken en heeft van wat in de bijeenkomst is besproken een verslag gemaakt en een deel ervan in het dossier van klager gevoegd. Klager vindt dat verweerster in het licht van het voorgaande inbreuk heeft gemaakt op zijn privacy en dat sprake is geweest van rolvermenging. Het college komt tot het oordeel dat verweerster onbetamelijk heeft gehandeld. Het is het college duidelijk geworden dat de secretariële werkzaamheden van verweerster een vergaand karakter hadden. Zo blijkt verweerster uitgebreide kennis te hebben gekregen van de problematiek waar klager mee kampte, was zij op de hoogte van ‘behandelproblemen’ en heeft zij ook de afsluitbrief aan de huisarts opgesteld. Uit de uitlatingen van verweerster en haar echtgenoot blijkt dat zij ervan uitgaan dat zij volledig op de hoogte kunnen en mogen zijn van elkaars cliënten en hun behandeling en dat zij zich uitsluitend bewust zijn van hun geheimhoudingsplicht jegens derden buiten de praktijk. Dit is in strijd met de geheimhoudingsplicht die zij ieder ten opzichte van hun eigen cliënten hebben. Verder heeft verweerster verklaard dat het voor haar heel vertrouwd voelde en kunstmatig om bij de intervisiebijeenkomst de kamer te verlaten toen de behandeling van klager ter sprake kwam. Dat zij dit niet heeft gedaan is ontegenzeggelijk een inbreuk op de privacy van klager en zijn echtgenote en getuigt niet van een professionele distantie en houding. Gelet op de aard van het handelen dat verweerster wordt verweten, maar vooral ook gelet op de twijfel die bij het college is gerezen over het inzicht van verweerster in het onbetamelijke van dat handelen, vindt het college de maatregel van berisping passend. Klacht gegrond verklaard. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:101 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2004

    Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. De echtgenoot en vader van klagers (hierna: de patiënt), geboren in 1932 is opgenomen in een behandelcentrum dat bestemd is voor tijdelijk verblijf. De specialist ouderengeneeskunde was de hoofdbehandelaar van patiënt. Klagers verwijten de specialist ouderengeneeskunde in vijf klachtonderdelen dat sprake is geweest van een ontoereikende zorgverlening.  Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klagers hebben beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de zorgverlening door de specialist ouderengeneeskunde ontoereikend is geweest. Patiënt was bekend met nierinsufficiëntie, hart- en vaatziekten, had een lage bloeddruk en at en dronk slecht. Patiënt werd verdacht van een longontsteking, waarvoor hem een antibioticakuur is voorgeschreven. Enkele weken later bleek patiënt een urineweginfectie te hebben. Patiënt viel in gewicht af. Deze omstandigheden in combinatie met het medicatiegebruik van patiënt met onder andere bloeddrukverlagers maken dat de specialist ouderengeneeskunde meer aandacht had moeten hebben voor de algehele conditie van patiënt. Daarnaast is de dossiervoering van de specialist ouderengeneeskunde onder de maat en had de communicatie van de specialist ouderengeneeskunde met klagers beter gemoeten. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt de specialist ouderengeneeskunde een berisping op.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:130 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6252

    Gegronde klacht tegen een klinisch psycholoog/psychotherapeut (verweerster). Verweerster is de echtgenote van een klinisch psycholoog/psychotherapeut bij wie klager in behandeling was (tegen wie klager ook een klacht heeft ingediend, zaaknummers A2023/5636 en A2023/6251) en voert samen met hem de praktijk. Daarnaast verricht zij secretariële werkzaamheden voor haar echtgenoot. Verweerster heeft een intervisiebijeenkomst bijgewoond waarin de casus van klager en klagers relatie met zijn echtgenote zijn besproken en heeft van wat in de bijeenkomst is besproken een verslag gemaakt en een deel ervan in het dossier van klager gevoegd. Klager vindt dat verweerster in het licht van het voorgaande inbreuk heeft gemaakt op zijn privacy en dat sprake is geweest van rolvermenging. Het college komt tot het oordeel dat verweerster onbetamelijk heeft gehandeld. Het is het college duidelijk geworden dat de secretariële werkzaamheden van verweerster een vergaand karakter hadden. Zo blijkt verweerster uitgebreide kennis te hebben gekregen van de problematiek waar klager mee kampte, was zij op de hoogte van ‘behandelproblemen’ en heeft zij ook de afsluitbrief aan de huisarts opgesteld. Uit de uitlatingen van verweerster en haar echtgenoot blijkt dat zij ervan uitgaan dat zij volledig op de hoogte kunnen en mogen zijn van elkaars cliënten en hun behandeling en dat zij zich uitsluitend bewust zijn van hun geheimhoudingsplicht jegens derden buiten de praktijk. Dit is in strijd met de geheimhoudingsplicht die zij ieder ten opzichte van hun eigen cliënten hebben. Verder heeft verweerster verklaard dat het voor haar heel vertrouwd voelde en kunstmatig om bij de intervisiebijeenkomst de kamer te verlaten toen de behandeling van klager ter sprake kwam. Dat zij dit niet heeft gedaan is ontegenzeggelijk een inbreuk op de privacy van klager en zijn echtgenote en getuigt niet van een professionele distantie en houding. Gelet op de aard van het handelen dat verweerster wordt verweten, maar vooral ook gelet op de twijfel die bij het college is gerezen over het inzicht van verweerster in het onbetamelijke van dat handelen, vindt het college de maatregel van berisping passend. Klacht gegrond verklaard. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:102 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2005

    Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. De echtgenoot en vader van klagers (hierna: de patiënt), geboren in 1932 is opgenomen in een verpleeghuis. De specialist ouderengeneeskunde was de hoofdbehandelaar van patiënt. Klagers verwijten de specialist ouderengeneeskunde in tien klachtonderdelen onder meer een gebrek aan zorg en begeleiding, onzorgvuldig handelen, niet meewerken aan een second opinion en tegenwerking bij de wens van klagers om de patiënt naar huis te halen. De klachten hebben betrekking op de laatste maanden voor het overlijden van de patiënt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klagers ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:131 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6342

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog/psychotherapeut. Klaagster verwijt verweerster dat zij haar onheus heeft bejegend omdat verweerster voorafgaand aan een spoedconsult klaagster er op heeft geattendeerd dat er een nog een rekening openstond van een eerdere behandeling en zij dit ook kort ter sprake heeft gebracht tijdens het consult. Daarbij heeft zij zich volgens klaagster – gelet op de sms-berichten voorafgaand aan de afspraak – passief-agressief opgesteld en was zij niet bereid om klaagsters uitleg aan te horen. Voorts wordt verweerster verweten dat zij een vervolgafspraak tekort van te voren, namelijk minder dan 24 uur voordat de afspraak zou plaatsvinden, heeft geannuleerd. De gz-psycholoog/psychotherapeut heeft het college verzocht de klachten ongegrond te verklaren. Het college overweegt dat het beter zou zijn geweest dat verweerster het zakelijke deel daadwerkelijk helemaal gescheiden had gehouden van de inhoudelijke behandeling. Het college kan echter niet vaststellen dat verweerster klaagster daarmee zo onheus heeft bejegend en/of een zodanig passief-agressieve houding jegens haar heeft aangenomen dat dit een tuchtrechtelijk verwijt rechtvaardigt. Nu alleen klaagster en verweerster bij het gesprek aanwezig waren, is niet vast te stellen hoe het gesprek precies is verlopen. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klaagster evenveel geloof wordt gehecht als aan dat van verweerster, hier niet vaststellen. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel is het college van oordeel dat het uiteraard vervelend voor klaagster is dat de afspraak de dag van te voren is geannuleerd, maar dat verweerster dit niet uiterlijk 24 uur, maar pas 22 uur van te voren heeft gedaan valt haar niet tuchtrechtelijk te verwijten. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:103 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2254

    Klacht tegen huisarts Medio. 2021 heeft de zoon van klaagster (hierna: patiënt) zich met benauwdheidsklachtentijdens het hardlopen gemeld bij de huisarts. De benauwdheidsklachten waren meermalen opgetreden en namen in rust af. Op basis van onder meer een lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek heeft de huisarts een risicoschatting gemaakt. Vervolgens heeft de huisarts met patiënt een expectatief beleid afgesproken, alsmede dat patiënt bij terugkerende klachten weer op het spreekuur zou terugkomen. Nadat patiënt in het voorjaar van 2022 weer was begonnen met hardlopen, is hij kort daarna plotseling komen te overlijden. Klaagster verwijt de huisarts onder meer dat zij patiënt geen medicatie heeft voorgeschreven, terwijl de cholesterolratio >8 was en het LDL-cholesterol 6,2 bedroeg (klachtonderdeel b), dat zij patiënt geen informatie heeft gegeven over leefstijladvies om de cholesterolwaarden omlaag te krijgen (klachtonderdeel c) en dat zij heeft nagelaten om nader cardiologisch onderzoek bij patiënt te laten doen (klachtonderdeel d). Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klachtonderdelen a, b en e gegrond en de klachtonderdelen c en d ongegrond en legt aan de huisarts de maatregel van waarschuwing op. Klaagster is in beroep gekomen van deze beslissing, voor zover daarin de klachtonderdelen c en d ongegrond zijn verklaard. Het Centraal Tuchtcollege bekrachtigt de beslissing ten aanzien van klachtonderdeel c, maar verklaart klachtonderdeel d alsnog gegrond omdat de huisarts patiënt bij de gepresenteerde klachten had moeten verwijzen naar een cardioloog voor verdere diagnostiek. Het Centraal Tuchtcollege legt aan de huisarts de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:132 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6623

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog/psychotherapeut. Klaagster verwijt verweerster dat zij haar onheus heeft bejegend omdat verweerster voorafgaand aan een spoedconsult klaagster er op heeft geattendeerd dat er een nog een rekening openstond van een eerdere behandeling en zij dit ook kort ter sprake heeft gebracht tijdens het consult. Daarbij heeft zij zich volgens klaagster – gelet op de sms-berichten voorafgaand aan de afspraak – passief-agressief opgesteld en was zij niet bereid om klaagsters uitleg aan te horen. Voorts wordt verweerster verweten dat zij een vervolgafspraak tekort van te voren, namelijk minder dan 24 uur voordat de afspraak zou plaatsvinden, heeft geannuleerd. De gz-psycholoog/psychotherapeut heeft het college verzocht de klachten ongegrond te verklaren. Het college overweegt dat het beter zou zijn geweest dat verweerster het zakelijke deel daadwerkelijk helemaal gescheiden had gehouden van de inhoudelijke behandeling. Het college kan echter niet vaststellen dat verweerster klaagster daarmee zo onheus heeft bejegend en/of een zodanig passief-agressieve houding jegens haar heeft aangenomen dat dit een tuchtrechtelijk verwijt rechtvaardigt. Nu alleen klaagster en verweerster bij het gesprek aanwezig waren, is niet vast te stellen hoe het gesprek precies is verlopen. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klaagster evenveel geloof wordt gehecht als aan dat van verweerster, hier niet vaststellen. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel is het college van oordeel dat het uiteraard vervelend voor klaagster is dat de afspraak de dag van te voren is geannuleerd, maar dat verweerster dit niet uiterlijk 24 uur, maar pas 22 uur van te voren heeft gedaan valt haar niet tuchtrechtelijk te verwijten. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5723

    In verband met een pro Justitia-onderzoek en -rapportage wordt GZ-psycholoog verweten dat een arts in opleiding tot psychiater (aios) twee gesprekken van haar mederapporteur/psychiater met klager heeft bijgewoond, die werkzaam was geweest in de ggz-instelling waar klager voorafgaand en tijdens het plegen van de delicten in behandeling was (1a). De GZ-psycholoog had het big-registratienummer van de aios in het rapport moeten vermelden en de procespartijen en het gerechtshof over de rol en werkrelatie van deze aios moeten informeren (1b). Daarnaast wordt de GZ-psycholoog verweten dat de rapportage niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, omdat zij geen gebruik heeft gemaakt van alle relevante beschikbare bronnen en selectief gebruik heeft gemaakt van beschikbare bronnen (2a), niet op inzichtelijke en consistente wijze uiteen heeft gezet op welk gronden de conclusies van het rapport steunen (2b) en niet binnen de grenzen van haar deskundigheid is gebleven en vooringenomen is geweest (2c). Ook wordt de GZ-psycholoog verweten dat zij zich ervan had moeten vergewissen dat zij beschikte over alle informatie, door contact op te nemen met de verschillende instanties (3). Geen verwijt aan GZ-psycholoog voor aanwezigheid aios bij twee gesprekken van de mederapporteur. Het niet vermelden van BIG-registratienummer aios is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Niet nodig om gerechtshof en procespartijen te informeren over werkverleden aios.Gebruik maken van geanonimiseerde stukken en het al dan niet opvragen van niet-geanonimiseerde stukken. Het rapport is op een aantal punten niet dan wel onvoldoende inzichtelijk en consistent. Gebruik van format NIFP. Het opvragen van andere stukken dan die van de opdrachtgever zijn ontvangen. Vrije beoordeling rapporteur of nadere informatie noodzakelijk is. Gedeeltelijk gegrond. Berisping en publicatie.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023-5744

    In verband met een pro Justitia-onderzoek en -rapportage wordt psychiater verweten dat hij een arts in opleiding tot psychiater (aios) twee gesprekken met klager heeft laten bijwonen, die werkzaam was geweest in de ggz-instelling waar klager voorafgaand en tijdens het plegen van de delicten in behandeling was (1a). Ook had de psychiater het big-registratienummer van de aios in het rapport moeten vermelden en de procespartijen en het gerechtshof over de rol en werkrelatie van deze aios moeten informeren (1b). Daarnaast wordt de psychiater verweten dat de rapportage niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, omdat hij geen gebruik heeft gemaakt van alle relevante beschikbare bronnen en selectief gebruik heeft gemaakt van beschikbare bronnen (2a), niet op inzichtelijke en consistente wijze uiteen heeft gezet op welk gronden de conclusies van het rapport steunen (2b) en niet binnen de grenzen van zijn deskundigheid is gebleven en vooringenomen is geweest (2c). Ook wordt de psychiater verweten dat hij zich ervan had moeten vergewissen dat hij beschikte over alle informatie, door contact op te nemen met de verschillende instanties (3). Opleidingssetting. Toestemming van onderzochte. Geen bemoeienis van aios bij de behandeling klager, bij het pro Justita-onderzoek, bij (de totstandkoming van) het rapport. Het niet vermelden van BIG-registratienummer aios is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Niet nodig om gerechtshof en procespartijen te informeren over werkverleden aios. Gebruik maken van geanonimiseerde stukken en het al dan niet opvragen van niet-geanonimiseerde stukken. Het rapport is op een aantal punten niet dan wel onvoldoende inzichtelijk en consistent. Gebruik van format NIFP. Niet getreden buiten deskundigheidsgebied. Onvoldoende objectiviteit. Het opvragen van andere stukken dan die van de opdrachtgever zijn ontvangen. Vrije beoordeling rapporteur of nadere informatie noodzakelijk is. Gedeeltelijk gegrond. Berisping en publicatie.