Zoekresultaten 1101-1120 van de 14209 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5513
- Datum publicatie: 23-02-2024
- Datum uitspraak: 23-02-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:39
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen een apotheker kennelijk niet-ontvankelijk. Klager heeft een klacht ingediend over het door hem veronderstelde handelen van de apotheker rondom het overlijden van zijn moeder. Klager heeft in zijn klaagschrift geen duidelijke omschrijving gegeven van het handelen of nalaten van de apotheker waarop zijn klacht betrekking heeft en heeft zijn klacht in een latere brief onvoldoende verduidelijkt. Klager heeft niet beschreven wat de apotheker precies heeft gedaan of zou hebben nagelaten. Klager heeft ook te kennen gegeven dat hij niet weet wat er is gebeurd en dat hij dat nu juist graag wil achterhalen. De procedure bij het tuchtcollege is echter niet bedoeld om op deze wijze informatie te verkrijgen omtrent het handelen van een zorgverlener. Nu geen sprake is van een voldoende concreet verwijt aan het adres van de huisarts voldoet het klaagschrift niet aan de daaraan krachtens de wet gestelde eisen. Bovendien is klager niet gerechtigd om de klacht in te dienen. Uit het klaagschrift en het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek blijkt dat de moeder van klager een levensgezel had, aan wie zij de bevoegdheid had gegeven om namens haar medische (en financiële) beslissingen te nemen als zij daartoe zelf niet meer in staat zou zijn. Deze levensgezel is in eerste instantie klachtgerechtigd. Van zijn instemming met het indienen van deze tuchtklacht is echter niet gebleken. Dit betekent dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:288 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5396
- Datum publicatie: 23-02-2024
- Datum uitspraak: 27-07-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:288
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen een huisarts kennelijk niet-ontvankelijk. Klager heeft een klacht ingediend over het door hem veronderstelde handelen van de huisarts rondom het overlijden van zijn moeder. Naar het oordeel van de voorzitter heeft klager zijn klacht onvoldoende verduidelijkt. Klager heeft niet duidelijk gemaakt op welk handelen of nalaten van de huisarts zijn klacht betrekking heeft. Klager heeft ook te kennen gegeven dat hij niet weet wat er is gebeurd en dat hij dat nu juist graag wil achterhalen. De procedure bij het tuchtcollege is echter niet bedoeld om op deze wijze informatie te verkrijgen omtrent het handelen van een zorgverlener. Nu geen sprake is van een voldoende concreet verwijt aan het adres van de huisarts, voldoet de klacht niet aan de daaraan gestelde eisen. Bovendien is klager niet gerechtigd om de klacht in te dienen. Uit het klaagschrift en het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek blijkt dat de moeder van klager een levensgezel had, te weten de vader van de huisarts. Daarnaast zijn er bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om eraan te twijfelen dat klager de wil van zijn moeder vertegenwoordigt. Klager kan niet geacht worden de wil van zijn overleden moeder te vertegenwoordigen. De levensgezel zou daartoe wel gerechtigd zijn, maar van zijn instemming met het indienen van deze tuchtklacht is niet gebleken. Dit betekent dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:35 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/3524
- Datum publicatie: 23-02-2024
- Datum uitspraak: 23-02-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:35
Kennelijk ongegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Klaagster verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat zij klaagster noch de overige familie van de patiënt heeft geïnformeerd of gekend in het proces c.q. beleid dat zij heeft opgestart, door klaagster omschreven als stervensbegeleiding. Op basis van het medisch dossier stelt het college vast dat in met de patiënt en klaagster gesproken is over een beleid waarbij de patiënt terughoudend ingestuurd zou worden. Over de achteruitgang van de medische toestand van de patiënt is meerdere malen met zowel de patiënt als klaagster gesproken. Het college ziet geen aanwijzingen voor de stelling dat de patiënt niet goed geïnformeerd zou zijn over het medisch beleid om terughoudend te zijn met insturen of dat dit beleid tegen de wil in van de patiënt is afgesproken.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5764
- Datum publicatie: 23-02-2024
- Datum uitspraak: 23-02-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:34
Gegronde klacht tegen een arts. Bij klaagster is 21 jaar geleden borstkanker vastgesteld, waarna een borstsparende operatie heeft plaatsgevonden. Eind 2022 zijn bij klaagster plekjes op haar borst ontstaan. De arts, die als ANIOS werkzaam is in het verpleeghuis waar klaagster woont, heeft die plekjes behandeld met een crème. Na 12 weken behandeling heeft de arts een consult aangevraagd bij de dermatoloog en werd klaagster naar het ziekenhuis verwezen voor onderzoek. Daaruit bleek dat sprake was van teruggekeerde borstkanker. Het college oordeelt dat de arts niet gehandeld heeft in strijd met haar zorgplicht door een behandeling met de crème te starten en het beloop daarvan te monitoren. Toen echter na 9 weken de verwachte genezing nog altijd uitbleef, en er ook al geruime tijd geen verbetering meer was gezien, de supervisor van de arts had geadviseerd om bij uitblijvend resultaat een dermatologisch consult aan te vragen en met klaagster en haar familie is afgesproken dat dit consult zou worden gevraagd, heeft zij zonder goede reden en zonder overleg besloten om door te gaan met de behandeling en opnieuw het resultaat af te wachten. Klacht is gegrond, waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5765
- Datum publicatie: 23-02-2024
- Datum uitspraak: 23-02-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:36
Ongegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Bij klaagster is 21 jaar geleden borstkanker vastgesteld, waarna een borstsparende operatie heeft plaatsgevonden. Eind 2022 zijn bij klaagster plekjes op haar borst ontstaan. Een basisarts heeft de plekjes behandeld met een crème. Na 12 weken behandeling heeft de basisarts een consult aangevraagd bij de dermatoloog en werd klaagster naar het ziekenhuis verwezen voor onderzoek. Daaruit bleek dat sprake was van teruggekeerde borstkanker. De klacht ziet op de wijze waarop de specialist ouderengeneeskunde supervisie heeft uitgeoefend op het handelen van de basisarts. Naar het oordeel van het college is de behandeling de crème niet zodanig ongebruikelijk of gecompliceerd dat de specialist ouderengeneeskunde deze behandeling niet aan de basisarts heeft mogen overlaten. Ook waren er geen evidente signalen die erop wezen dat hij in had moeten grijpen op haar handelen. Op enig moment heeft de specialist ouderengeneeskunde het advies gegeven om, als verbetering uitbleef, een dermatologisch consult aan te vragen. Het kan de specialist ouderengeneeskunde niet worden verweten dat de basisarts dit advies niet binnen redelijke termijn heeft opgevolgd. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:37 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5654
- Datum publicatie: 23-02-2024
- Datum uitspraak: 23-02-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:37
Kennelijk ongegronde klacht tegen een klinisch geriater. Klager verwijt de klinisch geriater dat zij een verkeerd medicatieadvies heeft gegeven en dat zij heeft geweigerd het medisch dossier van de patiënte na haar overlijden aan klager te verstrekken. De klinisch geriater heeft meerdere argumenten aangevoerd voor het standpunt dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht en heeft verder inhoudelijk verweer gevoerd. Het college verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht. Inhoudelijk oordeelt het college dat het gezien de lage dosering van de medicatie niet onzorgvuldig was om te adviseren hiermee te stoppen zonder een afbouwschema. Het advies van de klinisch geriater is ook zorgvuldig tot stand gekomen en er bestond geen noodzaak daarbij andere zorgverleners te raadplegen. Het college stelt vast dat de klinisch geriater niet betrokken is geweest bij de beslissing het medisch dossier wel of niet te verstrekken. Klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:24 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5729
- Datum publicatie: 22-02-2024
- Datum uitspraak: 16-02-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:24
Klacht tegen huisarts. Klager is jarenlang bekend met psychiatrische problematiek en door de huisarts doorverwezen naar specialistische zorginstelling voor specialistische zorg. Deze is niet van de grond gekomen omdat klager niet tevreden was. In het najaar van 2020 is een impasse ontstaan over het aanhoudend gebruik van benzodiazepines. Klager heeft meerdere keren contact opgenomen met de huisarts om die medicatie weer te krijgen. De huisarts heeft de medicatie niet meer voorgeschreven en heeft klager daarvoor terugverwezen naar de zorginstelling. Hij heeft deze nadrukkelijk aangeschreven om de zorg weer op te pakken, met de mededeling dat hij de benzodiazepines waar klager van afhankelijk was geworden, maar die geen behandeldoel meer dienden, niet meer zou voorschrijven. Als gevolg van het plotseling stoppen met medicatie heeft klager veel last gehad van ontwenningsverschijnselen.Klager verwijt de huisarts dat hij medische hulp heeft onthouden door het niet voorschrijven van medicatie en geen begeleiding of hulp heeft geboden bij het afkicken van de medicatie. Het college komt tot het oordeel dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat de klacht dus ongegrond is. Het college oordeelt dat de huisarts in de specifieke context van deze casus begrijpelijke en verdedigbare afwegingen heeft gemaakt. De gezondheid van klager is niet in gevaar gekomen.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6051
- Datum publicatie: 22-02-2024
- Datum uitspraak: 16-02-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:23
Klacht tegen longarts kennelijk ongegrond. De klacht is ingediend door een nabestaande van een destijds 84-jarige patiënt. Patiënt is opgenomen wegens COVID-19 en een longembolie. Vanwege de COVID reglementen werd besloten om patiënt over te plaatsen naar een ander ziekenhuis. Die nacht verslechterde de toestand van patiënt. Drie weken later is patiënt overleden. Klaagster is het niet eens met de overplaatsing. Ook is zij ontevreden over de behandeling van haar echtgenoot en het contact rondom de ziekenhuisopname, door het niet verstrekken van het medisch dossier en het onzorgvuldig opstellen van een brief aan klaagster. Het college oordeelt dat de longarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5942
- Datum publicatie: 22-02-2024
- Datum uitspraak: 16-02-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:19
Klacht tegen een huisarts. De huisarts heeft de situatie van klaagsters echtgenoot (hierna: patiënt) beoordeeld. Patiënt had buikkrampen, moest overgeven en zijn stoma produceerde nauwelijks. De huisarts heeft meerdere keren telefonisch contact gehad met patiënt en zijn familie. Hierna verslechterde de toestand van patiënt snel, en belde de familie de huisartsenpost. Uiteindelijk is patiënt in het ziekenhuis overleden. De klacht heeft betrekking op het handelen van de huisarts voorafgaand aan het overlijden van patiënt. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en legt aan de huisarts de maatregel van een waarschuwing op.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5688
- Datum publicatie: 22-02-2024
- Datum uitspraak: 16-02-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:20
: Klacht tegen longarts. Inmiddels overleden patiënte kwam sinds 2015 jaarlijks op het spreekuur bij de longarts. Zij gebruikte (met levenslange indicatie) antistollingsmedicatie in verband met longembolieën in 2013 en 2015, maar had veel last van bijwerkingen. Ondanks een wisseling van medicatie zijn de bijwerkingen niet verminderd. Patiënte heeft tijdens consult in oktober 2022 aan de longarts medegedeeld dat zij uit eigen beweging gestopt was met de antistollingsmedicatie. De longarts heeft het staken van de medicatie met de risico’s daarvan besproken met patiënte. Er werd afgesproken dat patiënte zich bij een toename van benauwdheidsklachten zou melden. De vervolgafspraak werd over zes maanden gepland en de huisarts werd geïnformeerd. Op 10 december is de toestand van patiënte achteruitgegaan. Zij belandde wegens acute benauwdheid in het ziekenhuis, waar werd geconcludeerd dat er sprake was van een longembolie. De dag erna is patiënte overleden.Nabestaanden verwijten de longarts dat hij onzorgvuldig en niet adequaat heeft gehandeld door patiënte met antistollingsmedicatie te laten stoppen (informed consent) zonder (her)beoordeling en bespreking met betrokkenen en dit niet goed vast te leggen in het medisch dossier. Het college komt tot het oordeel dat de longarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De patiënte was wilsbekwaam, de longarts heeft de risico’s goed uitgelegd, gecheckt of de patiënt deze begreep, duidelijke vervolgafspraken gemaakt, de huisarts geïnformeerd en aantekeningen in het dossier gemaakt. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:21 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5226
- Datum publicatie: 22-02-2024
- Datum uitspraak: 16-02-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:21
Klacht tegen een huisarts kennelijk ongegrond. Klagers zijn niet tevreden met een aantal consulten bij de huisartsenpraktijk. Zij verwijten de huisarts dat deze een onjuiste diagnose heeft gesteld waardoor er een psychose bij klaagster is ontstaan en zij haar ex-partner heeft neergestoken, niets heeft gedaan ondanks herhaalde verzoeken om hulp en niet heeft doorverwezen naar de crisisdienst voor een spoedopname. Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Er is geen sprake van een onjuiste of onzorgvuldige behandeling. Het incident was niet te voorzien.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:22 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5227
- Datum publicatie: 22-02-2024
- Datum uitspraak: 16-02-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:22
Klacht tegen een huisarts kennelijk ongegrond. Klagers zijn niet tevreden met een aantal consulten bij de huisartsenpraktijk. Zij verwijten de huisarts dat deze een onjuiste diagnose heeft gesteld waardoor er een psychose bij klaagster is ontstaan en zij haar ex-partner heeft neergestoken, niets heeft gedaan ondanks herhaalde verzoeken om hulp en niet heeft doorverwezen naar de crisisdienst voor een spoedopname. Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Er is geen sprake van een onjuiste of onzorgvuldige behandeling. Het incident was niet te voorzien.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:32 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5873
- Datum publicatie: 22-02-2024
- Datum uitspraak: 22-02-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:32
Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts (in opleiding tot verzekeringsarts). Klaagster verwijt de arts onder andere dat zij een minimale medische beoordeling heeft uitgevoerd die heeft geleid tot het onterecht afwijzen van een WIA-uitkering. Het college is van oordeel dat het rapport voldoet aan alle criteria waar een deskundigenrapport volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg aan moet voldoen. De beoordeling van de arts kan niet als minimaal worden beschouwd. De arts is uitgegaan van een situatie waarin sprake is van ziekte/gebrek. In verband daarmee heeft zij meerdere beperkingen ten aanzien van de belastbaarheid aangenomen en de benutbare mogelijkheden, die zij heeft weergegeven in een functionele mogelijkheden lijst. De arts heeft inzichtelijk gemotiveerd waarom zij geen aanleiding zag om een medische urenbeperking toe te kennen. Verder heeft zij met meerdere argumenten onderbouwd hoe zij tot haar oordeel over de prognose is gekomen. Ook de overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:33 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5874
- Datum publicatie: 20-02-2024
- Datum uitspraak: 20-02-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:33
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klaagster verwijt de verzekeringsarts het contrasigneren van de rapportage van een arts in opleiding tot verzekeringsarts, terwijl die arts onder andere een minimale medische beoordeling heeft uitgevoerd die heeft geleid tot het onterecht afwijzen van een WIA-uitkering. Het college is van oordeel dat het rapport voldoet aan alle criteria waar een deskundigenrapport volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg aan moet voldoen. De beoordeling kan niet als minimaal worden beschouwd. In de rapportage is uitgegaan van ziekte/gebrek, er zijn meerdere beperkingen ten aanzien van de belastbaarheid aangenomen en de benutbare mogelijkheden zijn weergegeven in een functionele mogelijkheden lijst. In de rapportage is inzichtelijk gemotiveerd waarom de arts geen aanleiding zag voor een medische urenbeperking. Ook het oordeel over de prognose is beargumenteerd. De verzekeringsarts mocht oordelen dat de rapportage volgens de daaraan te stellen kwaliteitseisen tot stand is gekomen en dat er geen belemmering was de rapportage te contrasigneren. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:30 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5107
- Datum publicatie: 20-02-2024
- Datum uitspraak: 20-02-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:30
Deels gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager is ontevreden geweest over de re-integratie inspanningen van zijn werkgever en de begeleiding van de bedrijfsarts. Klager heeft drie verwijten (klachtonderdelen) geformuleerd die er kort gezegd op neerkomen dat de bedrijfsarts haar rol niet professioneel heeft ingevuld en niet onafhankelijk is gebleven. Het versturen van het verslag van de second opinion aan klager is niet gebeurd, althans dat is niet komen vast te staan. De bedrijfsarts heeft wel verklaard dat zij het verslag/advies (aan de werkgever) op het spreekuur heeft voorgelezen, maar dat is bestreden door klager. Het college kan niet vaststellen of dat is gebeurd. De (hoofd)regel is dat een bedrijfsarts de rapportage tegelijk aan de werkgever én de werknemer dient te sturen. Dit geldt ook als de bedrijfsarts/verweerster haar bevindingen mondeling al heeft medegedeeld tijdens het spreekuur, zoals zij verklaart dat hier is gebeurd (maar door klager is ontkend). De bedrijfsarts heeft aangegeven dat zij altijd direct de terugkoppeling van een spreekuur aan de werkgever en de werknemer stuurt, maar dat laatste is hier kennelijk niet gebeurd. Dat is slordig geweest en in zoverre tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit verwijt is gegrond. Klacht voor het overige ongegrond verklaard. Het college is van oordeel dat de geringe ernst van het handelen niet het opleggen van een maatregel rechtvaardigt. Nu het college geen maatregel oplegt, zal het verzoek om de bedrijfsarts te veroordelen in de kosten worden afgewezen. Klacht deels gegrond, geen maatregel.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:31 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5572
- Datum publicatie: 20-02-2024
- Datum uitspraak: 20-02-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:31
Deels gegronde klacht tegen een (arbo-)arts. Klager is niet tevreden over de arts en klaagt over onder andere de probleemanalyse. Hij vindt dat deze onzorgvuldig is opgesteld. Ook klaagt hij over het feit dat de arts hem niet heeft doorverwezen naar een andere bedrijfsarts voor een second opinion. Het college heeft geen aanwijzingen gevonden dat de arts de klachten van klager niet serieus heeft genomen. Wel heeft de arts naar het oordeel van het college bij het opstellen van de probleemanalyse en het adviseren van klager en de werkgever niet voldoende de STECR-werkwijzer en de stappen in de Richtlijn ‘Conflicten in de werksituatie’ gevolgd. De arts heeft ervoor gekozen om de moeizame arbeidsverhouding tussen klager en zijn werkgever geen arbeidsconflict te noemen in de probleemanalyse. Door het conflict op zijn beloop te laten en klager en werkgever niet actief te begeleiden in dit proces nam de arts het risico dat het conflict zou escaleren, zonder dat de arts of de (eigen) bedrijfsarts van de werkgever nog kon bijsturen. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat bij het herhaalde verzoek van klager om een second opinion de arts niet het 10-stappenplan heeft gevolgd en/of klager niet juist heeft voorgelicht over de procedure. De arts heeft klager dus niet doorverwezen of ervoor gezorgd dat klager werd doorverwezen. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. Het college gaat ervan uit dat het beleid samen met de supervisor (bedrijfsarts) werd bepaald. Onder deze omstandigheden en nu de arts niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld vindt het college het opleggen van een waarschuwing passend en toereikend. Klacht deels gegrond, waarschuwing.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:30 Raad van Discipline Amsterdam 23-912/A/A
- Datum publicatie: 20-02-2024
- Datum uitspraak: 12-02-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:30
Voorzittersbeslissing; Klacht betreft het handelen van verweerder als advocaat wederpartij. De klacht is gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een rechtstreeks belang en gedeeltelijk kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:18 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6122
- Datum publicatie: 15-02-2024
- Datum uitspraak: 14-02-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:18
Klacht tegen orthopedisch chirurg kennelijk ongegrond. Het uitgebrachte rapport voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:42 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1787 en C2023/1794
- Datum publicatie: 15-02-2024
- Datum uitspraak: 14-02-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:42
Klacht van de inspectie (IGJ) tegen een huisarts. In de periode april 2020 tot en met juli 2020 ontving de inspectie diverse meldingen en signalen over het handelen van de huisarts tijdens de Covid-19 pandemie. De inspectie is een onderzoek naar deze meldingen gestart en heeft een rapport uitgebracht. De inspectie stelt dat het handelen van de huisarts een risico voor de patiëntveiligheid vormt en het vertrouwen van patiënten in artsen en de gezondheidszorg schaadt. De inspectie verwijt de huisarts dat hij 1) in strijd met de geldende regels, aan patiënten off-label ivermectine en HCQ heeft voorgeschreven, 2) voor patiënten een drempel heeft opgeworpen om zich te laten vaccineren, namelijk door ondertekening van een informed consentverklaring als voorwaarde voor vaccinatie te stellen, 3) zich ongevraagd heeft gemengd in de ziekenhuisbehandeling van een patiënt van wie hij niet de huisarts was, maar die wel door hem op de huisartsenpost (HAP) was gezien en 4) zich bij uitingen in diverse (sociale) media niet heeft gehouden aan de voor hem met betrekking tot het zoeken van publiciteit geldende regels. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond, verklaart de klachtonderdelen 3 en 4 ongegrond en legt aan de huisarts - ook gegeven de bijzondere omstandigheden waarin de huisarts zijn werk verrichtte - de maatregel van waarschuwing op.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:15 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6511
- Datum publicatie: 15-02-2024
- Datum uitspraak: 09-02-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:15
Klacht tegen huisarts kennelijk ongegrond. Klaagster was ziek en haar buurvrouw heeft vervolgens de huisarts gebeld, die waarnam voor de vaste huisarts. Op basis van de telefonische informatie die daarna door de patiënte verstrekt is, en informatie verkregen van de inmiddels aanwezige thuiszorg, stelde de huisarts de waarschijnlijkheidsdiagnose gastro-enteritis met dreigende collaps, schreef medicatie voor en stemde met de thuiszorg af dat zij extra zouden langskomen. Klaagster verwijt de huisarts onder meer dat zij geen bezoek heeft gebracht, de geformuleerde klachten niet serieus heeft genomen en de buurvrouw geen terugkoppeling heeft gegeven.