ECLI:NL:TGZRAMS:2024:31 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5572

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:31
Datum uitspraak: 20-02-2024
Datum publicatie: 20-02-2024
Zaaknummer(s): A2022/5572
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Deels gegronde klacht tegen een (arbo-)arts. Klager is niet tevreden over de arts en klaagt over onder andere de probleemanalyse. Hij vindt dat deze onzorgvuldig is opgesteld. Ook klaagt hij over het feit dat de arts hem niet heeft doorverwezen naar een andere bedrijfsarts voor een second opinion. Het college heeft geen aanwijzingen gevonden dat de arts de klachten van klager niet serieus heeft genomen. Wel heeft de arts naar het oordeel van het college bij het opstellen van de probleemanalyse en het adviseren van klager en de werkgever niet voldoende de STECR-werkwijzer en de stappen in de Richtlijn ‘Conflicten in de werksituatie’ gevolgd. De arts heeft ervoor gekozen om de moeizame arbeidsverhouding tussen klager en zijn werkgever geen arbeidsconflict te noemen in de probleemanalyse. Door het conflict op zijn beloop te laten en klager en werkgever niet actief te begeleiden in dit proces nam de arts het risico dat het conflict zou escaleren, zonder dat de arts of de (eigen) bedrijfsarts van de werkgever nog kon bijsturen. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat bij het herhaalde verzoek van klager om een second opinion de arts niet het 10-stappenplan heeft gevolgd en/of klager niet juist heeft voorgelicht over de procedure. De arts heeft klager dus niet doorverwezen of ervoor gezorgd dat klager werd doorverwezen. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. Het college gaat ervan uit dat het beleid samen met de supervisor (bedrijfsarts) werd bepaald. Onder deze omstandigheden en nu de arts niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld vindt het college het opleggen van een waarschuwing passend en toereikend. Klacht deels gegrond, waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 20 februari 2024 op de klacht van:


A,
postadres te B,
nu wonend in C,
klager,


tegen


D,
arts,
destijds werkzaam in E,
verweerster, hierna ook: de arts,
gemachtigde: mr. K. Zeylmaker, werkzaam te Leusden.


1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klager is in het kader van zijn ziekmelding (verzuimbegeleiding) en het hervatten van zijn werk (re-integratie) bij de arts, op consult geweest voor een probleemanalyse. De arts heeft tijdens dit consult klager medisch beoordeeld of hij zijn werk (deels) kon hervatten. De arts kwam tot de conclusie dat er sprake was van een verstoorde (arbeids)relatie tussen klager en zijn werkgever. Zij adviseerde klager en zijn werkgever om met elkaar in gesprek te gaan om tot een oplossing te komen. Als dit gesprek goed zou gaan dan kon klager mogelijk weer zijn werk voor een deel hervatten volgens de arts.

1.2 Klager is niet tevreden over de arts en klaagt over onder andere de probleemanalyse. Hij vindt dat deze onzorgvuldig is opgesteld. Ook klaagt hij over het feit dat de arts hem niet heeft doorverwezen naar een andere bedrijfsarts voor een second opinion.


1.3 Het college komt tot het oordeel dat de arts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat de klacht deels gegrond is. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 25 april 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 2 oktober 2023 digitaal gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de e-mail van 19 oktober 2023 van klager naar aanleiding van het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek.

2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 9 januari 2024. Klager was niet aanwezig. De arts was afwezig met bericht van verhindering. Zij werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, die via een videoverbinding aanwezig was. De gemachtigde van de arts heeft de standpunten van de arts mondeling toegelicht en een verklaring van de arts ter zitting voorgelezen.


2.3 Klager zou via een videoverbinding zijn standpunten toelichten. De zitting begon vanwege het uitlopen van een andere zitting later. Hierover is contact geweest met klager en het secretariaat van het tuchtcollege. Op verzoek van de voorzitter heeft het secretariaat klager geïnformeerd over het nieuwe tijdstip van de zitting, en dat de zitting die dag hoe dan ook zou doorgaan. Toen bleek dat klager op het afgesproken tijdstip niet digitaal aanwezig was heeft het secretariaat opnieuw maar nu vergeefs contact gezocht met klager. Wat meeweegt in deze beslissing is dat klager op het mondeling vooronderzoek is gehoord en dat hij naar aanleiding daarvan nog zijn standpunt heeft kunnen verwoorden. Aanhouden van de zitting zou leiden tot verdere vertraging dat ook niet in het belang was van de arts.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager heeft zich op 8 juni 2022 bij zijn toenmalige werkgever, F te G, ziekgemeld. Hij had daar een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.

3.2 Verweerster is arbo-arts en was toentertijd werkzaam bij H, een arbodienst.

3.3 Op 3 augustus 2022 heeft klager het spreekuur van de arts bezocht voor het laten opstellen van een probleemanalyse en tevens om te beoordelen of sprake is van ziekte/gebrek en of klager (deels) belastbaar is voor zijn werk.

3.4 Diezelfde dag heeft de arts de probleemanalyse opgesteld die ze heeft verstuurd naar I, de eigen arbodienst van de werkgever van klager. In het spreekuurverslag staat het volgende (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
“Huidige situatie en beperking
Betrokkene ervaart beperkingen (op onder andere concentratie en verdelen van de aandacht) als gevolg van een langdurige overbelasting. Er is sprake van medische beperkingen. Meerdere behandelaren zijn reeds betrokken geweest voor de klachten van WN.
Hervattingsvoorstel
Buiten de medische klachten waarmee WN is uitgevallen, lijkt sprake van een verstoorde arbeidsrelatie. Advies aan WN gegeven nogmaals met WG om de tafel te gaan om samen te bespreken hoe nu verder te gaan met elkaar.
Re-integratie advies
Afhankelijk van uitkomst gesprek zullen er wel mogelijkheden zijn voor WN om in lichte taken te hervatten zodra eea is uitgesproken. Maximaal halve dagen om mee te beginnen, taken zonder verstoringen, zonder tijdsdruk, geen korte deadlines.
Na 2 weken halve dagen kan in samenspraak met de CM tijdcontingent worden opgebouwd tot eigen uren.
Prognose volledig herstel eigen werk: Nog niet in te schatten, is afhankelijk van te voeren gesprek tussen WG en WN.
Vervolgafspraak: Een medisch vervolg consult is niet noodzakelijk op dit moment.”


3.5 Op 6 augustus 2022 heeft klager een bezwaarbrief aan de arts verstuurd over de rapportage en heeft hij erover geklaagd dat hij de arts niet heeft kunnen vinden in het BIG-register.


3.6 Op 10 augustus 2022 heeft een collega (casemanager) van de arts een e-mail aan klager verstuurd waarin staat dat de arts na haar vakantie zal reageren op de brief van klager. De arts was tot 23 augustus 2022 op vakantie.

3.7 Op 16 augustus 2023 heeft klager een rappelbrief aan de arts verstuurd waarin klager de klachten van 6 augustus 2022 herhaalt. In de brief verzoekt klager de arts om een second opinion en hij verwijt haar dat zij hem geen hand heeft gegeven tijdens het consult.

3.8 Op 31-08-2022 schreef de arts aan klager het volgende:
“(…..) Mijn antwoord op uw vraag rondom mijn medisch advies;
Op dit moment zie ik geen rede om af te wijken van mijn gegeven advies.
Mocht u het niet eens zijn met bovenstaande, wijs ik u op de mogelijkheid van een
deskundigenoordeel bij het UWV. Meer informatie vindt u op www.uw.nl.
(…)”


3.9 Op 1 september 2022 heeft klager wederom een brief verstuurd naar de arts waarin hij de klachten van 6 en 16 augustus 2022 herhaalt.

3.10 Op 7 september 2022 heeft de arts aan de collega’s van H het volgende laten weten:
“Dag allen,
Gisteren nog extra met J (supervisor: toegevoegd college) doorgenomen. Inhoudelijk heb ik al gereageerd. Dhr staat vrij een DO aan te vragen bij het UWV omdat hij niet eens is met mijn rapportage/ re-integratie mogelijkheden. (dit loopt al schijnt). En dhr is vrij om een second opinion aan te vragen bij een andere arts als hij twijfelt over mijn (medisch) advies. Ik heb geen bezwaar tegen het inzetten van een SO. Het aanvragen van een SO gaat via de werknemer zelf. (…)”

3.11 Op 12 september 2022 heeft de arts het Arbeidsdeskundig rapport over haar deskundigenoordeel ontvangen. Ook heeft klager toen kenbaar gemaakt dat hij niet meer op het spreekuur van de arts wilde komen.

4. De klacht en de reactie van de arts
4.1 Klager heeft in zijn klaagschrift geen duidelijke klachtonderdelen geformuleerd. In het verweerschrift van de arts zijn er wel verschillende klachtonderdelen opgesomd (sub a tot en met i). Het college zal omwille van de duidelijkheid die klachtonderdelen aanhouden en in vier hoofdgroepen onderscheiden.

4.2 Klager heeft 12 klachten geformuleerd die het college als volgt samenvat:
1) De arts heeft niet of niet inhoudelijk gereageerd op de verzoeken van klager om opheldering te geven over haar naam en haar registratie in het BIG-register. De arts geeft zich uit voor bedrijfsarts maar dat is ze niet. Hierdoor was de arts onbevoegd om te oordelen over de arbeidsgeschiktheid van klager. Ook weigert de arts ondanks meerdere verzoeken van klager gegevens in de probleemanalyse aan te passen, zoals gegevens van de werkgever en de functie(omschrijving) van klager.
2) De arts heeft een verkeerde diagnose, een onjuiste probleemanalyse en een onjuiste verklaring afgegeven. Ze heeft zich niet aan de ‘STECR Werkwijzer arbeidsconflicten (2022)’ gehouden.
3) De arts heeft klager niet doorverwezen voor een second opinion ondanks meerdere verzoeken daartoe.
4) De arts heeft geweigerd om klager een hand te geven.


4.3 De arts heeft het college verzocht de klachten ongegrond te verklaren.


4.4 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de arts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Klachtonderdeel 1) zich ten onrechte uitgeven als bedrijfsarts, niet reageren op vragen, onbevoegd om arbeids(on)geschiktheid vast te stellen.
5.2 Klager verwijt de arts dat zij zich ten onrechte heeft uitgegeven als bedrijfsarts en
niet heeft gereageerd op zijn vragen over haar BIG-registratie. Ook vindt hij dat de arts niet bevoegd was om een probleemanalyse op te stellen. De arts stelt dat ze stond ingeschreven als arts. Naar klager heeft zij zich nooit uitgegeven als bedrijfsarts. Ze voert haar werkzaamheden uit onder supervisie van een bedrijfsarts. Op de website van haar werkgever (K) staat ook dat de werkzame arbo-artsen onder supervisie werken van de bedrijfsartsen.

5.3 Het college heeft vastgesteld dat de arts op 3 augustus 2022 als arts stond geregistreerd in het BIG-register. Zij mocht dus de benaming arbo-arts gebruiken. Het recht om een specialistentitel te voeren is voorbehouden aan degenen die zijn ingeschreven in het specialistenregister. ‘Bedrijfsarts’ is zo’n specialistentitel. Artsen die niet als bedrijfsarts geregistreerd zijn, mogen zich dus slechts ‘(arbo-)arts’ noemen. Wel mogen deze
(arbo-)artsen handelingen verrichten op het terrein van de bedrijfsarts, zoals het beoordelen van de arbeidsgeschiktheid, mits die handelingen onder supervisie van een geregistreerde bedrijfsarts plaatsvinden. Het is het college niet gebleken dat de arts zich in strijd met deze regels heeft gedragen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de arts de door haar opgemaakte document(en) ondertekend heeft met ‘arbo-arts’.


5.4 De arts kon wegens haar vakantie niet direct reageren op klagers vragen in zijn brieven/mails van 6 en 16 augustus 2022 over onder andere haar BIG-registratie en het aanpassen van de feitelijke onjuistheden in de probleemanalyse, zoals de naam van de werkgever. De arts heeft echter direct na haar vakantie de vragen van klager over haar BIG-registratie beantwoord en de naam van de werkgever aangepast in het rapport. Dat ze de functie(omschrijving) van klager niet heeft veranderd in de probleemanalyse is niet netjes, maar dat is niet zodanig ernstig dat haar hiervan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
Klachtonderdeel 1) is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel 2) niet serieus genomen, verkeerde diagnose en onjuiste probleemanalyse
5.5 De arts en ook het college vatten deze klacht, gezien het klaagschrift en het mondeling vooronderzoek als volgt op: de arts heeft, mede gezien het arbeidsdeskundig rapport van 12 september 2022, een onjuiste probleemanalyse opgesteld.


5.6 Wat het handelen van de arts op 3 augustus 2022 betreft, is het uitgangspunt in deze kwesties (van ziekte/arbeidsongeschiktheid) dat op de arts de taak rust een werkgever en een werknemer goed te adviseren en te begeleiden in het kader van verzuimbegeleiding en re-integratie van een zieke werknemer. Aan de hand van de klachten van een werknemer moet de arts vaststellen of sprake is van ziekte of gebrek en zo ja, of die ziekte of dat gebrek rechtstreeks en medisch objectiveerbaar leidt tot beperkingen in het verrichten van arbeid. Soms is er ook sprake van een verstoorde arbeidsrelatie en moet de arts kijken naar wat in de ‘De STECR Werkwijzer arbeidsconflicten (2022)’ en de ‘Richtlijn conflicten in de werksituatie (2019)’ van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) staat. Het is dan de taak van de arts om een goede analyse te maken van medische en niet-medische aspecten. Dat vraagt van de arts naast het goed uitvragen van de klachten en het zelf uitvoeren van lichamelijk en/of psychisch onderzoek, een voldoende inzichtelijke vastlegging van de verkregen informatie, van de eigen onderzoeksbevindingen en van de medische en niet-medische overwegingen. De arts stelt, indien aan de orde, vervolgens de uit ziekte of gebrek voortvloeiende beperkingen vast en adviseert over de mogelijkheden die een werknemer nog wel heeft om arbeid te verrichten. De arts stelt dus in het kader van de verzuimbegeleiding geen medische diagnose, maar hij/zij kijkt of de werknemer gezien zijn (medische) beperkingen in staat is om zijn werk (deels) te hervatten. Dit is een oordeel van een arts dat niet op verzoek van een werknemer hoeft te worden aangepast.


5.7 Het college heeft geen aanwijzingen gevonden dat de arts de klachten van klager niet serieus heeft genomen. Wel heeft de arts naar het oordeel van het college bij het opstellen van de probleemanalyse en het adviseren van klager en de werkgever niet voldoende de STECR-werkwijzer en de stappen in de Richtlijn ‘Conflicten in de werksituatie’ gevolgd. In de probleemanalyse die de arts heeft opgesteld, stelt de arts dat er sprake is van arbeidsongeschiktheid. Er is een verstoorde arbeidsrelatie tussen klager en zijn werkgever, die eerst moet worden opgelost. Afhankelijk van de uitkomst van het gesprek tussen klager en zijn werkgever zouden er mogelijkheden zijn voor de werknemer om lichte taken te hervatten (zie onder 3.4). De re-integratie kon pas worden gestart nadat het één en ander was uitgesproken/besproken tussen klager en zijn werkgever. De arts heeft ervoor gekozen om de moeizame arbeidsverhouding tussen klager en zijn werkgever geen arbeidsconflict te noemen in de probleemanalyse. Hiermee wilde ze de weg openhouden voor klager en zijn werkgever om in goed overleg uit de ontstane situatie te komen. De arts wilde met haar woordkeuze voorkomen dat de situatie tussen klager en zijn werkgever (verder) zou escaleren. Het college begrijpt deze keuze van de arts. Het had echter gezien de medische en niet-medische situatie van klager op de weg van de arts gelegen om een vervolgconsult af te spreken, of op zijn minst te adviseren dat bij stagnatie, escalatie en/of toename van de klachten klager terug moest komen bij de arts. In de richtlijn ‘Conflicten in de werksituatie’ worden handreikingen gedaan aan artsen die bedrijfsgeneeskundige begeleiding verzorgen. Deze handreikingen hadden kunnen worden ingezet wanneer het gesprek tussen klager en de werkgever niet goed zou verlopen. Aan de hand van contacten met werkgever en werknemer, hun conflictstijlen en de mate van escalatie kan worden vastgesteld welke interventie het meest passend is. Door het conflict op zijn beloop te laten en klager en werkgever niet actief te begeleiden in dit proces nam de arts het risico dat het conflict zou escaleren, zonder dat de arts of de (eigen) bedrijfsarts van de werkgever nog kon bijsturen. Dit klachtonderdeel is gegrond.


Klachtonderdeel 3) Niet doorverwezen voor een second opinion
5.8 Klachtonderdeel 3 betreft het niet doorverwijzen van klager voor een second
opinion. De arts verweert zich door aan te voeren dat een arbo-arts niemand kan doorverwijzen en dat de werknemer zelf een second opinion/ deskundigenoordeel moet aanvragen.


5.9 Uit het verweerschrift blijkt dat de arts zich niet heeft gerealiseerd dat er een
(inhoudelijk) verschil bestaat tussen een deskundigenoordeel en een second opinion, ook ten aanzien van de te volgen procedure. Een deskundigenoordeel kan betrekking hebben op: i) de arbeids(on)geschiktheid van de werknemer; ii) de re-integratie inspanningen van beide partijen; iii) de beoogde functie en of deze passend is voor de zieke werknemer. Zowel de werkgever als de werknemer kunnen bij het UWV een deskundigenoordeel aanvragen. Een second opinion kan worden aangevraagd wanneer de werknemer twijfelt over het advies van de bedrijfsarts. Uit artikel 14, tweede lid, onder g, van de Arbeidsomstandighedenwet volgt de plicht om een verzoek van de werknemer om een second opinion te honoreren, tenzij zwaarwegende argumenten zich daartegen verzetten. Deze plicht is uitgewerkt in artikel 2.14d van het Arbeidsomstandighedenbesluit en verder ingevuld in het ‘10-Stappenplan Second Opinion, versie juni 2019’ van de NVAB. Volgens dit stappenplan verzoekt de werknemer om een second opinion (stap 1). Vervolgens beoordeelt de (eigen) bedrijfsarts of een second opinion een geschikte keuze is voor de situatie van de werknemer en worden de vervolgstappen besproken (stap 2). Hierna selecteert de werknemer in overleg met de werkgever welke (andere) bedrijfsarts de second opinion gaat uitvoeren (stap 3). De volgende stap is dat de bedrijfsarts het aanvraagformulier verstuurt en een machtiging aan de werknemer vraagt voor het delen van informatie (stap 4). Een second opinion kan dus niet alleen worden aangevraagd door de werknemer. Uit een e-mail van 7 september 2022 van de arts aan haar collega’s van H blijkt dat zij geen bezwaar had tegen een second opinion (zie onder 3.10).
Geconcludeerd kan worden dat bij het herhaalde verzoek van klager om een second opinion de arts niet het 10-stappenplan heeft gevolgd en/of klager niet juist heeft voorgelicht over de procedure. De arts heeft klager dus niet doorverwezen of ervoor gezorgd dat klager werd doorverwezen. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel 4) geweigerd om een hand te geven
5.10 Klager verwijt de arts dat zij hem geen hand heeft gegeven bij binnenkomst en na afloop van het consult. Klager heeft dit als onbeleefd en kwetsend ervaren. De arts heeft verklaard dat het niet haar bedoeling was om klager te kwetsen. Ten tijde van het consult hanteerde H de beroepsrichtlijnen en het landelijk beleid met betrekking tot het coronavirus (COVID-19 protocol). De arts heeft zich met het geen handen schudden gehouden aan de werkafspraken die op dat moment golden binnen de arbodienst waar ze werkte. Hiervan kan haar dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.


Slotsom
5.11 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdelen 2 en 3 gegrond zijn en de andere klachtonderdelen ongegrond.

Maatregel
5.12 Over de mate van verwijtbaarheid overweegt het college als volgt. De arts werkte als arbo-arts onder supervisie van een bedrijfsarts. Dit houdt in dat de arts onder verantwoordelijkheid en supervisie van de bedrijfsarts de probleemanalyse heeft opgesteld en het verzoek om een second opinion heeft afgehandeld. Het college gaat ervan uit dat het beleid samen met de supervisor werd bepaald. Onder deze omstandigheden en nu de arts niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld vindt het college het opleggen van een waarschuwing passend en toereikend.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdelen 2 en 3 gegrond;
- legt de arts de maatregel op van een waarschuwing;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt.


Deze beslissing is gegeven door R.A. Dozy, voorzitter, R.E. van Hellemondt, lid-jurist, E.G. Ackema, R.P.J. Ansem en P. Eken, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.