Zoekresultaten 701-720 van de 14192 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:167 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5963
- Datum publicatie: 02-08-2024
- Datum uitspraak: 02-08-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:167
Ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Op 6 juli 2024 is klaagster door een psychiater gezien in het kader van een door haar bedrijfsarts aangevraagde psychiatrische analyse en verzekeringsgeneeskundig belastbaarheidsonderzoek. Daarna heeft de verzekeringsarts op basis van het dossier een belastbaarheidsonderzoek verricht en daarover een rapportage opgesteld. Klaagster verwijt de verzekeringsarts onder andere dat hij niet zelfstandig het verzekeringsgeneeskundig belastbaarheidsonderzoek heeft verricht en klaagster niet heeft gezien.Het college stelt voorop dat het aan de verzekeringsarts is om te bepalen op welke wijze hij zijn onderzoek inricht. Daarbij is het niet altijd nodig om de betrokkene zelf te zien alvorens hij een rapportage opstelt. In het onderhavige geval betreft de opdracht niet een zelfstandige verzekeringsgeneeskundige beoordeling, maar een vertaling van de bevindingen van de psychiater naar de concrete belastbaarheid van klaagster. Mede gelet op de beschikbare informatie in het dossier van klaagster is het college van oordeel dat de verzekeringsarts niet in strijd heeft gehandeld met de op hem rustende zorgvuldigheid door klaagster niet op te roepen voor een gesprek. Daarbij neemt het college in overweging dat de verzekeringsarts heeft toegelicht dat hij – ook bij een dergelijke beperkte opdracht - in sommige gevallen wel overgaat tot het oproepen van de betrokkene. Zijn afweging om daartoe in dit geval niet over te gaan, acht het college niet onbegrijpelijk. De klacht is in alle onderdelen ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:168 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5964
- Datum publicatie: 02-08-2024
- Datum uitspraak: 02-08-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:168
Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Op 6 juli 2024 is klaagster door de psychiater gezien in het kader van een door haar bedrijfsarts aangevraagde psychiatrische analyse en verzekeringsgeneeskundig belastbaarheidsonderzoek. In het kort verwijt klaagster de psychiater dat haar rapport niet voldoet aan de verzekeringsgeneeskundige standaarden en dat het rapport door de psychiater is verstuurd aan de aanvragende bedrijfsarts zonder toestemming van klaagster. Het college is, anders dan klaagster, van oordeel dat het rapport van de psychiater op inzichtelijke en consistente wijze uiteenzet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen. De samenvatting en beschouwing van de psychiater zijn uitgebreid en betrekken verschillende aspecten in de afweging, waaronder ook het arbeidsconflict. Met name wordt door de psychiater uitgebreid uitgelegd hoe de DSM classificatie tot stand is gekomen. Het rapport voldoet daarmee ten aanzien van de inzichtelijkheid en consistentie aan de daaraan te stellen eisen. Verder overweegt het college dat het inzage- en correctierecht van klaagster is gerespecteerd. Voor zover klaagster bedoelt te zeggen dat, zonder haar toestemming, het rapport niet had mogen worden verzonden aan de bedrijfsarts, miskent zij dat het blokkeringsrecht hier niet van toepassing is. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:171 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6413
- Datum publicatie: 02-08-2024
- Datum uitspraak: 02-08-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:171
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager is arbeidsongeschikt voor eigen werk in het kader van de Ziektewet en is beoordeeld door een arts, die niet een geregistreerd verzekeringsarts is. Het medisch onderzoeksverslag van de arts is vervolgens getoetst, geaccordeerd en gecontrasigneerd door de verzekeringsarts die optrad als supervisor van de arts.Klager maakt de verzekeringsarts als supervisor het verwijt dat hij onzorgvuldig zou hebben gehandeld doordat hij, samengevat, klager nooit heeft gezien tijdens het spreekuur, tevens de medische informatie van klager uit de curatieve sector niet heeft ingezien, en daarom het medisch onderzoeksverslag niet had mogen contrasigneren en accorderen. Het college heeft in dit concrete geval geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze gevolgde procedure en beoordeling door de superviserend verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft de verslaglegging deugdelijk bestudeerd en volgens de geldende beleidsregels gecontrasigneerd zonder klager zelf te hebben zien. Daarmee heeft de verzekeringsarts niet gehandeld in strijd met de voor hem geldende beroepsnorm. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:169 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6710
- Datum publicatie: 02-08-2024
- Datum uitspraak: 02-08-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:169
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. De verzekeringsarts is in het kader van een bezwaar- en beroepsprocedure gevraagd om, na het initiële rapport van een andere verzekeringsarts, de situatie van klager opnieuw te beoordelen. De verzekeringsarts, verweerder in casu, is tot de conclusie gekomen dat het initiële rapport geen wijziging of aanvulling behoefde. Op grond van deze beoordeling is het bezwaar ongegrond verklaard. Klager verwijt de verzekeringsarts dat zijn rapport niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het college is van oordeel dat de verzekeringsarts in haar rapport op inzichtelijke en consistente wijze heeft uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen. Zij heeft daarbij uitvoerig weergegeven op grond van welke informatie en bevindingen zij tot haar conclusies is gekomen en welke criteria zij daarbij heeft gehanteerd. Haar keuzes en conclusies zijn deugdelijk gemotiveerd en goed te volgen. De verzekeringsarts kon naar het oordeel van het college op basis van de haar ter beschikking gestelde informatie in redelijkheid tot haar conclusies komen. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:170 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6412
- Datum publicatie: 02-08-2024
- Datum uitspraak: 02-08-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:170
Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Klager is arbeidsongeschikt voor eigen werk in het kader van de Ziektewet en is beoordeeld door de arts (handelend als verzekeringsarts niet in opleiding) in het kader van de WIA. Klager is het niet eens met de beoordeling van de arts en maakt de arts verschillende verwijten. Volgens klager heeft de arts de medische beoordeling onzorgvuldig uitgevoerd door bij het opstellen van de functionele mogelijkhedenlijst (FML) geen informatie op te vragen bij de behandelaars ondanks dat klager hiervoor een machtiging had ingevuld. Tevens is het onderzoek verricht en de FML opgemaakt zonder bijzijn van de superviserend verzekeringsarts.De klacht dat de arts bij zijn oordeel niet heeft beschikt over het medisch dossier van klager mist feitelijke grond. De arts heeft bovendien zijn oordeel dat er geen noodzaak was om nadere informatie in te winnen, inzichtelijk gemotiveerd.Met het ondertekenen van het rapport verklaart de superviserend verzekeringsarts dat de conclusies uit het medisch onderzoek tot stand zijn gekomen conform de te stellen kwaliteitseisen. Niet noodzakelijk is dat de supervisor de gekeurde persoon dan zelf ook nog ziet. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:90 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6988
- Datum publicatie: 01-08-2024
- Datum uitspraak: 01-08-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:90
Klacht tegen KNO-arts kennelijk ongegrond. Klaagster wendde zich met klachten van acuut ontstane slechthorendheid aan haar enig horende (rechter) oor tot de KNO-arts. Klaagster verwijt de KNO-arts onder meer dat de door hem gestelde diagnose onvoldoende zeker was, dat hij aanvullend onderzoek had moeten doen en de verkeerde behandeling heeft ingezet. Het beleid van de KNO-arts kan de tuchtrechtelijke toets doorstaan en niet kan worden vastgesteld dat klaagster onvoldoende in geïnformeerd (informed consent).
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:91 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6935
- Datum publicatie: 01-08-2024
- Datum uitspraak: 01-08-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:91
Klacht tegen arts (specialist ouderengeneeskunde) deels gegrond. De klacht gaat over de inmiddels overleden moeder van klaagsters. Bij patiënte was sprake van cognitieve achteruitgang en uitgezaaide darmkanker. Begin 2023 heeft de arts, op verzoek van patiënte in het kader van een onderbewindstelling, een wilsbekwaamheidsbeoordeling uitgevoerd. Hij heeft een verklaring afgegeven waarin staat dat patiënte wilsbekwaam is. Klaagsters zijn het niet eens met de beoordeling van de arts en hoe deze tot stand is gekomen. Het college komt tot het oordeel dat de arts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, omdat de verslaglegging van de arts dusdanig summier is, dat het college niet (inhoudelijk) kan beoordelen of de arts op logische wijze, gebaseerd op de door hem bevraagde feiten en omstandigheden, tot zijn conclusie heeft kunnen komen dat patiënte wilsbekwaam was. De arts heeft zijn advies niet alleen onvoldoende onderbouwd, maar ook geen notities van het gesprek met patiënte gemaakt. Het doen aan dossiervorming valt onder de algemene normen van een arts en geldt ook voor verweerder als zelfstandig opererend medicus. Daarnaast is het belang van dossiervoering deels gelegen in de toetsbaarheid van het handelen, namelijk het onderbouwen/toelichten van besluiten. Het college legt aan de arts een berisping op.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:82 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5854
- Datum publicatie: 01-08-2024
- Datum uitspraak: 31-08-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:82
Verwijt aan internist over afbouw van medicatie. Medicatie was conform richtlijn afgebouwd. Afwijking van de richtlijn was niet aan de orde. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:77 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6650
- Datum publicatie: 31-07-2024
- Datum uitspraak: 31-07-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:77
Kennelijk ongegronde klacht over huisarts dat hij oxycodon heeft voorgeschreven, maar het gebruik daarvan onvoldoende heeft gemonitord en gebrek aan aandacht had voor alternatieve behandelingen en (verslavings-)risico’s.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:78 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6046
- Datum publicatie: 31-07-2024
- Datum uitspraak: 31-07-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:78
Kennelijk ongegronde klacht over huisarts dat hij klaagster na ontslag uit ziekenhuis niet heeft willen bezoeken en dat hij niet schriftelijk heeft willen antwoorden op vragen van klager over de griepprik.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:80 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5962
- Datum publicatie: 31-07-2024
- Datum uitspraak: 31-07-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:80
Klacht over huisarts, in de kern over het ontzeggen van de juiste zorg. Klager is door huisarts verwezen voor echo en later naar chirurg, die een karbunkel in de bovenarm diagnosticeerde. Een jaar later is osteomyelitis vastgesteld. Huisarts heeft klager geen zorg onthouden, maar hem snel en adequaat doorverwezen. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:81 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5709
- Datum publicatie: 31-07-2024
- Datum uitspraak: 31-07-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:81
Klager is bij huisarts op HAP geweest en verwijt haar dat ze de diagnose (herseninfarct) heeft gemist en klager en echtgenote onprofessioneel heeft bejegend. Huisarts heeft wel rekening gehouden met mogelijkheid cva en daarnaar onderzoek gedaan. Niet onzorgvuldig. Verweten bejegening niet vast te stellen. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:79 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6831
- Datum publicatie: 31-07-2024
- Datum uitspraak: 31-07-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:79
Kennelijk ongegronde klacht over plastisch chirurg na Macs lift (gezichtsbehandeling) en ontstane complicatie (geïnfecteerd hematoom). Geen nalatigheid of slordigheid in uitvoering operatie en nazorg.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:166 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6172
- Datum publicatie: 30-07-2024
- Datum uitspraak: 30-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:166
Gegronde klacht tegen een verloskundige. Klaagster heeft zich vanwege haar eerste zwangerschap aangemeld bij de verloskundigenpraktijk waar de verloskundige werkzaam is. Op enig moment kreeg zij last van vaginaal bloedverlies, hetgeen werd toegeschreven aan een miskraam. In de periode hierna hield zij klachten van wisselend bloedverlies en buikpijn. De verloskundige heeft klaagster op 19 juli 2023 gezien en bij haar een echo gemaakt. Klaagster verwijt de verloskundige dat zij op 19 juli 2023 niet heeft vastgesteld dat er sprake was van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Op 19 juli 2023 had klaagster al langere tijd last van intermitterend bloedverliesen aanhoudende buikpijn. Deze klachten in combinatie met het feit dat de zwangerschap nooit intra-uterien is vastgesteld voor de miskraam waarvan werd uitgegaan en het feit dat de laatste menstruatiedatum niet bekend was, had volgens de toepasselijke richtlijn voor de verloskundige aanleiding moeten zijn om te denken aan een buitenbaarmoederlijke zwangerschap en deze uit te sluiten. Gegrond. Waarschuwing. Publicatie.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:164 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7223
- Datum publicatie: 26-07-2024
- Datum uitspraak: 26-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:164
Voorzittersbeslissing. Het verkeerd noteren van een jaartal in een brief aan de huisarts, namelijk 2018 in plaats van 2017, wordt gekwalificeerd als eenvoudige verschrijving. Het tuchtrecht is niet bedoeld om verschrijvingen in een medisch dossier aan de orde te stellen. Daarom is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk van onvoldoende gewicht is.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:165 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6532
- Datum publicatie: 26-07-2024
- Datum uitspraak: 26-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:165
Deels gegronde en deels verjaarde klacht tegen een tandarts. De klacht bestaat uit diverse onderdelen en betreft -samengevat- het verwijt dat de tandarts niet de juiste tandheelkundige zorg aan klaagster heeft verleend. In 2008 heeft de tandarts bij klaagster vijf implantaten in de bovenkaak geplaatst. In de periode daarop zijn kronen en meermaals tijdelijke en definitieve bruggen geplaatst. Het bleek een langdurig en zeer pijnlijk proces, waarin telkens sprake was van terugkerende ernstige pijnklachten. In de zoektocht naar de oorza(a)k(en) werden ook derden geconsulteerd zonder dat een duidelijke oorzaak is gevonden. In 2015 is één van de implantaten verwijderd, waardoor de spanning in de bovenkaak wat afnam. Uiteindelijk is klaagster (in december 2015) bij de tandarts weggegaan. Er ontbreekt op dit moment een groot deel van haar gebit; de situatie is (nog) niet hersteld. Het college is van oordeel dat bij klaagster sprake is geweest van een zeer complexe casus met persisterende en ernstige pijnklachten, waarbij steeds nieuwe beslissingen zijn genomen ten aanzien van de vervolgbehandelingen. De tandarts heeft nagelaten, althans dit blijkt nergens uit, zich ervan te vergewissen dat klaagster de verkregen informatie steeds heeft begrepen en dat zij uitdrukkelijke toestemming gaf voor de vervolgbehandelingen. Een en ander is ook niet goed bijgehouden in het medisch dossier. Dit wordt de tandarts aangerekend. Het college verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar klachten die zien op het handelen van vóór 2 november 2013 en verklaart één klachtonderdeel gegrond en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Waarschuwing en publicatie in het algemeen belang.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:163 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6641
- Datum publicatie: 26-07-2024
- Datum uitspraak: 26-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:163
Deels gegronde klacht tegen een tandarts. Klaagster heeft de tandarts bezocht vanwege een (niet pijnlijk) plekje aan haar tandvlees. Zij verwijt de tandarts dat de behandeling te uitvoerig en deels onnodig was en dat de tandarts een onjuiste diagnose heeft gesteld. Het college is van oordeel dat met name het blootstellen van klaagster aan straling, zonder eerst te beoordelen of het maken van een foto gerechtvaardigd is en zonder te streven naar de laagst haalbare dosis straling, de tandarts kan worden aangerekend. Ook het niet goed bijhouden van het patiëntendossier en het te werk gaan zonder daaraan voorafgaand de patiënte te informeren en toestemming te vragen, zijn tuchtrechtelijk verwijtbaar. De tandarts heeft ter zitting erkend dat haar handelwijze omtrent het maken van een röntgenfoto niet juist was en heeft zich in zoverre toetsbaar opgesteld. Deels gegronde klacht, waarschuwing en publicatie in het algemeen belang.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:143 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2299
- Datum publicatie: 25-07-2024
- Datum uitspraak: 24-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:143
Klacht tegen een GZ-psycholoog. Een journalist heeft een podcast gemaakt over klaagster. Zij heeft de GZ-psycholoog gevraagd om in de podcast gedragingen die aan klaagster worden toegeschreven, te duiden. Dit heeft de GZ-psycholoog gedaan, zonder dat hij klaagster ooit gezien of gesproken heeft. Klaagster verwijt de GZ-psycholoog zijn medewerking aan en uitlatingen tijdens de podcast. Het tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt – mede vanwege het tuchtrechtelijk verleden van de GZ-psycholoog – een voorwaardelijke schorsing van drie maanden op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door de GZ-psycholoog tegen deze beslissing ingestelde beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:140 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2281
- Datum publicatie: 25-07-2024
- Datum uitspraak: 24-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:140
De orthopedisch chirurg heeft bij klaagster via een kijkoperatie de meniscus in de rechterknie verwijderd. Enige maanden daarna is bij klaagster trombose in deze knie vastgesteld. Volgens klaagster had de orthopedisch chirurg haar profylactische antistolling dienen voor schrijven omdat zij rookt en anticonceptie gebruikt. Verder verwijt klaagster de orthopedisch chirurg onder andere dat hij tijdens de nacontroles de trombose bij klaagster niet heeft gediagnostiseerd of vermoed. De orthopedisch chirurg heeft naar het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege met betrekking tot het niet voorschrijven van tromboseprofylaxe volgens de richtlijn gehandeld. De door klaagster genoemde omstandigheden waren geen reden om van die richtlijn af te wijken. Verder heeft het Regionaal Tuchtcollege geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat de orthopedisch chirurg tijdens de nacontroles aanwijzingen voor trombose heeft gemist. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard voor zover de klachtonderdelen zijn gericht op het handelen van verweerders collega en het ziekenhuis in het algemeen en de klacht voor het overige ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster tegen die beslissing ingestelde beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:142 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2231
- Datum publicatie: 25-07-2024
- Datum uitspraak: 24-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:142
Klager bezocht in september 2021 de huisarts in verband met pijnklachten aan zijn linkerhand. In eerste instantie dacht de huisarts aan een ontsteking en schreef hij pijnmedicatie/ontstekingsremmers voor. Enkele dagen later verwees de huisarts klager, in verband met verdenking panaritium, met spoed naar het ziekenhuis voor chirurgische beoordeling. Klager maakte daarna zelf een afspraak met een andere plastisch chirurg. Op verzoek van klager stelde de huisarts een verwijsbrief op naar deze plastisch chirurg. Na onderzoek in het ziekenhuis bleek dat er sprake was van een fractuur. Klager verwijt de huisarts dat hij niet de juiste medische zorg heeft verleend en klager niet tijdig heeft verwezen voor chirurgische hulp. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.