ECLI:NL:TGZRSHE:2024:78 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6046

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2024:78
Datum uitspraak: 31-07-2024
Datum publicatie: 31-07-2024
Zaaknummer(s): H2023/6046
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht over huisarts dat hij klaagster na ontslag uit ziekenhuis niet heeft willen bezoeken en dat hij niet schriftelijk heeft willen antwoorden op vragen van klager over de griepprik.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’s-HERTOGENBOSCH
Beslissing in raadkamer van 7 juni 2024 op de klacht van:


[A],
wonende in [B],
klaagster,
gemachtigde: [C] te [D],


en


[C],
wonende in [D],
klager,


tegen


[E],
Huisarts,
werkzaam in [D],
verweerder, hierna ook de huisarts,
gemachtigde: mr. R.J. Peet, werkzaam in Utrecht.


1. De zaak in het kort
1.1 Onderdeel 1 van de klacht is dat de huisarts tekort schiet in de zorgverlening aan klaagster. Klaagster is van 23 tot 27 juni 2023 na een auto-ongeval opgenomen geweest in het ziekenhuis. De huisarts heeft klaagster na haar ontslag naar huis niet willen bezoeken toen klager hem daarom vroeg, omdat de huisarts patiënten in [B] niet thuis bezoekt.


1.2 Onderdeel 2 van de klacht is dat de huisarts weigert een schriftelijke reactie te geven op de vraag van klager “hoe de informatie met het RIVM over de ‘griepprik’ is geregeld en vorm is gegeven”.


1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 29 augustus 2023;
- machtiging;
- de brief van 26 oktober 2023 van de secretaris aan de gemachtigde van klaagster;
- het aanvullend klaagschrift;
- de aanvullende informatie, ontvangen van de gemachtigde van klaagster;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de brief van 8 maart 2024 van de secretaris aan de gemachtigde van verweerder;
- de brief van de gemachtigde van verweerder van 20 maart 2024, binnengekomen op 21 maart 2024.


2.2 Partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.


2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.


3. De overwegingen van het college De criteria voor de beoordeling
3.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.


Klachtonderdeel 1 – huisbezoek aan klaagster
3.2 Klagers hebben ter toelichting op de klacht aangevoerd dat de huisarts hen bij de verhuizing van klaagster naar [B] heeft meegedeeld dat hij haar daar als huisarts in [D] niet kon bezoeken. Klaagster had er na het ontslag uit het ziekenhuis minimaal op gerekend dat er telefonisch contact zou worden opgenomen, omdat de regie bij de huisarts ligt. De huisarts heeft echter aangegeven dat de regie ligt bij de (thuiszorg)organisatie die de hulp levert, maar dat hij zou kijken of hij toch iets zou kunnen doen. Over en weer zijn pogingen ondernomen elkaar telefonisch te bereiken. De vragen van klager zijn niet correct afgehandeld, aldus klagers.


3.3 De huisarts heeft aangevoerd dat hij geen visites rijdt in [B]. Als er sprake is van een (spoed)visite, dan zal altijd gekeken worden hoe de zorg geleverd kan worden. Dit was bekend bij klagers en klaagster werd geadviseerd een huisarts in [B] te zoeken. Zolang zij niet in [B] bij een huisarts was ingeschreven, kon zij bij de huisarts ingeschreven blijven. Klaagster is na een verblijf van enkele dagen met een HALO frame (in verband met een nekfractuur) naar huis ontslagen. Klager wilde thuiszorg voor klaagster, maar klaagster zelf niet. Zij is wilsbekwaam. Het ziekenhuis had ingeschat dat klaagster zonder thuiszorg naar huis kon. De huisarts kan geen thuiszorg inschakelen als die niet beschikbaar is. De huisarts heeft op eigen initiatief op 7 juli 2023 telefonisch contact met klaagster opgenomen. Klaagster had last van het HALO frame en de huisarts heeft haar geadviseerd het beleid van de orthopeed in het ziekenhuis op te volgen. Op 4 oktober 2023 is klaagster bij de huisarts op het spreekuur geweest. Tijdens beide contactmomenten heeft zij geen op- of aanmerkingen gemaakt over de door de huisarts aan haar verleende zorg. Klaagster heeft de huisarts na haar ontslag uit het ziekenhuis niet gevraagd om een visite af te leggen en de huisarts zag (ook na het telefonisch contact op 7 juli 2023) geen aanleiding om een visite af te leggen, aldus de huisarts.


3.4 Het college overweegt dat de huisarts klaagster op 7 juli 2023 gebeld heeft. Er bestond voor hem geen medische reden om bij klaagster een huisbezoek af te leggen. Uit het dossier blijkt niet dat klaagster zelf de huisarts op enig moment heeft gevraagd om bij haar een visite af te leggen. Klachtonderdeel 1 is kennelijk ongegrond.


Klachtonderdeel 2 – schriftelijk antwoord op vraag klager
3.5 Klager heeft de huisarts op 2 november 2022 na ontvangst van een uitnodiging voor de griepprik geschreven dat hij daar geen prijs op stelt. In de brief heeft hij aangegeven dat hij graag schriftelijk/per mail wilde weten hoe de informatie over de griepprik is geregeld.


3.6 De huisarts heeft aangevoerd dat hij klager naar aanleiding van zijn brief op 18 november 2022 uitgebreid telefonisch te woord heeft gestaan en hem heeft verwezen naar de websites van SNPG, VWS en NHG. Nadat klager hierop in 2023 is teruggekomen, heeft de huisarts klager gezegd dat hij eerder uitleg had gegeven en niet schriftelijk zou reageren.


3.7 Het college overweegt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klager telefonisch de gevraagde uitleg te geven. Op de huisarts rust geen verplichting om dat schriftelijk te doen. Ook klachtonderdeel 2 is kennelijk ongegrond.


4. De beslissing
De klacht is in beide onderdelen kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op door A.H.M.J.F. Piëtte, voorzitter, E. Jansen en E.I. Hofstra, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris, en ondertekend door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk.