ECLI:NL:TGZRAMS:2024:170 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6412
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:170 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-08-2024 |
Datum publicatie: | 02-08-2024 |
Zaaknummer(s): | A2023/6412 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Klager is arbeidsongeschikt voor eigen werk in het kader van de Ziektewet en is beoordeeld door de arts (handelend als verzekeringsarts niet in opleiding) in het kader van de WIA. Klager is het niet eens met de beoordeling van de arts en maakt de arts verschillende verwijten. Volgens klager heeft de arts de medische beoordeling onzorgvuldig uitgevoerd door bij het opstellen van de functionele mogelijkhedenlijst (FML) geen informatie op te vragen bij de behandelaars ondanks dat klager hiervoor een machtiging had ingevuld. Tevens is het onderzoek verricht en de FML opgemaakt zonder bijzijn van de superviserend verzekeringsarts.De klacht dat de arts bij zijn oordeel niet heeft beschikt over het medisch dossier van klager mist feitelijke grond. De arts heeft bovendien zijn oordeel dat er geen noodzaak was om nadere informatie in te winnen, inzichtelijk gemotiveerd.Met het ondertekenen van het rapport verklaart de superviserend verzekeringsarts dat de conclusies uit het medisch onderzoek tot stand zijn gekomen conform de te stellen kwaliteitseisen. Niet noodzakelijk is dat de supervisor de gekeurde persoon dan zelf ook nog ziet. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 2 augustus 2024 op de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen
C,
arts,
werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de arts,
gemachtigde: mr. I.J. Veldhuizen, werkzaam te Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager is arbeidsongeschikt voor eigen werk in het kader van de Ziektewet en is
beoordeeld door de arts (handelend als verzekeringsarts niet in opleiding) in het
kader van de WIA. Klager is het niet eens met de beoordeling van de arts en maakt
de arts verschillende verwijten. Volgens klager heeft de arts de medische beoordeling
onzorgvuldig uitgevoerd door bij het opstellen van de functionele mogelijkhedenlijst
(FML) geen informatie op te vragen bij de behandelaars ondanks dat klager hiervoor
een machtiging had ingevuld. Tevens is het onderzoek verricht en de FML opgemaakt
zonder bijzijn van de superviserend verzekeringsarts.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst
hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 20 oktober 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 29 februari 2024.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
2.3 De arts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
2.4 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
3. De feiten
3.1 Klager is een thans 53- jarige man die op 17 februari 2020 is uitgevallen met
lichamelijke klachten.
3.2 Verweerder werkt als arts bij het UWV onder supervisie van een geregistreerd verzekeringsarts.
3.3 In het kader van de WIA is klager door de arts beoordeeld. De arts heeft zijn bevindingen vermeld in zijn medisch onderzoeksverslag van 21 april 2023 (MOV). De vastgestelde beperkingen zijn neergelegd in een Functiemogelijkhedenlijst (FML).
3.4 Op 8 juni 2023 is door de arts aanvullend gerapporteerd, naar aanleiding van aanvullende
medische informatie die door klager was verstrekt. Dit leidde niet tot nader te duiden
beperkingen.
3.5 Beide beoordelingen zijn door de superviserend verzekeringsarts gecontrasigneerd.
4. De klacht en het verweer
4.1 Klager verwijt de arts dat hij:
a) een FML heeft opgemaakt zonder het medisch dossier van klager op te vragen bij
zijn huisarts en bij verschillende behandelend specialisten, terwijl klager daarvoor
wel toestemming had gegeven;
b) klager heeft onderzocht en een FML heeft opgesteld, zonder bijzijn van zijn supervisor.
4.2 De arts heeft het college verzocht de klacht de klacht ongegrond te verklaren.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de arts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden.
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot. Bij
de beoordeling wordt ermee rekening gehouden dat arts werkt onder supervisie van de
verzekeringsarts. Zijn handelen wordt beoordeeld volgens voor zijn beroepsgenoten
geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter
anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk
zijn voor hun eigen handelen.
5.2 Het college oordeelt dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Klachtonderdeel a) niet opvragen en gebruik maken van reeds beschikbare medische informatie
andere behandelaars
5.3 Klager heeft ter toelichting op dit klachtonderdeel aangevoerd dat de beslissing van de arts niet wordt ondersteund door zijn medisch dossier. Het is klager niet duidelijk over welke informatie de arts beschikte. Hij wijst erop dat hij op het moment van de beoordeling onderzoeken onderging bij verschillende specialisten in verband met een maagverkleining. De arts liet echter weten dat hij daarop niet ging wachten en dat hij zijn beslissing niet ging aanpassen. Klager heeft ook nooit inzage gekregen in de FML en heeft die ook niet ondertekend. Klager meent dat hij minder belastbaar is dan de arts heeft geoordeeld.
5.4 In het verweerschrift erkent de arts dat hij geen medische informatie heeft opgevraagd
bij behandelaars. Volgens verweerder was dit niet noodzakelijk om de beoordeling uit
te kunnen voeren. De arts heeft op basis van de diagnoses, de anamnese, het lichamelijk
onderzoek en reeds bekende medische informatie gemeend dat hij voldoende gegevens
had om de beoordeling te kunnen uitvoeren en de FML te kunnen invullen. Er was dan
ook geen aanleiding om aanvullende medische informatie van de behandelaars op te vragen.
Verweerder heeft dan ook geen gebruik gemaakt van de reeds beschikbare medische machtiging.
Overigens was die medische machtiging gedateerd (2021/2021) en niet afgegeven in het
kader van de beoordeling door verweerder. ‘Hergebruik’ voor andere doeleinden is niet
toegestaan, en was ook niet noodzakelijk.
5.5 Het college overweegt als volgt. Vooropgesteld is het aan de arts, als beoordelaar,
om te bepalen welke (nadere) informatie hij nodig heeft om tot een oordeel te kunnen
komen. Volgens het medisch onderzoeksverslag (MOV) heeft verweerder de klager op 20
april 2023 op zijn spreekuur gezien en onderzocht. Hij heeft daarin vermeld over welke
medische informatie hij bij zijn onderzoek beschikte. De voorgaande consulten in het
kader van de ziektewetbeoordeling zijn daarin uitgebreid beschreven en de arts heeft
een uitvoerige samenvatting gegeven van de informatie van de behandelend sector. Met
meewegen van al deze gegevens en op basis van de anamnese en onderzoek verkregen gegevens,
heeft de arts de benutbare mogelijkheden vastgesteld, rekening houdend met de verminderde
lichamelijke belastbaarheid en enkele beperkingen. In zijn aanvullend verslag van
8 juni 2023 heeft de arts naar aanleiding van door klager toegezonden medische informatie
aangaande de op handen zijnde maagverkleining, geoordeeld dat deze nieuwe informatie
hem geen aanleiding geeft tot aanpassingen.
5.6 De klacht dat de arts bij zijn oordeel niet heeft beschikt over het medisch dossier
van klager mist feitelijke grond. De arts heeft bovendien zijn oordeel dat er geen
noodzaak was om nadere informatie in te winnen, inzichtelijk gemotiveerd. Dat oordeel
is niet onbegrijpelijk, met name in het licht van het feit dat de belastbaarheid per
13 februari 2022 diende te worden beoordeeld.
5.7 In de door de arts opgemaakte onderzoeksverslagen heeft de arts voldoende inzichtelijk
gemaakt op grond van welke informatie en op welke wijze hij tot zijn oordeel is gekomen.
De verslagen voldoen daarmee aan de daaraan gestelde eisen.
5.8 Het oordeel over de vastgestelde belastbaarheid is tevens met klager besproken.
Dat klager het niet eens is met de door de arts vastgestelde beperkingen en geen inzage
heeft gekregen in de FML, maakt het handelen van de arts niet onzorgvuldig. De FML
wordt niet enkel vastgesteld op basis van de door de onderzochte ervaren klachtenbeleving
of ervaren beperkingen. Een eventuele accordering door de onderzochte is dan ook niet
nodig. Niet uit te sluiten is dat klager het volledige MOV niet tijdig heeft ontvangen
van het UWV. Dit valt de arts echter niet aan te rekenen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel b) contrasignerend verzekeringsarts
5.9 De arts is niet een geregistreerde verzekeringsarts. Volgens vast beleid mag de
arts wel zelfstandig een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling uitvoeren, maar dient die
beoordeling vervolgens te worden geaccordeerd en gecontrasigneerd door de verzekeringsarts
die optreedt als supervisor van de arts. Met het ondertekenen van het rapport verklaart
de verzekeringsarts dat de conclusies uit het medisch onderzoek tot stand zijn gekomen
conform de te stellen kwaliteitseisen. Niet noodzakelijk is dat de supervisor de gekeurde
persoon dan zelf ook nog ziet. Het college is van oordeel dat deze handelwijze niet
in strijd is met de vereiste zorgvuldigheid. Dit beleid is ook door de Centrale Raad
van Beroep als een voldoende zorgvuldige handelwijze gekwalificeerd (zie o.m. CRvB
28 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3739 en 15 januari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:39).
Het klachtonderdeel is ongegrond.
Slotsom
5.10 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 2 augustus 2024 door J.F. Aalders, voorzitter, A.P.
den Exter, lid-jurist, F.M. Brouwer, S. Zwikker en A.C.M. Kleinsman, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door V. Hanssen, secretaris.