ECLI:NL:TGZRAMS:2024:168 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5964

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:168
Datum uitspraak: 02-08-2024
Datum publicatie: 02-08-2024
Zaaknummer(s): A2023/5964
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Op 6 juli 2024 is klaagster door de psychiater gezien in het kader van een door haar bedrijfsarts aangevraagde psychiatrische analyse en verzekeringsgeneeskundig belastbaarheidsonderzoek. In het kort verwijt klaagster de psychiater dat haar rapport niet voldoet aan de verzekeringsgeneeskundige standaarden en dat het rapport door de psychiater is verstuurd aan de aanvragende bedrijfsarts zonder toestemming van klaagster. Het college is, anders dan klaagster, van oordeel dat het rapport van de psychiater op inzichtelijke en consistente wijze uiteenzet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen. De samenvatting en beschouwing van de psychiater zijn uitgebreid en betrekken verschillende aspecten in de afweging, waaronder ook het arbeidsconflict. Met name wordt door de psychiater uitgebreid uitgelegd hoe de DSM classificatie tot stand is gekomen. Het rapport voldoet daarmee ten aanzien van de inzichtelijkheid en consistentie aan de daaraan te stellen eisen. Verder overweegt het college dat het inzage- en correctierecht van klaagster is gerespecteerd. Voor zover klaagster bedoelt te zeggen dat, zonder haar toestemming, het rapport niet had mogen worden verzonden aan de bedrijfsarts, miskent zij dat het blokkeringsrecht hier niet van toepassing is. Klacht kennelijk ongegrond.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing in raadkamer van 2 augustus 2024 op de klacht van:


A,
wonende in B,
klaagster,
gemachtigde: mr. J.N.A. Dijkman, werkzaam in Amsterdam,


tegen


C,
psychiater,
werkzaam in D,
verweerster, hierna ook: de psychiater,
gemachtigde: mr. R.J. Peet, werkzaam te Utrecht.


1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Op 6 juli 2024 is klaagster door de psychiater gezien in het kader van een door haar bedrijfsarts aangevraagde psychiatrische analyse en verzekeringsgeneeskundig belastbaarheidsonderzoek. In het kort verwijt klaagster de psychiater dat haar rapport niet voldoet aan de verzekeringsgeneeskundige standaarden en dat het rapport door de psychiater is verstuurd aan de aanvragende bedrijfsarts zonder toestemming van klaagster.

1.2 De psychiater is van mening dat zij geen tuchtrechtelijk verwijtbare fouten heeft gemaakt.

1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht van klaagster kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 28 augustus 2023;
- het aanvullende klaagschrift van 9 oktober 2023, met de bijlagen;
- het aanvullende klaagschrift van 3 november 2023, met de bijlagen;
- het verweerschrift;
- het proces-verbaal van het op 19 maart 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 De psychiater is verbonden aan E, een onafhankelijk expertisebureau.

3.2 Door de bedrijfsarts van klaagster werd op 5 juni 2023 aan E gevraagd om een psychiatrische expertise en een verzekeringsgeneeskundig belastbaarheidsonderzoek te verrichten.

3.3 Op 6 juli 2023 heeft de psychiater klaagster in persoon gezien. In het daarna verschenen rapport is klaagster gediagnostiseerd met een aanpassingsstoornis en wordt er door de psychiater antwoord gegeven op een viertal door de aanvragende bedrijfsarts opgestelde vragen.

3.4 Op 25 juli 2023 zijn de bevindingen van de psychiater en de verzekeringsarts naar klaagster verzonden, zodat zij kon reageren op het rapport.

3.5 Tussen 28 juli 2023 en 16 augustus 2023 is er tussen de gemachtigde van klaagster en de psychiater contact geweest over de bezwaren van klaagster op de psychiatrische expertise.

3.6 Op 22 september 2023 zijn de bevindingen van de psychiater en de verzekeringsarts in één rapport toegezonden aan de bedrijfsarts van klaagster.

4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Klaagster verwijt de psychiater dat – naar het college begrijpt –:
a) er een psychiatrische analyse is uitgevoerd, waarbij de DSM-classificatie niet overeenkomt met de anamnese, de voorgeschiedenis, de ontbrekende medische informatie en uitspraken over de belastbaarheid;
b) de belastbaarheid in FML-termen zijn gesteld, terwijl het niet tot haar professionele competentie behoort om zich in FML-termen te uiten;
c) het rapport voorbij gaat aan de verstoorde arbeidsrelatie tussen klaagster en werkgever;
d) het rapport van de psychiater zonder de toestemming van klaagster aan de bedrijfsarts is verstrekt.

4.2 De psychiater heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.


5. De overwegingen van het college

Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiaters geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

5.2 Het college oordeelt dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Daartoe overweegt het college het volgende.


De beoordeling
5.3 In klachtonderdelen a, b en c stelt klaagster zich in op het standpunt dat de DSM-classificatie niet overeenkomt met de anamnese, de voorgeschiedenis en de uitlatingen over belastbaarheid. Er zijn volgens klaagster geen behandelgegevens door de psychiater opgevraagd en verwerkt. Bovendien wordt de belastbaarheid van klaagster in FML-termen benoemd, terwijl het opstellen van een FML niet tot haar professionele competentie behoort. Daarnaast gaat de expertise voorbij aan de verstoorde arbeidsrelatie. Klaagster stelt zich aldus op het standpunt dat het rapport niet voldoet aan de verzekeringsgeneeskundige standaarden.


5.4 De psychiater heeft verweer gevoerd en aangegeven dat het rapport voldoet aan de eisen van toetsbaarheid en consistentie van de geldende NVMSR richtlijn. De diagnose is gebaseerd op de bevindingen uit de anamnese, de voorgeschiedenis, de sociobiografische anamnese, het psychiatrisch onderzoek en het dagverhaal. De psychiater heeft zich globaal uitgelaten over de beperkingen van klaagster, welke analoog zijn gerubriceerd in FML-termen. Zij heeft zich gericht op beperkingen die beargumenteerd kunnen worden vanuit haar psychiatrische expertise. Zij is niet overgegaan tot een kwantitatieve beoordeling van het functioneren. Bovendien is de verstoorde arbeidsrelatie uitgebreid in het rapport besproken.


5.5 Bij de beoordeling van de vraag of een advies van een arts voldoet aan de daaraan te stellen eisen dienen, volgens vaste rechtspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) de volgende criteria in aanmerking te worden genomen (zie o.m. CTG 30 januari 2014; ECLI:NL:TGZCTG:2014:17):
1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

5.6 Het college toetst ten volle of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van
vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.


5.7 Deze criteria vormen tevens de basis voor de ‘richtlijn medisch specialistische rapportage in bestuurs- en civielrechtelijk verband april 2016’ van de NVMSR (hierna: de richtlijn), waarin tot uitdrukking komt, dat volgens de door artsen geldende beroepsnorm, een rapport - onder meer - moet voldoen aan de eisen van deskundigheid, toetsbaarheid en consistentie.

Klachtonderdeel a) de DSM-classificatie
5.8 De klacht van klaagster ziet met name op het derde criterium. Het college is, anders dan klaagster, van oordeel dat het rapport van de psychiater op inzichtelijke en consistente wijze uiteenzet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen. De samenvatting en beschouwing van de psychiater zijn uitgebreid en betrekken verschillende aspecten in de afweging, waaronder ook het arbeidsconflict. Met name wordt door de psychiater uitgebreid uitgelegd hoe de DSM classificatie tot stand is gekomen. Het rapport voldoet daarmee ten aanzien van de inzichtelijkheid en consistentie aan de daaraan te stellen eisen, zodat dit klachtonderdeel faalt.

Klachtonderdeel b) FML-richtlijnen
5.9 Deze klacht ziet met name op het vijfde criterium. Het college overweegt dat in de voornoemde richtlijn wordt vermeld dat eventuele beperkingen van betrokkene zo nauwkeurig mogelijk worden beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm worden weergegeven. Zoals zij ook in haar verweerschrift heeft toegelicht is het bij E gebruikelijk om middels FML-termen bruikbare antwoorden te geven aan de aanvrager. Naar het oordeel van het college blijft de psychiater met haar weergave van de beperkingen binnen de criteria van de richtlijn. Het college heeft geconstateerd dat de psychiater ten aanzien van de door haar genoemde rubrieken, die aansluiten bij de FML, slechts vermeldt dat zij daar geen beperkingen ziet. Bovendien heeft de psychiater gekozen voor algemene bewoordingen en gaat zij niet in op de verschillende onderdelen van de FML. Daarmee handelt zij niet in strijd met de richtlijn. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel c) verstoorde arbeidsrelatie
5.10 Dat de psychiater geen aandacht zou hebben besteed aan de verstoorde arbeidsrelatie is het college niet gebleken. De verstoorde arbeidsrelatie is uitvoering in het rapport aangehaald en deze komt aan de orde bij de herstel belemmerende factoren, de verdere beschouwing en in de DSM-classificatie. Dit klachtonderdeel faalt derhalve. Klachtonderdeel d) verzenden rapport zonder toestemming van klaagster

5.11 Op 25 juli 2023 is het conceptrapport aan klaagster verstuurd. Klaagster is in de gelegenheid gesteld om binnen drie dagen te reageren op het rapport. Per bericht van 28 juli 2023 is door de gemachtigde van klaagster verzocht om deze termijn te verlengen tot 4 augustus 2023. Op 4 augustus 2023 heeft voorgenoemde inhoudelijke bezwaren op het concept rapport opgestuurd. Omdat de psychiater met vakantie was, heeft zij medio augustus (klaagster en psychiater verschillen van standpunt of dit 11 of 14 augustus 2023 is geweest) inhoudelijk op de bezwaren van klaagster gereageerd. Volgens de psychiater is het rapport op 14 augustus 2023 naar de bedrijfsarts van klaagster verstuurd. De brief van de psychiater naar de bedrijfsarts is gedateerd 22 september 2023.

5.12 Klaagster stelt zich op het standpunt dat de psychiater zonder haar toestemming het rapport heeft verzonden naar de bedrijfsarts.


5.13 Het college overweegt als volgt. Het is gebruikelijk om een termijn van twee weken te hanteren om patiënten in de gelegenheid te stellen om te reageren op dergelijke rapporten. Het college overweegt dat een periode van drie dagen erg kort is. In casu is deze termijn verlengd, waardoor klaagster alsnog heeft kunnen reageren op het concept rapport van de psychiater. Conform artikel 7.10 van de richtlijn is klaagster in de gelegenheid gesteld het rapport te controleren op eventuele feitelijke vergissingen of onjuistheden. Met het voorgaande is het inzage- en correctierecht van klaagster gerespecteerd. Voor zover klaagster bedoelt te zeggen dat, zonder haar toestemming, het rapport niet had mogen worden verzonden aan de bedrijfsarts, miskent zij dat het blokkeringsrecht hier niet van toepassing is.

5.14 Het college is van oordeel dat bovengenoemde gang van zaken volgens de procedures is verlopen en dat aan de psychiater geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Slotsom

5.15 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 2 augustus 2024 door J.F. Aalders, voorzitter, A.P. den Exter, lid-jurist, F.M. Brouwer, S. Zwikker en A.C.M. Kleinsman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door V. Hanssen, secretaris.