Zoekresultaten 1501-1520 van de 1639 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:238 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-209/AL/GLD

    Klagers (een inmiddels gefailleerd bedrijf en eigenaar daarvan) beklagen verweerder die jarenlang bijstand heeft verleend in een fiscaal-strafrechtelijke procedure. Een deel van de klachten is niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Daarnaast zijn een aantal klachten ongegrond. Het is de raad gebleken dat verweerder zich voldoende heeft ingespannen in het belang van zijn cliënt en op deskundige wijze de belangen heeft behartigd. Naar het oordeel van de raad is verweerder wel tekortgeschoten in zijn zorgplicht doordat uit de stukken niet is gebleken dat verweerder voor klagers in de strafzaak een ureninschatting heeft gemaakt en duidelijkheid heeft gegeven over de taakverdeling met de ingehuurde strafrechtadvocaat. Verder is voor de raad een beeld naar voren gekomen dat verweerder over langere tijd vooral reactief heeft gehandeld. Bij verweerder lijkt de regie te hebben ontbroken, evenals een plan van aanpak dat telkens aan nieuwe situaties werd aangepast. Daardoor heeft verweerder, ondanks herhaalde verzoeken van klagers over de kosten in verhouding tot de omvang van de fiscale zaak, niet telkens opnieuw gewaarschuwd voor de snel oplopende omvang van de kosten en het risico van te hoge kosten. Naar het oordeel van de raad is verweerder onvoldoende transparant geweest richting klagers over de aard en noodzaak van de werkzaamheden, de gevolgen daarvan en de (snel oplopende) kosten daarvoor. Het besteden van de door verweerder gedeclareerde uren acht de raad dan niet in een redelijke verhouding staan tot de opgedragen werkzaamheden. Gelet daarop is de raad van oordeel dat de declaraties als excessief zijn te beschouwen in die zin dat een gelet op alle omstandigheden onredelijk honorarium aan klagers in rekening is gebracht. Klagers hebben betwist dat verweerder uitleg heeft gegeven over het effect van het notarieel laten verlijden van een een schuldbekentenis ten gunste van het kantoor en de executiemogelijkheden. Stukken die dat onderbouwen, ontbreken. Naar het oordeel van de raad heeft het optreden van verweerder op dat punt geleid tot een ontoelaatbare druk op klager, hetgeen een advocaat niet betaamt. Alle omstandigheden samen resulteren daarin dat naar het oordeel van de raad aan verweerder een voorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening voor acht weken moet worden opgelegd met een proeftijd van twee jaar.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:103 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/741863 DW RK 23/394 MdV/SM

    Klacht ongegrond. Klaagster beklaagt zich er over dat zij sinds de beslaglegging nog geen betalingen heeft ontvangen. Klaagster heeft aan de gerechtsdeurwaarders gevraagd wanneer er betaald gaat worden, maar heeft hier geen antwoord op gekregen. Dat klaagster lange tijd geen afdrachten heeft ontvangen lag aan de omstandigheid dat sprake was van een preferent beslag. Dit beslag is, in tegenstelling tot de reguliere gang van zaken, niet ingediend bij de gerechtsdeurwaarders door de voormalige coördinerend gerechtsdeurwaarder, waardoor de gerechtsdeurwaarders hiervan niet op de hoogte waren. De kamer acht dit in dit geval niet verwijtbaar. Bovendien hebben de gerechtsdeurwaarders geprobeerd te achterhalen waarom de afdrachten zo lang op zich lieten wachten.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:239 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-211/AL/GLD

    Klaagster beklaagt zich over de gevolgen voor haar van het optreden van verweerder als (toenmalige) advocaat van het (toenmalige) bedrijf van haar echtgenoot in een fiscaal-strafrechtelijke kwestie. Haar echtgenoot en diens bedrijf hebben daarover ook over verweerder geklaagd. In die zaak (24-209/AL/Gld) doet de raad gelijktijdig uitspraak. Klaagster is niet-ontvankelijk in een deel van de klachten omdat zij daarbij geen eigen rechtstreeks belang heeft. Of klaagster terecht door verweerder is aangesproken tot betaling van openstaande declaraties van haar echtgenoot en diens toenmalige bedrijf is niet ter beoordeling van de tuchtrechter. Een dergelijk oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter. Die kan oordelen over de juridische vraag of sprake was van onrechtmatige beslaglegging door verweerder onder klaagster en van gebruik van onrechtmatige rechtsmiddelen door verweerder richting klaagster. De raad kan zich voorstellen dat klaagster de rechtsmaatregelen tegen haar als zeer heftig heeft ervaren en het gevoel heeft gehad dat zij in andermans geschil is getrokken. Dat neemt echter niet weg dat verweerder, gegeven zijn toelichting en daarin genoemde redenen om ook beslag onder klaagster te leggen en haar tot afgifte van de auto te dwingen, naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door te handelen zoals hij heeft gedaan. Dat hij de grenzen van het betamelijke heeft overschreden, is de raad niet gebleken. De overige verwijten worden dan ook ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:163 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-690/DH/RO/D

    Verzoek artikel 60ab Advocatenwet. Verweerder is (nog niet onherroepelijk) veroordeeld wegens schending van het beroepsgeheim. De verweten gedraging is dermate ernstig dat onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk is. Anders dan door de deken is verzocht, gaat de raad niet over tot het opleggen van een onmiddellijke, algehele schorsing in de uitoefening van de praktijk. Het individuele belang van verweerder wordt daarmee disproportioneel en onevenredig geraakt. De raad acht het treffen van een voorlopige voorziening, als bedoeld in artikel 60ab Advocatenwet, passend, in dier voege dat verweerder zijn werkzaamheden dient te verrichten onder het toezicht van een door de deken goed te keuren advocaat die erop toeziet dat verweerder geen cliënten in voorlopige hechtenis bijstaat.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:134 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-684/DB/GLD/W

    Wraking kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:104 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/739313 / DW RK 23/322 MdV/SM

    Klacht gegrond. Afzien van opleggen maatregel. De gerechtsdeurwaarder heeft de e-mail van de opdrachtgever, waarin akkoord is gegaan met het voorstel tegen finale kwijting van klager, in het dossier van klager geplaatst, zonder dat klager daarvan op de hoogte is gebracht. Dit klachtonderdeel is (daarom) terecht voorgesteld.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:105 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/735996 DW RK 23/236 MdV/SM

    Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich er samengevat over dat er maandelijkse teveel wordt ingehouden op zijn AOW-uitkering. Volgens klager valt hij onder de 5% regeling. Klager lijkt enkel uit te gaan van zijn eigen inkomen bij de vaststelling van de beslagvrije voet en niet van het gezamenlijke inkomen met zijn partner.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:240 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-556/AL/GLD

    Herzieningsverzoek. De herzieningskamer verklaart verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:106 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/749104 / DW RK 24/150 MdV/SM

    Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarders misbruik maken van hun recht om beslag te leggen op bankrekeningen van klager. Er is geen vonnis van de rechtbank, akte of contract waaruit blijkt dat klager een schuld heeft bij de schuldeiser. Het onderzoek in verzet heeft niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. Het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:253 Hof van Discipline 's Gravenhage 240011

    Bekrachtiging beslissing raad. Klacht over gebrekkige dienstverlening in strafzaken ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:107 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/747462 / DW RK 23/102 MdV/SM

    Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder vanuit het niets beslag op zijn inkomen heeft gelegd. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:236 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-208/AL/GLD

    Klagers beklagen zich over een (voormalig) kantoorgenoot van de (voormalige) eigen advocaat. In de door klagers over de eigen advocaat ingediende klacht doet de raad gelijktijdig uitspraak (24-209/AL/GLD). Klagers zijn door de kantoorgenoot van verweerder jarenlang bijgestaan in een fiscaal-strafrechtelijke procedure. Verweerder is bij deze kwestie betrokken geraakt in zijn hoedanigheid van bestuurder van het advocatenkantoor en tevens collega-advocaat. Verweerder heeft aan de voortzetting van de rechtsbijstand aan klagers de voorwaarde verbonden dat klagers eerst de achterstallige declaraties moesten betalen. Verweerder heeft zekerheden van klagers geëist ter dekking van de openstaande declaraties. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder in de specifieke omstandigheden van het geval ontoelaatbare druk op klagers uitgeoefend om tot betaling van de declaraties over te gaan of daarvoor zekerheid te stellen. Verweerder heeft de kwestie als een doorsnee incasso aangemerkt en heeft daarbij alle middelen die hij had ingezet, voorbijgaand aan het feit dat het om een cliënte ging, die bovendien reeds veel had betaald, die nog een lopende zaak had en voor wie de beslagleggingen bij het bedrijf en in privé tot veel schade leidde, en eens te meer voor wie de faillissementsaanvraag van de vennootschap desastreuze gevolgen had. Verweerder heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven, althans dat blijkt nergens uit en dat had wel van hem mogen worden verwacht. Hierbij verdient vermelding dat deze raad de declaraties van zijn collega-advocaat in de parallelle zaak als excessief heeft aangemerkt, hetgeen des te navranter maakt dat verweerder alle mogelijke middelen heeft ingezet om deze te innen. Klacht in zoverre gegrond. Voorwaardelijke schorsing van 6 weken.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:198 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6893

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager verwijt de huisarts dat hij geen gevolg heeft gegeven aan zijn verzoek om uitschrijving uit de praktijk. De huisarts heeft geen gevolg aan dat verzoek gegeven omdat klager nog niet door een andere huisarts was geaccepteerd. Het college merkt op dat het overschrijven naar een andere huisartsenpraktijk niet na enkel een (telefonisch) verzoek van een patiënt daartoe kan worden gedaan. Een patiënt kan pas worden overgeschreven wanneer de andere huisarts de patiënt accepteert. Het college komt tot het oordeel dat de huisarts zorgvuldig heeft gehandeld. Nog los van de omstandigheid dat de wijze waarop klager om uitschrijving heeft gevraagd geen blijk geeft van een weloverwogen besluit, had klager nog geen contact met een andere huisarts opgenomen om te onderzoeken of hij daar zou worden geaccepteerd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:161 Raad van Discipline Amsterdam 24-535/A/A

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat. Niet gebleken is dat verweerder klagers belangen ter zitting onvoldoende heeft behartigd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:157 Raad van Discipline Amsterdam 24-534/A/A 24-542/A/A

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de kwaliteit van dienstverlening; Van schending van de geheimhoudingsplicht is ook niet gebleken.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:158 Raad van Discipline Amsterdam 24-614/A/NH

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij. Verweerder heeft zich niet onnodig grievend over klager uitgelaten.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:195 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6621

    Gegronde klacht tegen een huisarts. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat de huisarts aan klaagster medicatie heeft voorgeschreven met een contra-indicatie bij zwangerschap en borstvoeding - terwijl klaagster zwanger was. Zoals de huisarts ook zelf heeft erkend, heeft zij zeven fluconazol capsules 150 mg voorgeschreven aan klaagster terwijl dat gecontra-indiceerd was vanwege de zwangerschap van klaagster. Hiermee staat vast dat de klacht gegrond is. Het college ziet desondanks geen aanleiding om de huisarts een maatregel op te leggen. Daarbij heeft het college in aanmerking genomen dat de huisarts, op het moment dat zij erachter kwam dat zij een fout had gemaakt, haar verantwoordelijkheid heeft genomen. Zij is in gesprek gegaan met klaagster en heeft haar excuses gemaakt. Verder heeft de huisarts contact opgenomen met de apotheek om te overleggen hoe dit heeft kunnen gebeuren. Daarnaast heeft de huisarts een melding gemaakt in het VIM-systeem (Veilig Incident Melden) van de praktijk en de gebeurtenis besproken met collega’s. De huisarts heeft verschillende verbetermaatregelen genomen om herhaling te voorkomen. Bovendien heeft de huisarts aangegeven lering te hebben getrokken uit wat er is gebeurd. Gelet hierop is het tuchtcollege van oordeel dat het opleggen van een maatregel geen redelijk tuchtrechtelijk doel dient.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:159 Raad van Discipline Amsterdam 24-564/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk vanwege het overschrijden van de vervaltermijn van drie jaar.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:196 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6769

    Ongegronde klacht tegen een arts. Klager is de zoon van de inmiddels overleden patiënte. Patiënte is een dag na haar val verwezen naar het ziekenhuis voor het maken van een röntgenfoto. Aan klager werd door de verzorging gevraagd om zijn moeder in de rolstoel van het verzorgingstehuis naar het naastgelegen ziekenhuis te brengen. In het ziekenhuis werd een heupfractuur vastgesteld. Klager verwijt de arts onder andere dat zij patiënte niet met een ambulance naar het ziekenhuis heeft laten overbrengen, terwijl er mogelijk sprake van een bekken-of heupfractuur en dat patiënte hierdoor extra pijn heeft geleden.Het college kan verweerster volgen in haar beslissing over het vervoer. Over de exacte afstand tussen het verzorgingstehuis en het ziekenhuis verschillen partijen van mening. Op basis van de foto’s die klager heeft toegezonden heeft het college geen aanleiding om aan te nemen dat vervoer in de rolstoel niet verantwoord was. Het college is verder van oordeel dat verweerster goed heeft gereflecteerd op haar handelen. Zoals verweerster tijdens de zitting terecht heeft opgemerkt was het beter geweest als zij zelf met de familie had gebeld en dit niet had overgelaten aan de verzorging. Op die manier had zij haar beleid zelf kunnen toelichten en bij bezwaren eventueel kunnen heroverwegen. Dat zij klager niet zelf heeft gebeld is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klacht is voor het overige ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:197 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6883

    Ongegronde klacht tegen een arts. Klaagster verwijt de arts dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag. De arts ontkent dat hiervan sprake is geweest. Het college stelt vast dat de stellingen van klaagster geen objectieve steun vinden in de stukken. De exacte bewoordingen die de arts tijdens de behandeling heeft gebruikt en de context daarvan zijn voor het college niet te achterhalen, omdat alleen klaagster en verweerder aanwezig zijn geweest bij de behandelingen. Het college verklaart de klacht ongegrond.