ECLI:NL:TNORDHA:2024:18 Kamer voor het notariaat Den Haag 24-32
ECLI: | ECLI:NL:TNORDHA:2024:18 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-11-2024 |
Datum publicatie: | 28-11-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-32 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Ter zitting is gebleken dat klager de klacht heeft ingediend om er achter te komen of de notaris voldoende onderzoek heeft gedaan naar de wilsbekwaamheid van vader. De notaris heeft terecht aangevoerd dat zij geen informatie kan verstrekken over een eventueel opgesteld testament en de totstandkoming daarvan, omdat klagers vader in leven is. De Kamer acht dit verweer steekhoudend. Het ambtsgeheim van de notaris geldt voor alle vertrouwelijke informatie die zij in haar beroepsuitoefening heeft ontvangen. Het ambtsgeheim strekt zich uit over de gehele dienstverlening van de notaris en de reikwijdte ervan is niet afhankelijk van de vraag of in het kader van deze dienstverlening een notariële akte tot stand komt. Mocht vader een nieuw testament hebben opgemaakt bij een andere notaris, dan kan ook die informatie pas vrijkomen na vaders overlijden. De klacht is ongegrond. |
Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag
Beslissing d.d. 20 november 2024 inzake de klacht onder nummer 24-32 van:
[klager],
hierna: klager,
tegen:
[notaris],
notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de notaris.
1. Het procesverloop
1.1 De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlagen, ingekomen op 16 en 17 juni 2024.
1.2 De Kamer heeft het antwoord van de notaris, met bijlage, ontvangen.
1.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig klager bijgestaan door zijn broer [A], en de notaris. Van deze mondelinge behandeling zijn schriftelijke aantekeningen gemaakt.
2. De feiten
2.1 De vader van klager, de heer [B] (hierna te noemen: vader), heeft naast klager nog twee zoons.
2.2 Vader is in 2015 op 74-jarige leeftijd gescheiden en is op 1 februari 2017 hertrouwd met mevrouw [C] (hierna: de partner).
2.3 Op 22 mei 2024 heeft klager de KNB verzocht om klachtenbemiddeling met de notaris in verband met de door vader aangebrachte wijzigingen in zijn testament. Deze klachtenbemiddeling heeft niet tot een oplossing geleid.
3. De klacht
3.1 Klager verwijt de notaris dat vader in juni 2020 op 78-jarige leeftijd twee keer zijn testament heeft gewijzigd ten nadele van zijn drie kinderen, terwijl hij wilsonbekwaam was. Op 20 mei 2020 is volgens klager de diagnose seniele dementie/Alzheimer gesteld bij zijn vader. De administratie, bankzaken en schriftelijke communicatie per mail en telefoon deed hij al jaren niet meer zelf, maar werden door zijn partner gedaan.
3.2 Bij de eerste wijziging van het testament op 25 juni 2020 is in plaats van een legaat van vruchtgebruik aan de partner een legaat van woonhuis ten behoeve van de partner opgenomen onder de verplichting om de eventuele hypothecaire geldlening voor haar rekening te nemen. De drie kinderen werden benoemd tot erfgenamen.
3.3 Bij de tweede wijziging van het testament eind oktober 2020 is de partner benoemd tot executeur in plaats van zonen [klager] en [A].
4. Het verweer
4.1 Volgens de notaris is klager niet-ontvankelijk. Vader is in leven. Klager kan daarom niet als belanghebbende worden aangemerkt in de zin van artikel 99 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna). De notaris heeft verder aangevoerd dat zij op grond van haar geheimhoudingsplicht geen mededelingen kan doen over het bestaan van een testament van vader alsmede over de eventuele wijze van totstandkoming daarvan.
5. De beoordeling van de ontvankelijkheid
5.1 Op grond van artikel 99, lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) kan ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht indienen. Het begrip ‘enig redelijk belang’ moet ruim worden opgevat. De wetsgeschiedenis vermeldt hieromtrent:
“(…) Dit belang kan volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of bestaan uit een belang bij de handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat. Naast de cliënt van de notaris, de KNB en het Bureau kan hierbij, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, worden gedacht aan belangenorganisaties, het openbaar ministerie en instanties die zijn belast met het taken die raken aan werkzaamheden van de notaris, zoals gemeenten, de belastingdienst of het kadaster. Er geldt dan ook een ruim belanghebbendenbegrip: een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang van de klager kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd; ter ondersteuning van de corrigerende functie van het tuchtrecht en het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep. (…)” (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 250, nr. 3, p. 26-27).
5.2 De Kamer is van oordeel dat klager een enig redelijk belang heeft bij de klacht. Uit het feit dat klager erfgenaam bij versterf is, vloeit zijn betrokkenheid bij een testament van vader voort.
6. Beoordeling van de klacht
6.2 Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.
6.2 De Kamer stelt voorop dat als uitgangspunt geldt dat iedereen aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, bij testament uiterste wilsbeschikkingen kan maken. Een notaris dient daaraan in beginsel zijn ministerie te verlenen en moet op verlangen van een testateur doen wat is vereist om zijn uiterste wilsbeschikkingen in een testament vast te leggen. Zoals bij elke akte moet de notaris de wilsbekwaamheid van de betrokkene beoordelen. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris, die daarbij een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van de notariële dienstverlening (hierna: het Stappenplan) biedt hiervoor een handreiking.
6.3 In het Stappenplan staan indicatoren vermeld die aanleiding kunnen zijn voor een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. Als een notaris – ook al heeft zij kennis van het bestaan van één of meer indicatoren – geen aanleiding behoeft te hebben om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van een cliënt, dan hoeft zij het Stappenplan niet te volgen. Van belang hierbij is onder meer de indruk die een cliënt in een gesprek maakt. Ook als achteraf uit een rapport van een deskundige of getuigenverklaringen valt af te leiden dat een cliënt op het moment van de bespreking of passeren van de akte (mogelijk) niet als wilsbekwaam kon worden aangemerkt, betekent dit nog niet zonder meer dat dit ook aan de notaris duidelijk had moeten zijn geweest. Of dit zo is, hangt af van de omstandigheden van het geval.
6.4 Ter zitting is gebleken dat klager de klacht heeft ingediend om er achter te komen of de notaris voldoende onderzoek heeft gedaan naar de wilsbekwaamheid van vader. De notaris heeft terecht aangevoerd dat zij geen informatie kan verstrekken over een eventueel opgesteld testament en de totstandkoming daarvan, omdat klagers vader in leven is. De Kamer acht dit verweer steekhoudend. Het ambtsgeheim van de notaris geldt voor alle vertrouwelijke informatie die zij in haar beroepsuitoefening heeft ontvangen. Het ambtsgeheim strekt zich uit over de gehele dienstverlening van de notaris en de reikwijdte ervan is niet afhankelijk van de vraag of in het kader van deze dienstverlening een notariële akte tot stand komt. Mocht vader een nieuw testament hebben opgemaakt bij een andere notaris, dan kan ook die informatie pas vrijkomen na vaders overlijden.
6.5 Bij deze stand van zaken is niet mogelijk de klacht verder inhoudelijk te beoordelen en moet de klacht ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De Kamer voor het notariaat:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. F.A.M. Veraart voorzitter, G.A.M. van Lith en J.W.A.P. Michels, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.