ECLI:NL:TNORARL:2024:32 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/432541 / KL RK 24-27

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2024:32
Datum uitspraak: 23-10-2024
Datum publicatie: 29-11-2024
Zaaknummer(s): C/05/432541 / KL RK 24-27
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
  • Overig, subonderwerp: Algemeen/tuchtrechtelijk toezicht voorzitter Kamer van Toezicht
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Schending zorgplicht notaris. Notaris heeft zich richting klager gedragen alsof hij is belast met de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. De notaris heeft hierdoor meer verantwoordelijkheden ten opzichte van klager naar zich toegehaald. Waarschuwing en kostenveroordeling.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN


Kenmerk: C/05/432541 / KL RK 24-27

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[naam]
te [woonplaats],
hierna: klager,

tegen

mr. [naam],
notaris te [plaats],
verweerder.

Partijen worden hierna klager en de notaris genoemd.


1. Het verloop van de procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de klacht met bijlagen, per e-mail ontvangen op 18 februari 2024;
- het verweerschrift met bijlagen van 29 april 2024;

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 9 september 2024 behandeld, waarbij alleen de notaris is verschenen. Zoals vooraf bij de kamer bekend was, is klager niet verschenen.
In plaats daarvan heeft klager voorafgaand aan de zitting een pleitnotitie toegestuurd die op
21 augustus 2024 is ontvangen.


2. De feiten

2.1. Op 25 september 2020 is de vader van klager, de heer [naam erflater], (hierna: erflater) overleden.

2.2. Erflater was ten tijde van zijn overlijden onder het maken van huwelijkse voorwaarden gehuwd met mevrouw [naam weduwe] (hierna: de weduwe).

2.3. Erflater heeft klager bij zijn testament van 11 juli 2007 onterfd.

2.5 Nadat klager op de hoogte is gesteld van het overlijden van zijn vader, heeft klager aan de weduwe vragen gesteld over de omvang en wijze van verdeling van de nalatenschap van erflater. Daarna volgde een e-mailwisseling tussen klager en de weduwe. Bij e-mail van 15 februari 2021 heeft de weduwe deze kwestie voorgelegd aan de notaris met de vraag: “(…) Kan ik [klager] doorverwijzen naar u? Of moet het anders? (…)”

2.4. Op 8 maart 2021 heeft de weduwe een e-mail naar klager gestuurd waarin, voor zover in dit geval van belang, het volgende is vermeld:
“(…) Je kunt contact opnemen met mijn notaris (…). Hij zal (…) ook bij deze zaak betrekken.”


2.5. Klager heeft bij schrijven van 30 maart 2021 een beroep gedaan op zijn legitieme portie en heeft de notaris verzocht om inzage in de omvang en samenstelling van de nalatenschap van erflater.

2.6. De notaris heeft bij e-mails van achtereenvolgens 6 mei, 11 juni en 25 juli 2021, voor zover voor de beoordeling relevant, het volgende aan klager geschreven:

6 mei 2021
“(…) Uit de onderzoeken in de centrale testamentenregisters blijkt dat uw vader in Frankrijk geen testament heeft gemaakt en dat hij in Nederland op 11 juli 2007 een testament heeft gemaakt. Als bijlage treft u het onderzoeksresultaat aan en een uittreksel van zijn testament waaruit blijkt dat:
- u niet tot erfgenaam benoemd bent;
- dat [de weduwe] tot executeur-afwikkelingsbewindvoerder is benoemd;
(…)
Uw vader en [de weduwe] hebben op 4 november 1981 huwelijksvoorwaarden gemaakt, inhoudende dat elke gemeenschap van goederen werd uitgesloten. (…) Als uitgangspunt geldt derhalve gescheiden vermogens. (…)

Voordat uw vader en [de weduwe] naar Frankrijk verhuisden, woonden zij in een woning die geen eigendom van uw vader was. Er stonden in de Nederlandse kadastrale registers geen registergoederen op zijn naam.

Ik heb [de weduwe] inmiddels verzocht mij nader te informeren over het (eventuele) privé vermogen van uw vader en het bestaan van gemeenschappelijk eigendom (…) Zodra ik van [de weduwe] vernomen heb, zal ik u nader informeren. (…)”

11 juni 2021
(…) Inzake de nalatenschap van [erflater], heb ik informatie ingewonnen bij [de weduwe] (…). [de weduwe] heeft mij per mail antwoorden gegeven en op 24 mei jl. en 7 juni jl. heb ik nog aanvullende gegevens ontvangen. Aanvullend op de informatie die u op 6 mei jl. is gezonden (…), informeer ik u als volgt:

1. Beantwoorden algemene vragen met betrekking tot vermogensbestanddelen die tot het vermogen van (…) behoren of niet tot zijn vermogen behoren:

a. Vraag: opgave van bankrekeningen met vermelding van saldi per 25 september 2020 die uitsluitend ten name van (…) stonden;
Antwoord: “(…) had geen rekening op zijn naam.’

b. Vraag: opgave van bankrekeningen met vermelding van saldi per 25 september 2020 die ten name van u beiden stonden.
Antwoord:” Wij hadden twee rekeningen. Op de één kwam mijn salaris en op de ander zijn AOW.”(…)

c. Vraag: opgave van privé bezittingen van (…) en eventuele gemeenschappelijke bezittingen van u beiden per 25 september 2020.
Antwoord: “er waren geen privé- bezittingen, noch gezamenlijke bezittingen. Alles is altijd op mijn naam gezet”.

2. Toelichting door notaris.
Op 24 mei jl. heb ik per mail bijlagen van mevr. (…) ontvangen. De bijlagen betreffen de aangiften Ib 2017/2018 en 2019 en een afschrift van bankrek.nr. (…). Uit die aangiften blijkt dat er in geen van die jaren een te belasten vermogen was in box 3. Er waren 2 bankrekeningen te weten:
(…) met saldo per 01012019 ad € 240 en (…) met saldo per 01012019 ad -/- € 540,00. (…)

3. Voorlopige constatering
Geconstateerd kan worden dat [de weduwe] en [erflater] de vermogensrechtelijke gevolgen van hun huwelijk zodanig hebben ingericht dat sprake is van gescheiden vermogens. Ook tijdens hun huwelijk hebben zij consequent nagedacht en uitvoering gegeven aan die huwelijksvoorwaarden door de wijze waarop zij met hun beider vermogens en inkomens zijn omgegaan. Voor zover ik als notaris daarbij betrokken ben geweest bijvoorbeeld i.v.m. aankoop of verkoop woning in [plaats] kan ik het antwoord van [de weduwe] als hiervoor onder 1.c. gegevens bevestigen. Op basis van de gegevens die tot nu toe door mij zijn ontvangen, luidt de voorlopige conclusie dat het vermogen van [de erflater], en daarmee ook zijn nalatenschap, zeer gering zal zijn en waarschijnlijk zal bestaan uit een klein geldbedrag, te weten het saldo op bankrekening …130 per 250920 ten bedrag van € 525,06. (…)”

25 juli 2021
“(…) Naar aanleiding van deze mail heeft u vragen gesteld over (1) het bestaan van een eventuele rekening bij een Franse bankinstelling ten name van [de erflater] en (2) nadere informatie over de beide ING Rekeningen.
(…)
[erflater] had geen bankrekeningen die uitsluitend op eigen naam stonden. Nader bewijs van bankrekeningen die niet bestaan, is niet te geven.
(…)
Ten tijde van (…) overlijden waren er 2 ING en/of rekeningen. Deze en/of rekeningen stonden op naam van [de erflater] en [de weduwe] (…). Dit waren de en/of rekeningen met de nummers die u al zijn meegedeeld nl. (…)”.

2.7 Klager heeft zich vervolgens laten bijstaan door mevrouw S.N. Dommisse-Hess van DAS-rechtsbijstand. Op vragen van mevrouw Dommisse-Hesse heeft de notaris bij e-mail van 22 juli 2022, voor zover relevant, als volgt gereageerd:
“(…)
Onderstaand in rood treft u een reactie aan op uw brief, die ik hieronder heb gekopieerd.
(…)
Mutaties “heen en weer” lijkt mij niet relevant voor zover dat past binnen huishoudkosten / reguliere boekingen. Indien uw client meent dat sprake is van giften/schenkingen verzoek ik hem dat aan te geven. (…)
Ik krijg de indruk dat uw client meent dat gedurende het huwelijk er allerlei giften/schenkingen/vermogensoverdrachten uit vrijgevigheid hebben plaatsgevonden en dat er aan hem in dat verband onjuiste gegevens verstrekt zijn of gegevens achtergehouden zijn. (…) Voor zover ik dat kan beoordelen, is dat niet het geval en ook niet het geval geweest. Indien uw client meent dat dit aan wel aan de orde is, of meent dat wel giften/schenkingen/vermogensoverdrachten uit vrijgevigheid hebben plaatsgevonden, vermeent [de weduwe] graag op basis van welke concrete gegevens of aannames uw client dat aanneemt. (…)”


3. De klacht en het verweer

3.1. Klager verwijt de notaris - samengevat - dat hij onvoldoende onderzoek doet naar en onvoldoende informatie verschaft over de omvang en samenstelling van de nalatenschap van erflater. Zo geeft de notaris geen duidelijkheid over de financiële zaken en weigert hij zelf onderzoek te doen naar de persoonlijke eigendommen van erflater.

3.2. Op de toelichting op de klacht door klager en het verweer daartegen van de notaris zal de kamer hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader ingaan.


4. De beoordeling

Reikwijdte van het tuchtrecht
4.1. Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen.
De tuchtrechter toetst onder meer of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en de andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts-)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

Inhoudelijke beoordeling klacht
4.2. In deze zaak ligt ter beoordeling voor de klacht zoals die is geformuleerd in het klaagschrift van klager en hiervoor onder 3.1 is opgenomen. Voor zover klager bij zijn pleitnotitie nieuwe klachtonderdelen aan zijn klacht heeft willen toevoegen, gaat de kamer hieraan voorbij omdat dit niet is toegestaan.

4.3. De klacht van klager is ingegeven door zijn veronderstelling dat de notaris zorg zou dragen voor de afwikkeling van de nalatenschap. In de ogen van klager heeft de notaris bij de uitvoering van die taak steken laten vallen door onvoldoende onderzoek te doen naar en onvoldoende informatie te verschaffen over de omvang en samenstelling van de nalatenschap van erflater.

4.4. De notaris heeft zich daartegen verweerd met de stelling dat hij geen boedelnotaris is. Evenmin heeft hij een volmacht van de weduwe gekregen om gegevens op te vragen en/of de nalatenschap van erflater af te wikkelen. De notaris fungeert enkel als intermediair.
De weduwe heeft de notaris ook alleen daartoe opdracht gegeven teneinde de communicatie met klager via de notaris te laten verlopen. De notaris heeft geprobeerd zijn taak op een juiste wijze uit te voeren door alle vragen van klager één op één door te zetten naar de weduwe, aldus steeds de notaris.

4.5. De kamer overweegt daarover als volgt.
De notaris heeft zich richting klager expliciet gepresenteerd alsof hij is belast met de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Daartoe is de eerste e-mail die de notaris aan klager heeft gestuurd van 1 april 2021 van doorslaggevend belang. Daarin heeft de notaris immers – zoals ter zitting vast is komen te staan – het volgende aan klager geschreven: “Mevrouw (…) heeft mij gevraagd om de afwikkeling van de nalatenschap in behandeling te nemen. Alvorens u te informeren en uw vragen op de juiste wijze te beantwoorden is het nodig dat het dossier inhoudelijk duidelijk is. (…) Geverifieerd moet worden wat er in het testament staat en hoe het vermogen is opgebouwd. (…) Zodra de benodigde informatie is ontvangen en het nodig is om een inhoudelijke reactie te geven zal ik u nader informeren. (…)”. Met deze introductie heeft de notaris niet alleen de suggestie gewekt dat hij onderzoek zal gaan verrichten naar (de juistheid van) de omvang van het vermogen van erflater, maar ook dat hij de bevoegdheid had om één en ander boven water te krijgen. De notaris heeft klager vervolgens ook in die waan gelaten. De notaris heeft immers op geen enkel moment aan klager kenbaar gemaakt dat hij – anders dan zoals in het bericht van 1 april 2021 is vermeld – slechts een ‘doorgeefluik’ is. Ook heeft hij nimmer de vragenstroom vanuit klager een halt toegeroepen en aangegeven dat hij vanwege zijn beperkte rol in het geheel afhankelijk is van de informatie die de weduwe als executeur-afwikkelingsbewindvoerder hem verstrekt.

4.6. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris met voornoemde handelwijze meer verantwoordelijkheden ten opzichte van klager naar zich toegehaald, in die zin dat klager meer en actiever onderzoek naar de samenstelling en omvang van het vermogen van erflater mocht verwachten. Dit wordt hierna uitgelegd.
De notaris heeft de vragen van klager enkel doorgesluisd naar de weduwe en heeft de daarop verkregen antwoorden ‘blindelings’ naar klager doorgezet. Daarnaast heeft de notaris – zo is ter zitting gebleken – de vragen van klager over de persoonlijke eigendommen (zoals de modeltreinencollectie) van erflater thans naast zich neergelegd omdat die roerende zaken op naam van de weduwe zouden staan. De notaris kon daarmee niet volstaan. De enkele omstandigheid dat een roerende zaak op naam van de weduwe is gezet maakt immers niet dat die roerende zaak ook tot haar vermogen is gaan behoren. De notaris had, juist nu hij klager op het verkeerde been heeft gezet over zijn rol bij de afwikkeling van de nalatenschap, kritischer moeten zijn op de juistheid van de door de weduwe gegeven antwoorden en bovendien zelf meer en actiever onderzoek moeten doen naar de herkomst van de middelen waarmee de roerende zaken zijn aangeschaft. De notaris heeft in dat opzicht steken laten vallen. Daarvan kan hem een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

4.7. De kamer merkt daarbij op dat van een notaris die slechts als ‘doorgeefluik’ fungeert overigens ook een kritische houding ten aanzien van bijvoorbeeld de herkomst van middelen mag worden verlangd.

Conclusie en maatregel
4.8. Al met al blijkt uit het voorgaande dat de notaris de zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden. De kamer zal de klacht daarom gegrond verklaren. De notaris heeft jegens klager onvoldoende duidelijkheid verschaft over zijn rol als intermediair in het kader van
de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Daardoor heeft de notaris, weliswaar onbedoeld, meer verantwoordelijkheden richting klager naar zich toegehaald waarin hij tekort is geschoten. Nu aan de notaris niet eerder een tuchtmaatregel is opgelegd, is de
kamer van oordeel dat bij wijze van een zakelijke terechtwijzing kan worden volstaan met het opleggen van een waarschuwing.

Terugbetaling griffierecht en kostenveroordeling ten behoeve van klager
4.9. Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van
artikel 99 lid 5 Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem te vergoeden.

4.10. De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub a Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00.

4.11. De notaris dient deze kosten en het griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager te vergoeden. Klager dient daarvoor tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

Kostenveroordeling ten behoeve van de kamer

4.12. Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub b Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021,
te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt.
Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000,00, met een wegingsfactor 1. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

4.13. Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.


5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt de notaris op de maatregel van waarschuwing;

- veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager op de wijze en binnen de termijn als hiervoor onder 4.11. bepaald;

- veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van klager, vastgesteld op een bedrag van € 50,00, op de wijze en binnen de termijn als hiervoor onder 4.11. bepaald;

- veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op een bedrag van € 2.000,00, op de wijze en binnen de termijn als hiervoor onder 4.12. bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, voorzitter, mr. M.R.H. Goossens en J.P.W.H.T. Becks, leden, en in tegenwoordigheid van mr. L.E. de Jong, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.

De secretaris De voorzitter


Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.