Zoekresultaten 1981-2000 van de 2070 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:94 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-300/DB/LI

    Voorzittersbeslissing. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder heeft gelogen over de kantoorspecialisaties. Verweerder had de vrijheid om klagers zaak niet aan te nemen. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:192 Hof van Discipline 's Gravenhage 230020

    Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder heeft, door niet alleen over te gaan tot het leggen van executoir beslag maar ook door vervolgens in de uitvoering van deze beslagmaatregel na te laten te verifiëren of het deurwaardersexploot op juiste wijze was opgesteld, de belangen van klaagster onevenredig geschaad. Verweerder had , gelet op de omstandigheid dat het middel van executoriaal beslag als zeer ingrijpend moet worden beschouwd, voor een beslagmogelijkheid kunnen kiezen, die voor klaagster minder bezwarend was geweest en de benoemingsprocedure van de vereffenaar in de nalatenschap van erflater na het leggen van een conservatoir beslag kunnen afwachten. Het hof acht, mede gelet op de familierechtelijke sfeer waarin de strijd tussen klaagster en de cliënt van verweerder zich bevond, de handelwijze van verweerder, gelet op het daarmee beoogde doel, oneigenlijk en disproportioneel en daarmee onbetamelijk. Verweerder heeft de belangen van klaagster hiermee onevenredig geschaad. Klacht deels gegrond. (Deels) vernietiging raadbeslissing. Maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2024:10 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2024/03

    Hond. De zaak gaat over een klacht van een Stichting tegen een dierenarts die diergeneeskundige handelingen heeft verricht met kortsnuitige honden, waarbij de zogenoemde Cambridge-methode is toegepast. De vraag is of de dierenarts daarmee heeft gehandeld in overeenstemming met de open norm van artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren. Het Veterinair beroepscollege beantwoordt die vraag in de uitspraak ontkennend. Het Veterinair beroepscollege is van oordeel dat de dierenarts ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de methode zoals beschreven in het rapport van de Universiteit Utrecht, faculteit diergeneeskunde, van 21 januari 2019 waarin een van de Cambridge-methode deels afwijkende methode voor de keuring van kortsnuitige honden wordt beschreven. De stichting meent dat de dierenarts bij zijn handelingen die laatste, Utrechtse methode had moeten volgen, ook gelet op de aan het onderzoek van de dierenarts verbonden potentiële nadelige gevolgen voor het fokken met kortsnuitige honden die met toepassing van de Cambridge-methode zijn goedgekeurd maar bij toepassing van de met het rapport van de Universiteit Utrecht beschreven methode niet zouden zijn goedgekeurd. Het Veterinair Beroepscollege heeft aan de dierenarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd.[Beroep gegrond.]

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:19 Accountantskamer Zwolle 23/299 Wtra AK 23/300 Wtra AK 23/583 Wtra AK 23/700 Wtra AK

    Klacht over handelen accountant als bindend adviseur in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden van klaagster en haar voormalige echtgenoot. Klaagster meent dat betrokkene bij het uitvoeren van zijn opdracht onzorgvuldig heeft gehandeld en ten onrechte zijn werkzaamheden na haar wrakingsverzoek heeft voortgezet. De klacht is ongegrond. Betrokkene mocht zijn werkzaamheden als bindend adviseur voortzetten. Betrokkene heeft bij het uitvoeren van zijn opdracht niet gehandeld in strijd met enig fundamenteel beginsel.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:193 Hof van Discipline 's Gravenhage 230021

    Klacht tegen advocaat wederpartij.Evenals de raad is het hof, onder verwijzing naar en het overnemen van de overwegingen van de raad als weergegeven onder 5.2 en 5.3, van oordeel dat klaagster geen rechtstreeks eigen belang heeft. De raad heeft klaagster dan ook op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard. De vermeende normschending heeft immers betrekking op een norm die primair de belangen van de Holding beoogt te beschermen. Klaagster vertegenwoordigt niet de belangen van de Holding maar heeft als aandeelhouder slechts een van de Holding afgeleid belang, hetgeen een te ver verwijderd verband vormt om daarmee te kunnen worden gelijkgesteld. De omstandigheid dat klaagster, evenals haar broer, 50% aandeelhouder van de Holding is, maakt naar het oordeel van het hof evenmin dat daarmee een meer rechtstreeks belang van klaagster wordt gecreëerd. Ook de overige door klaagster gestelde feiten en omstandigheden kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Het beroep slaagt derhalve niet. De uitspraak van de raad zal worden bekrachtigd.Beroep ongegrond. Bekrachtiging raadbeslissing.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2024:9 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2023/17 VB 2023/18

    Hond. Beroep van diereigenaar tegen uitspraak in twee klachten tegen dierenartsen. De beslissing van het Veterinair Tuchtcollege wordt vernietigd in de zaak tegen dierenarts 1. Het Veterinair Tuchtcollege had de ondubbelzinnige uitlating van appellante in eerste aanleg moeten beschouwen als het intrekken van die klacht tegen dierenarts 1 door appellante en de behandeling van de klacht moeten staken.Het beroep in de zaak tegen dierenarts 2 wordt verworpen. Dierenarts 2 is jegens de hond niet tekortgeschoten in de veterinaire zorg die zij heeft verleend als bedoeld in artikel 4.2 van de Wet dieren.[Beroepen ongegrond.]

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:194 Hof van Discipline 's Gravenhage 230075

    Klacht eigen advocaat.In zijn beroepschrift heeft klager een aantal nieuwe klachten geformuleerd. Zo verwijt klager dat verweerster contact heeft gezocht met de mediator en een notaris en daarbij haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden. De beoordeling in hoger beroep is beperkt tot de klachtomschrijving voor zover die aan de raad is voorgelegd in eerste aanleg, en partijen beroep instellen tegen het oordeel van de raad daarover. Nieuwe verwijten en klachten over verweerster moeten eerst worden ingediend bij de deken (artikel 46c lid 1 Advocatenwet), zodat de deken daarnaar onderzoek kan doen voordat die klacht aan de tuchtrechter wordt voorgelegd. In dit geval betekent dit dat het hof de nieuwe verwijten van klager buiten beschouwing laat. In zoverre is het beroep van klager niet-ontvankelijk.Klager is voorts in beroep gekomen tegen de ongegrond verklaarde klachtonderdelen b), c) en het gegrond verklaarde klachtonderdeel a).In het door klager ingestelde beroep kan hij niet worden ontvangen voor zover het beroep zich richt tegen de beslissing van de raad met betrekking tot klachtonderdeel a). Op grond van artikel 56 lid 1 onder a Advocatenwet staat tegen gegrond verklaarde klachtonderdelen aan klager geen beroep open. Klager zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep voor zover het klachtonderdeel a) betreft.Klacht van klager niet-ontvankelijk, voor zover hij nieuwe klachtonderdelen in hoger beroep heeft geformuleerd en beroep van klager betreffende klachtonderdeel a) niet ontvankelijk. Bekrachtiging van de beslissing van 5 juni 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:195 Hof van Discipline 's Gravenhage 230185

    Klacht eigen advocaat.Het hof begrijpt uit de stellingen van klagers dat volgens hen sprake is van schending vanfundamentele rechtsbeginselen, te weten (a) schending van het recht op een eerlijk proces en (b) schending van het motiveringsbeginsel.Klagers zijn door de raad voor de mondelinge behandeling uitgenodigd en zijn hierbij aanweziggeweest. Gesteld noch gebleken is dat klagers hun standpunten niet naar voren hebben kunnen brengen en/of dat zij zich niet over het standpunt van verweerder hebben kunnen uitlaten. Dat de raad het door klagers ingediende wrakingsverzoek (onder verwijzing naar het wrakingsprotocol) op de zitting niet in behandeling heeft genomen, maakt dit niet anders. Klager heeft er vervolgens zelf voor gekozen om de zittingszaal te verlaten. Voorts staat vast dat klagers via een per e-mail toegezonden link het klachtdossier op 7 september 2022 hebben ontvangen. Ook overigens is het hof niet gebleken dat klagers geen eerlijk proces bij de raad hebben gehad.Het hof overweegt dat grond (b) is terug te voeren op het feit dat klagers het niet eens zijn metde inhoud van de beslissing van de raad, zowel waar het de vastgestelde feiten betreft als de motivering van de beslissing. Deze (motiverings)klachten raken geen fundamentele rechtsbeginselen maar de inhoudelijke beslissing van de zaak.Beroep ongegrond. Bekrachtiging raadbeslissing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:196 Hof van Discipline 's Gravenhage 230300

    Klacht tegen advocaat wederpartij.Een advocaat dient in de contacten met getuigen grote prudentie aan de dag te leggen en zich in het bijzonder verre te houden van ongeoorloofde beïnvloeding van getuigen. Dit integer handelen is noodzakelijk om het vertrouwen in de beroepsgroep te waarborgen en is inherent aan de uitoefening waaraan in het kader van het algemeen belang rechten en verplichtingen zijn verbonden. Vast staat dat verweerder zijn brief rechtstreeks aan getuige C heeft gestuurd, terwijl hij in het bezit was van de conceptdagvaarding waarin was vermeld dat deze getuige door klager zou worden opgevoerd in de komende kort gedingprocedure.In zijn brief heeft verweerder bovendien niet alleen verzocht om een schriftelijke verklaring op te stellen - wat op grond van de onder 7.2 weergegeven maatstaf in beginsel is toegestaan – maar heeft hij in feite gedicteerd in welke bewoordingen de verklaring moest worden opgesteld en heeft verweerder ook de gevolgen van niet-voldoening aan het verzoek uitdrukkelijk benoemd. Daarbij heeft verweerder kwalificaties gebruikt als “kan de politie bevelen om u op te halen” en “kunt u maximaal een jaar worden gegijzeld”.Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de door hem beoogde verklaring niet noodzakelijkerwijs vals behoefde te zijn en dat daar het integriteitspunt op ziet. Daarmee slaat verweerder de plank echter mis. Of verweerder heeft geprobeerd de getuige C een valse verklaring te laten afleggen, kan het hof niet vaststellen. Wel kan worden vastgesteld dat verweerder heeft getracht de getuige te beïnvloeden een verklaring af te leggen op een wijze die in strijd is met de kernwaarde integriteit, zoals (onder meer) uitgewerkt in gedragsregel 22. Een getuige moet in volledige vrijheid, onafhankelijkheid en naar waarheid een verklaring kunnen afleggen. Het hof is van oordeel dat een zo mogelijk nog grotere prudentie aan de dag gelegd moet worden wanneer het een minderjarige getuige betreft, zoals in het onderhavige geval, voor wie de door verweerder in de brief gebruikte bewoordingen als extra intimiderend kunnen zijn ervaren. Verweerder heeft bovendien miskend dat door zijn dreigende bewoordingen de aanzienlijke kans bestond dat getuige C niet onafhankelijk en naar waarheid over de kwestie zou verklaren.Beroep ongegrond. Bekrachtiging raadbeslissing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:197 Hof van Discipline 's Gravenhage 240069

    Dekenbezwaar.De deken heeft in zijn brief van 26 februari 2024 klager meegedeeld dat het herhaalde verzoek van 22 februari 2024 tot aanwijzing van een advocaat – onder verwijzing naar de eerdere beslissing van 9 januari 2024 – niet in behandeling wordt genomen. Het hof overweegt dat deze mededeling geen beslissing is die op rechtsgevolg is gericht, zodat daartegen geen beklag openstaat.Beroep niet-ontvankelijk

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:198 Hof van Discipline 's Gravenhage 240123

    Beklag op grond van artikel 13 ongegrond. De deken heeft een advocaat aangewezen. Deze heeft een voor klager negatief procesadvies gegeven. Dit betekent volgens de deken niet dat klager recht heeft op aanwijzing van een tweede advocaat. Het hof onderschrijft de beslissing van de deken en voegt toe dat de procedure waarvoor klager bijstand wenst geen redelijke kans van slagen heeft.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:153 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6366

    Deels gegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg heeft een totale knieprothese aangebracht en bij een latere ingreep de knie doorgebogen. Volgens klaagster is bij die laatste ingreep een deel van de prothese beschadigd, wat bij haar heeft geleid tot pijn en immobiliteit. Voor het college is het niet vast te stellen dat het losraken van de insert verband houdt met het doorbuigen van de knie door de orthopedisch chirurg. Het betekent niet zonder meer dat de pijn van klaagster werd veroorzaakt door een losgeraakte insert. Van de orthopedisch chirurg had wel mogen worden verwacht dat hij de dag na de ingreep bij klaagster was langs gegaan. Daarbij komt dat de orthopedisch chirurg klaagster gerust had gesteld door haar te beloven dat hij extra goed voor haar zou zorgen. Met die uitspraak heeft hij verwachtingen gewekt. Het had daarom in de rede gelegen dat hij zich proactiever had opgesteld en zich niet alleen had verlaten op de overdrachtsmomenten. Voor zover klaagster klaagt over het gegeven dat zij pijn leed en dat de pijnstilling niet voldoende werkte, constateert het college dat de orthopedisch chirurg tuchtrechtelijk daarvoor niet verantwoordelijk is, omdat de pijnstilling niet op zijn terrein ligt. Overige klachtonderdelen ongegrond. Deels gegronde klacht, gelet op reflecteren eigen handelen en tonen inzicht geen maatregel.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:131 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2143

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft eerder tuchtklachten ingediend tegen de verzekeringsarts. Deze klachten gingen over een de door de verzekeringsarts in 2016 opgesteld medisch onderzoeksverslag en hebben geleid tot twee onherroepelijke eindbeslissingen van het Centraal Tuchtcollege. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft klager daarom wegens strijd met het ne bis in idem beginsel niet-ontvankelijk in zijn klacht verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:186 Hof van Discipline 's Gravenhage 230194

    Klaagster heeft gebruik gemaakt van de diensten van een accountantskantoor. Tussen klaagster en dat accountantskantoor zijn geschillen ontstaan over de kwaliteit van de dienstverlening. In dat verband zijn diverse (tucht)procedures gevoerd. Verweerster, advocaat in loondienst van het accountantskantoor, heeft in die procedures bijstand verleend aan accountants en andere medewerkers van het accountantskantoor. Klaagster verwijt verweerster dat zij daarbij de belangen van klaagster op ongeoorloofde wijze heeft geschaad, onder meer door gebruik te maken van informatie waarvan zij wist dat deze onjuist was.In beroep is aan de orde dat de raad niet allen (sub)klachtonderdelen heeft behandeld. Het hof doet dit alsnog, maar komt net als de raad tot het oordeel dat verweerster in haar bijstand aan (medewerkers van) het accountantskantoor de grenzen van het betamelijke niet heeft overschreden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:125 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2061

    Klacht tegen longarts. Klaagster is de echtgenote van patiënt. Bij hem werd in 2018 een longtumor met levermetastasering vastgesteld. Hij werd hiervoor met chemotherapie behandeld. Vanwege klachten na deze chemotherapie (waaronder maagkrampen en diarree) werd patiënt in het ziekenhuis opgenomen. Patiënt is daar overleden. Na zijn overlijden is obductie gedaan. De klacht gaat over het handelen van de longarts voorafgaand aan het overlijden. Klaagster verwijt de longarts onder meer dat zij meer onderzoek had moeten doen, zoals een CT-scan, overplaatsing naar een ander ziekenhuis had moeten aanbieden, de mdl-arts te laat heeft ingeschakeld en niet heeft geluisterd naar patiënt toen hij aangaf dat de pijn niet in de darmen zat. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:64 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/730543 DW RK 23/76 LV/SM

    Klacht gegrond. Maatregel: waarschuwing. In dit specifieke geval heeft de gerechtsdeurwaarder een onredelijk termijn gesteld waarbinnen een grote som betaald moest worden in combinatie met een hoog bedrag aan incassokosten. Bovendien was de aanzegging van een faillissementsaanvraag in deze fase van het proces prematuur.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:174 Hof van Discipline 's Gravenhage 240142

    Hoger beroep te laat ingesteld en daarom niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:132 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2142

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft eerder tuchtklachten ingediend tegen deze verzekeringsarts. Deze klachten gingen, over een de door de verzekeringsarts in 2019 opgestelde verzekeringsgeneeskundige rapportage en hebben geleid tot beslissingen van het tuchtcollege van 8 augustus 2019 en 29 juli 2022. Die beslissingen zijn onherroepelijk geworden door het intrekken van het daartegen gerichte beroep in mei 2020 en het niet-ontvankelijk verklaren van het daartegen gerichte beroep bij beslissing van 25 mei 2023. Dit betekent dat er al een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen over het handelen waarover klager nu klaagt. Klager kan dan ook niet opnieuw klagen over de wijze van handelen van de verzekeringsarts in 2019. Dat klager zijn klachten nu enigszins anders heeft geformuleerd doet daaraan niet af. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat niet is gebleken dat eerder inhoudelijk is beslist op de klacht over het rapport uit 2017, en dat reeds daarom de bestreden voorzittersbeslissing niet in stand kan blijven. Het Centraal Tuchtcollege wijst de zaak terug naar het Regionaal Tuchtcollege.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:126 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2242

    Klacht tegen een GZ-psycholoog. Klager heeft op basis van een tbs-maatregel met dwangverpleging in een forensisch psychiatrisch centrum verbleven. Gedurende een periode daarvan was de GZ-psycholoog zijn hoofdbehandelaar. Klager verwijt de GZ-psycholoog dat door haar toedoen aan hem ten onrechte (vrijheids)beperkende maatregelen zijn opgelegd en zij niet juist heeft gehandeld in zijn behandeltraject. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet ontvankelijk verklaard in het eerste klachtonderdeel heeft daarbij onder andere overwogen dat de handelwijze van de GZ-psycholoog met betrekking tot het beëindigen van het verlof was ingegeven door het veiligheidsbelang, gegeven de gezondheidstoestand van klager. Deze handelwijze ziet dus niét op het bevorderen, bewaken, dan wel beoordelen van die gezondheidstoestand en valt daarom niet onder het tuchtrecht. De klacht is voor het overige ongegrond verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat verweerster gedurende het behandeltraject is gebleven binnen de daarvoor en tijde van het handelen geldende kaders en zij zorgvuldig heeft gehandeld jegens klager. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:65 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/731061 / DW RK 23/90 LV/SM

    Klacht gegrond. Maatregel: berisping. Een onjuiste interpretatie van artikel 475a lid 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft ertoe geleid dat klager enige beslagvrije voet is onthouden.