Zoekresultaten 21-30 van de 2233 resultaten
-
ECLI:NL:TADRSGR:2025:76 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-272/DH/RO
- Datum publicatie: 25-04-2025
- Datum uitspraak: 22-04-2025
- ECLI:NL:TADRSGR:2025:76
Klaagster werkt met onder meer haar moeder en broer in een familiebedrijf. Na het overlijden van vader zijn conflicten ontstaan. Verweerder heeft in deze geschillen opgetreden als mediator. Door verslagen van individuele mediationgesprekken naar verkeerde personen te sturen en door het verslag van het gesprek met klaagster naar haar zakelijke e-mailadres te sturen, terwijl zij vanwege het conflict binnen het bedrijf ziek thuis was, heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld en het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TADRSGR:2025:70 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-749/DH/DH
- Datum publicatie: 25-04-2025
- Datum uitspraak: 14-04-2025
- ECLI:NL:TADRSGR:2025:70
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een geschil over de afwikkeling van een nalatenschap. Van (onnodig) grievende of escalerende uitlatingen is de raad niet gebleken. Evenmin is gebleken dat verweerder zaken heeft opgeschreven die in strijd met de waarheid zijn. Van onbetamelijk handelen is niet gebleken.
-
ECLI:NL:TADRSGR:2025:77 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-766/DH/DH
- Datum publicatie: 25-04-2025
- Datum uitspraak: 22-04-2025
- ECLI:NL:TADRSGR:2025:77
Verweerster heeft opgetreden voor de ex-man van klaagster in een echtscheidingszaak. Klaagster verwijt verweerster dat zij een kort geding heeft ingesteld, zonder dat zij de advocaat van klaagster daarvan in kennis heeft gesteld. Naar het oordeel van de raad is er geen rechtsregel die voorschrijft dat verweerster dat had moeten doen. De raad stelt verder vast dat verweerster ook overigens zorgvuldig heeft gehandeld rondom het instellen van het kort geding. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRSGR:2025:79 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-702/DH/RO
- Datum publicatie: 25-04-2025
- Datum uitspraak: 22-04-2025
- ECLI:NL:TADRSGR:2025:79
Raadsbeslissing. Klacht over de aan klager geleverde bijstand. Klager klaagt over de verkeerde advocaat: niet verweerder, maar zijn kantoorgenoot heeft klager bijgestaan. Daarmee ontbreekt de feitelijke grondslag voor klagers verwijten. Klacht daarom ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2025:73 Raad van Discipline Amsterdam 25-251/A/A
- Datum publicatie: 24-04-2025
- Datum uitspraak: 24-04-2025
- ECLI:NL:TADRAMS:2025:73
Toewijzing verzoek 60ab.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:118 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-862/AL/MN
- Datum publicatie: 24-04-2025
- Datum uitspraak: 22-04-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:118
De raad verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:117 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-859/AL/MN
- Datum publicatie: 24-04-2025
- Datum uitspraak: 22-04-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:117
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De raad verklaart de klacht van klager in alle onderdelen ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:113 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-729/AL/OV
- Datum publicatie: 23-04-2025
- Datum uitspraak: 22-04-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:113
De raad verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:114 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-739/AL/OV
- Datum publicatie: 23-04-2025
- Datum uitspraak: 22-04-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:114
Verweerder heeft in procedures opgetreden als advocaat van de wederpartij van klaagster. Naar het oordeel van de raad is klaagster deels niet-ontvankelijk omdat een deel van haar verwijten te laat zijn ingediend of omdat zij daarbij geen eigen belang heeft. De verdere verwijten zijn naar het oordeel van de raad ongegrond. Klaagster heeft veel stukken overlegd zonder duidelijk te maken welk stuk dient voor welke stelling. Verweerder mocht afgaan op de van zijn cliënt(en) verkregen informatie zonder nader onderzoek. Als partijdig advocaat kon hij ook de standpunten innemen en wijzigen door voortschrijdend inzicht zoals door hem namens zijn cliënt(en) gedaan. Klaagster heeft in die procedures tegen de door verweerder aangevoerde feiten en stellingen ook verweer kunnen voeren. Verweerder mocht namens zijn cliënten het wrakingsmiddel inzetten zoals hij dat heeft gedaan. Niet is gebleken dat verweerder op enigerlei wijze de belangen van klaagster heeft geschaad.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2025:68 Raad van Discipline Amsterdam 24-850/A/A
- Datum publicatie: 18-04-2025
- Datum uitspraak: 14-04-2025
- ECLI:NL:TADRAMS:2025:68
Raadsbeslissing. Klaagster is advocaat van een huurder, verweerder van een verhuurder. De huur wordt beëindigd omdat het gehuurde wordt verkocht. Huurder en verhuurder spreken af dat de huurder het pand zal verlaten en dat de verhuurder een vergoeding zal betalen, na ontvangst van de koopsom. Klaagster komt met verweerder overeen dat een bedrag ter waarde van de vergoeding door de notaris zal worden bijgeschreven op de derdenrekening van verweerder. Daar komt het niet van; verweerder en de verhuurder stellen dat de huurder niet heeft voldaan aan zijn plicht het gehuurde tijdig, schoon en schadevrij op te leveren. De huurder betwist dat.Met de beslissing om de vergoeding niet op de derdenrekening te (laten) storten heeft verweerder zichzelf en zijn cliënt bij uitsluiting zeggenschap gegeven over de vraag of de huurder de afspraak stipt en volledig is nagekomen en of de kwestie was afgewikkeld. Naar het oordeel van de raad heeft hij daarmee de essentie van de afspraak met klaagster over het veiligstellen van het bedrag bij het afwikkelen van de kwestie uitgehold. Het getuigt naar het oordeel van de raad van onwelwillendheid in relatie tot klaagster (en haar cliënt).Verweerder heeft gehandeld in strijd met de kernwaarde onafhankelijkheid, door aan de mededeling van de verhuurder dat de huurder was te kort geschoten, zonder meer de gevolgtrekking te verbinden dat de overeengekomen vergoeding niet meer veiliggesteld hoefde te worden. Verweerder heeft verzuimd een eigen weloverwogen afweging te maken tussen het belang van de verhuurder tegenover het belang van de huurder. De raad neemt daarbij in aanmerking dat verweerder wist dat de verhuurder het pand had verkocht in verband met financiële problemen en mogelijk geen verhaal zou bieden als vast zou komen te staan dat de huurder wel degelijk aan zijn verplichtingen had voldaan. Berisping.