ECLI:NL:TAHVD:2025:94 Hof van Discipline 's Gravenhage 240332

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2025:94
Datum uitspraak: 30-05-2025
Datum publicatie: 05-06-2025
Zaaknummer(s): 240332
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Maatregelappel. Klager heeft een klacht ingediend tegen zijn voormalig advocaat. Verweerder zou namens klager een gratieverzoek indienen. Gebleken is echter dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid geen door verweerder ingediend gratieverzoek heeft ontvangen. In deze procedure is niet vast te stellen of verweerder daadwerkelijk het gratieverzoek namens klager heeft ingediend. Wel staat vast dat verweerder niet heeft geverifieerd of het gratieverzoek in goede orde was ontvangen, terwijl klager wel meerdere keren heeft verzocht hem te informeren over de stand van zaken. De raad heeft de klacht gegrond verklaard en heeft aan verweerder de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken opgelegd. Verweerder richt zijn beroep tegen deze opgelegde maatregel. Het hof ziet aanleiding de maatregel te verlagen tot een berisping.


Beslissing van 30 mei 2025
in de zaak 240332

naar aanleiding van het hoger beroep van:


verweerder

tegen:

klager

gemachtigde: mr. R. van Veen.

1 INLEIDING

1.1 Klager heeft een klacht ingediend tegen zijn voormalig advocaat. Verweerder zou namens klager een gratieverzoek indienen. Gebleken is echter dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid geen door verweerder ingediend gratieverzoek heeft ontvangen. In deze procedure is niet vast te stellen of verweerder daadwerkelijk het gratieverzoek namens klager heeft ingediend. Wel staat vast dat verweerder niet heeft geverifieerd of het gratieverzoek in goede orde was ontvangen, terwijl klager wel meerdere keren heeft verzocht hem te informeren over de stand van zaken. De raad heeft de klacht gegrond verklaard en heeft aan verweerder de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken opgelegd. Verweerder richt zijn beroep tegen deze opgelegde maatregel. Het hof ziet aanleiding de maatregel te verlagen tot een berisping.

1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom verweerder in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.


2 DE PROCEDURE

Bij de raad van discipline

2.1 De Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klager en verweerder (zaaknummer: 24-463/DB/LI) een beslissing gewezen op 28 oktober 2024. In deze beslissing is de klacht van klager gegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten.

2.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2024:144 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.


Bij het hof van discipline

2.3 Het beroepschrift van verweerder tegen de beslissing is op 22 november 2024 ontvangen door de griffie van het hof.

2.4 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad,
- de e-mail met bijlage van 21 maart 2025 van verweerder.

2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 4 april 2025. Daar zijn klager en verweerder verschenen.


3 FEITEN

3.1 Het hof gaat uit van de feiten die door de raad zijn vastgesteld nu daartegen geen beroepsgrond is gericht. Het gaat om de volgende feiten.

3.2 Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren. Verweerder heeft begin 2022 de opdracht aanvaard om namens klager een gratieverzoek in te dienen.

3.3 Klager heeft meerdere malen contact gezocht met verweerder met het verzoek om hem te informeren over de stand van zaken. Klager heeft zich op enig moment tot een andere advocaat, mr. V, gewend. Mr. V heeft op 5 september 2023 aan verweerder verzocht om te bevestigen dat een gratieverzoek was ingediend en om hem op de hoogte te brengen van de stand van zaken. Op 14 september 2023 heeft verweerder aan mr. V bericht dat hij met vakantie was en dat hij nog geen beslissing op het gratieverzoek had ontvangen. Op 16 september 2023 heeft mr. V verweerder verzocht om een afschrift van het gratieverzoek te verstrekken. Op 28 september 2023 heeft mr. V aan verweerder een rappel gestuurd. Verweerder heeft niet op de berichten van mr. V gereageerd.

3.4 Op 5 oktober 2023 heeft mr. V aan verweerder verzocht om het dossier aan hem over te dragen. Op 10 oktober 2023 heeft mr. V van verweerder het dossier, waaronder een ingevuld gratieformulier, ontvangen. Op 31 oktober 2023 heeft mr. V aan verweerder verzocht om hem het kenmerk van de gratieprocedure te verstrekken. Verweerder heeft op dat verzoek niet gereageerd.

3.5 Mr. V heeft op 6 november 2023 contact gezocht met het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft mr. V bij e-mail van 7 november 2023 bericht dat geen gratieverzoek van klager bekend was.

3.6 Mr. V heeft verweerder verzocht om hem te berichten of er wel een gratieverzoek was ingediend. Op 22 november 2023 heeft mr. V aan verweerder een rappel gestuurd met het verzoek om binnen twee dagen te reageren. Op deze berichten heeft verweerder niet gereageerd.

3.7 Op 9 december 2023 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.

3.8 Mr. V heeft namens klager alsnog een gratieverzoek ingediend, welk verzoek is toegewezen.



4 KLACHT

4.1 De klacht houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij de belangen van klager niet naar behoren heeft behartigd doordat hij heeft nagelaten een gratieverzoek in te dienen.

5 BEOORDELING RAAD

De raad heeft de klacht gegrond verklaard

5.1 De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder namens klager een gratieverzoek heeft ingediend. Wel staat vast dat verweerder niet heeft geverifieerd of het gratieverzoek in goede orde door de bevoegde instantie was ontvangen, terwijl dit wel op verweerders weg had gelegen. Het is naar het oordeel van de raad de verantwoordelijkheid van de advocaat om zich ervan te vergewissen dat een door hem ingediend (proces)stuk door de ontvangende instantie in goede orde is ontvangen. Naar eigen zeggen heeft verweerder het gratieverzoek in januari 2023 ingediend. Verweerder heeft niet weersproken dat klager meerdere keren aan verweerder heeft verzocht hem te informeren over de stand van zaken met betrekking tot het gratieverzoek. Voor het uitblijven van enige actie in de periode na januari 2023 heeft verweerder geen toereikende verklaring gegeven.

De raad heeft de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken opgelegd

5.2 De raad heeft overwogen dat van een advocaat, die een opdracht tot indiening van een gratieverzoek aanvaardt, een grote mate van zorgvuldigheid wordt verwacht, nu met de behandeling van een dergelijke zaak een zwaarwegend belang is gemoeid, namelijk het belang van de cliënt om in vrijheid te worden gesteld. De raad is van oordeel dat verweerder in ernstige mate is tekort geschoten in de bijstand aan klager en heeft daarom de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken opgelegd.


6 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER

Beroepsgronden verweerder

6.1 Verweerder voert aan dat hij het gratieverzoek per gewone post heeft ingediend bij het ministerie van Justitie en Veiligheid, afdeling V&T/Gratie. Verweerder heeft daarna enkele malen telefonisch contact gehad met klager, waarbij hij steeds aan klager heeft aangegeven dat hij nog geen bericht had ontvangen van het ministerie. Daarmee stelt verweerder dat hij klager wel degelijk op de hoogte heeft gehouden. Verweerder rekent het zichzelf aan dat hij niet heeft gecontroleerd of het gratieverzoek op het ministerie was ontvangen en biedt klager daarvoor zijn excuses aan. Verweerder heeft zijn werkwijze aangepast, in die zin dat hij nu altijd controleert of processtukken zijn aangekomen.

6.2 Verweerder vindt op grond van het voorgaande de door de raad opgelegde maatregel disproportioneel, mede gelet op zijn blanco tuchtrechtelijk verleden.

Verweer klager

6.3 Klager heeft ter zitting verweer gevoerd. Waar dat relevant is, bespreekt het hof dit bij de beoordeling van het beroep.


7 BEOORDELING HOF

Overwegingen hof

7.1 Het hoger beroep van verweerder richt zich alleen tegen de door de raad opgelegde maatregel van onvoorwaardelijke schorsing van twee weken. Verweerder meent dat deze maatregel te zwaar is. Het hof volgt verweerder in dit betoog. Daarbij houdt het hof rekening ermee dat ook in hoger beroep niet vastgesteld kan worden dat verweerder heeft nagelaten om een gratieverzoek namens klager in te dienen, hetgeen de kern van het verwijt van klager betreft. Dat laat onverlet dat het op de weg van verweerder had gelegen om binnen redelijke termijn te verifiëren of het gratieverzoek in goede orde door het ministerie was ontvangen. Verweerder heeft dit nagelaten en heeft daarmee niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van hem in de gegeven omstandigheden, gelet op de met het gratieverzoek voor klager op het spel staande belangen, mocht worden verwacht. Verweerder heeft dit ook erkend. Verweerder heeft toegelicht dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het gratieverzoek, waarvan hij in hoger beroep een afschrift heeft overgelegd, op de juiste wijze was ingediend en door het ministerie ontvangen, maar ziet in dat het aan hem was om dit te controleren. Verweerder heeft verklaard dat hij de uitspraak van de raad in een intervisie-overleg heeft besproken en dat hij zich inmiddels altijd ervan vergewist dat een door hem ingediend (proces)stuk door de ontvangende instantie in goede orde is ontvangen. Het hof houdt verder rekening met het blanco tuchtrechtelijk verleden van verweerder. Het hof ziet tegen deze achtergrond aanleiding om de beslissing van de raad voor zover daarbij de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing is opgelegd te vernietigen en aan verweerder de maatregel van berisping op te leggen.


8 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

8.1 vernietigt de beslissing van 28 oktober 2024 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch, gewezen onder nummer 24-463/DB/LI, voor zover aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken is opgelegd;

en doet opnieuw recht:

8.2 legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

8.3 bekrachtigt de beslissing van 28 oktober 2024 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch, gewezen onder nummer 24-463/DB/LI, voor het overige.


Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, V. Wolting, I.P.A. van Heijst en J.A. Huijgen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Sijses, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2025.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 30 mei 2025.