Zoekresultaten 241-250 van de 2320 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:17 Raad van Discipline Amsterdam 24-742/A/DH

    Klacht tegen eigen advocaat. Onder de verantwoordelijkheid van verweerder is door de secretariële ondersteuning een fout gemaakt bij het invoeren van de gegevens van klaagster in het systeem, waardoor de afgegeven toevoeging niet aan het adres van klaagster is gestuurd, maar aan het adres van haar wederpartij. Nu het een eenmalige omissie van administratieve aard betreft, die verweerder bovendien direct nadat deze bekend was geworden heeft rechtgezet en waarvoor hij zijn excuses heeft aangeboden aan klaagster, voert het te ver om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De klacht wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:24 Raad van Discipline Amsterdam 24-504/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtelijke procedure. Verweerster heeft binnen de aan haar toekomende vrijheid gehandeld door een kortgedingprocedure te starten over de vakantieregeling. Het was op dat moment nog onzeker of het gerechtshof tijdig uitspraak zou doen. Nadat het gerechtshof bij vervroeging toch arrest heeft gewezen, is het kort geding ingetrokken. Niet gebleken dat verweerster ondoelmatig handelde. Daarnaast heeft verweerster voldoende actief en voortvarend gehandeld nadat zij verzoeken van klagers advocaat ontving over de verblijfplaats van haar cliënt en de zoon. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:16 Hof van Discipline 's Gravenhage 240171

    Klagers zijn de ex-schoonouders van de cliënt van verweerder. De cliënt van verweerder heeft met de dochter van klagers op het erf van klagers gewoond in een verbouwde schuur. Na de echtscheiding maakte de cliënt van verweerder aanspraak op vergoeding van de door hem in de (verbouwing van de) woning gestoken gelden. In een brief van 31 mei 2023 heeft verweerder onder meer aan klagers laten weten dat indien zij van mening zijn dat zij geen vergoeding hoeven te voldoen aan de cliënt van verweerder omdat van een legale woonsituatie geen sprake is, cliënt een verzoek zal indienen bij de gemeente om na te gaan of wel of geen sprake is van een legale woonsituatie. Klagers verwijten verweerder dat hij zich met de inhoud van zijn brief schuldig heeft gemaakt aan chantage. De raad is van oordeel dat verweerder met deze brief de grenzen van de hem als advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet heeft overschreden. Er is volgens de raad geen sprake van chantage. Daarnaast verwijten klagers verweerder dat, indien hij daadwerkelijk een verzoek tot beoordeling van de woonsituatie bij de gemeente zou indienen, klagers onevenredig zouden worden benadeeld terwijl met indiening van een dergelijk verzoek ook geen redelijk doel zou worden gediend. De raad heeft geoordeeld dat de tuchtrechter over mogelijk toekomstig optreden geen tuchtrechtelijk oordeel kan geven en heeft klagers in dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaard. Het hof bekrachtigt het oordeel van de raad dat geen sprake is van chantage, maar oordeelt wel dat de woordkeuze van verweerder ongelukkig is geweest en grenst aan het ontoelaatbare.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:29 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-544/AL/GLD

    Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Niet gebleken van excessieve declaraties. Geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Verweerder heeft klaagster geïnformeerd over een overschrijding van de eerder door hem ingeschatte urenbesteding. Niet gebleken dat declaraties zodanig onduidelijk zijn ingericht dat klaagster niet kon vaststellen welke bedragen bij haar in rekening worden gebracht. Geen tuchtrechtelijk verwijt ten aanzien overdracht dossier. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:25 Raad van Discipline Amsterdam 24-757/A/A

    Raadsbeslissing. Verweerder heeft nagelaten het hoger beroep in te schrijven in het rechtsmiddelenregister. Dat moest hij volgens artikel 3:28 en 3:29 BW wel doen. Verweerder heeft erkend dat hij onvoldoende oog had voor die artikelen. Daarmee heeft hij in strijd gehandeld met de kernwaarde deskundigheid. Berisping.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:19 Hof van Discipline 's Gravenhage 240162

    Bekrachtiging gegrond verklaarde klacht van advocaat tegen advocaat wederpartij, die de cliënt van klaagster had benaderd en klaagster had beschuldigd van liegen. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:27 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-517/AL/MN

    Klacht van een advocaat over een andere advocaat. De raad verklaart de klacht wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:28 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-465/AL/MN

    Klacht van een advocaat. De raad heeft één klachtonderdeel gegrond verklaard. De raad heeft hierover overwogen dat verweerster in strijd met gedragsregel 21 heeft gehandeld omdat zij tweemaal een bericht aan de rechtbank heeft gestuurd, zonder een afschrift van die berichten gelijktijdig aan klager (de advocaat van de wederpartij) te sturen. Hoewel de raad hierover heeft geoordeeld dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is, is bij de beoordeling van de ernst van dit handelen ook van belang dat verweerster zeer kort na het versturen van deze berichten klager alsnog een afschrift van deze berichten heeft gestuurd. Verder is van belang dat verweerster dit handelen heeft erkend. Gelet op alle feiten en omstandigheden ziet de raad aanleiding om te volstaan met een gegrondverklaring, zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:26 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-460/AL/OV

    Klacht over eigen advocaat. De raad heeft vastgesteld dat verweerder heeft nagelaten om een arrest van het gerechtshof aan klaagster, zijn cliënte te sturen. Door dat nalaten is klaagster pas op het moment van de betekening door de deurwaarder op de hoogte gekomen van dat arrest, waarbij een in het voordeel van klaagster gewezen vonnis van de kantonrechter is vernietigd en klaagster is veroordeeld tot betaling van een substantieel bedrag. De dagen na die betekening heeft klaagster geen contact met verweerder kunnen krijgen. Verweerder heeft hiermee op ernstige wijze gehandeld in strijd met artikel 46, zoals onder meer uitgewerkt in gedragsregel 16. Dat nalaten neem de raad hem kwalijk. In het nadeel van verweerder houdt de raad rekening met het tuchtrechtelijke verleden van verweerder; hij is al verschillende keren door de tuchtrechter veroordeeld. Rekening houdend met alle feiten en omstandigheden is de raad van oordeel dat de oplegging van een voorwaardelijke schorsing van 2 weken voorwaardelijk passend en geboden is. De raad ziet gelet op de mate waarin verweerder jegens klaagster is tekortgeschoten en de inhoud van het klachtdossier aanleiding om te bepalen dat verweerder een deel van het gedeclareerde bedrag aan klaagster terug dient te betalen. Daarom zal de raad aan de voorwaardelijke schorsing een bijzondere voorwaarde verbinden, namelijk dat verweerder aan klaagster een vergoeding van € 2.500,- zal betalen.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:19 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-621/DB/OB/D

    Dekenbezwaar. Het tuchtrechtelijk verwijt van de deken aan verweerster houdt in dat de kantoornaam die zij hanteert, “[voornaam en achternaam verweerster] Bedrijfsjuridisch Advies”, niet in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 Voda. Anders dan de deken heeft betoogd, wekt de door verweerster gehanteerde kantoornaam naar het oordeel van de raad niet de suggestie dat men met een bedrijfsjurist van doen heeft. Uit de kantoornaam vloeit voort dat verweersters kantoor bedrijven van juridisch advies voorziet, een dienst die niet is voorbehouden aan bedrijfsjuristen, maar ook door advocaten wordt verleend. In zoverre is de kantoornaam naar het oordeel van de raad dan ook niet misleidend. Daarbij komt dat bij de beantwoording van de vraag of de advocaat in zijn optreden naar buiten een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken geeft, de kantoornaam in samenhang moet worden bezien met – onder meer – de inhoud van de website van het advocatenkantoor. Ter zake de (gewijzigde) website heeft de deken desgevraagd verklaard dat deze naar zijn oordeel in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 Voda. De raad is van oordeel dat uit de tekst op de (gewijzigde) website van verweersters kantoor voldoende duidelijk blijkt dat verweerster advocaat is en een advocatenpraktijk voert. De raad is kortom van oordeel dat verweerster door de kantoornaam “[voornaam en achternaam verweerster] Bedrijfsjuridisch Advies” te hanteren, geen onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken heeft gegeven. Van strijd met het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 Voda is naar het oordeel van de raad dan ook geen sprake. Dekenbezwaar ongegrond.