ECLI:NL:TADRAMS:2025:17 Raad van Discipline Amsterdam 24-742/A/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:17
Datum uitspraak: 27-01-2025
Datum publicatie: 03-02-2025
Zaaknummer(s): 24-742/A/DH
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. Onder de verantwoordelijkheid van verweerder is door de secretariële ondersteuning een fout gemaakt bij het invoeren van de gegevens van klaagster in het systeem, waardoor de afgegeven toevoeging niet aan het adres van klaagster is gestuurd, maar aan het adres van haar wederpartij. Nu het een eenmalige omissie van administratieve aard betreft, die verweerder bovendien direct nadat deze bekend was geworden heeft rechtgezet en waarvoor hij zijn excuses heeft aangeboden aan klaagster, voert het te ver om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De klacht wordt ongegrond verklaard.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 27 januari 2025 in de zaak 24-742/A/DH
naar aanleiding van de klacht van:


klaagster

over

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 8 februari 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 27 augustus 2024 heeft de Raad van Discipline in het ressort Den Haag het klachtdossier met kenmerk K033 2024 ia/nm van de deken ontvangen. Bij beslissing van 15 oktober 2024 heeft de Raad van Discipline in het ressort Den Haag de klacht van klaagster tegen verweerder op grond van artikel 46aa lid 3 van de Advocatenwet verwezen naar de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 13 december 2024. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. Als toehoorder was de patroon van verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 14. Ook heeft de raad kennisgenomen van de nagekomen e-mail van klaagster van 27 november 2024.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Op 5 december 2023 heeft klaagster een intakegesprek gehad op het kantoor van verweerder. Klaagster heeft verweerder toen opdracht gegeven om – samengevat – geld dat aan de heer H.R. B[...] (verder: B.) was uitgeleend en hij niet had terugbetaald, terug te vorderen.
2.3 Eveneens op 5 december 2023 heeft verweerder een toevoeging voor klaagster aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand. Op 13 december 2023 is de toevoeging afgegeven. Op de toevoeging staat de naam van klaagster vermeld, maar het adres van B.
2.4 Op 12 december 2023 heeft verweerder aan klaagster medegedeeld dat hij na bestudering van de stukken die klaagster aan hem had overhandigd, tot de conclusie is gekomen dat de schriftelijke overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen tussen B. en de echtgenoot van klaagster. Om die reden heeft verweerder aan klaagster aangegeven dat hij alleen met de zaak aan de slag zou kunnen als haar echtgenoot daartoe toestemming, een opdracht of een volmacht zou verstrekken.
2.5 Op 3 januari 2024 is de toevoegingsbeschikking van de Raad voor Rechtsbijstand aan klaagster toegezonden. Klaagster heeft verweerder diezelfde dag gebeld om aan te geven dat het adres op de toevoeging onjuist was. Verweerder heeft direct, op 3 januari 2024, een mutatieverzoek ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand, waarmee hij klaagsters adres heeft gecorrigeerd.
2.6 Op 4 januari 2024 heeft klaagster de dossierstukken die zij voor de behandeling van de zaak had afgegeven weer bij het kantoor van verweerder opgehaald.
2.7 Op 8 januari 2024 heeft klaagster bij het kantoor van verweerder een interne klacht ingediend. Deze klacht is behandeld door de interne klachtenfunctionaris van het kantoor. De klachtenfunctionaris heeft de klacht bij brief van 22 januari 2024 deels gegrond verklaard, maar hier geen verdere gevolgen aan verbonden.
2.8 Op 8 februari 2024 heeft klaagster de onderhavige klacht ingediend.

3 KLACHT
3.1. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder dat in de toevoegingsaanvraag die bij de Raad voor Rechtsbijstand is ingediend het adres van de wederpartij is ingevuld in plaats van het adres van klaagster.

4 VERWEER
4.1 Verweerder stelt dat het verwijt dat klaagster hem maakt op zichzelf terecht is, nu onder zijn verantwoordelijkheid door de secretariële ondersteuning een fout is gemaakt bij het invoeren van de gegevens in het systeem. Verweerder stelt dat hij hiervoor excuses aan klaagster heeft aangeboden en haar heeft gewezen op het briefgeheim. Verweerder heeft in zijn verweerschrift nogmaals zijn excuses aangeboden en aangegeven dat hij het vervelend vindt dat het zo is gelopen. Hij merkt verder op dat intern de nodige processen zijn aangepast. Verweerder stelt dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en vervolgens dat het zijns inziens te ver voert om hem voor deze eenmalige omissie een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Dat geldt te meer nu er geen verband is tussen het verwijt dat klaagster verweerder maakt en de door haar gestelde schade.

5 BEOORDELING
5.1 Verweerder heeft erkend dat onder zijn verantwoordelijkheid door de secretariële ondersteuning een fout is gemaakt bij het invoeren van de gegevens van klaagster in het systeem, waardoor de afgegeven toevoeging niet aan het adres van klaagster is gestuurd, maar aan het adres van haar wederpartij. Verweerder heeft echter na het telefoongesprek met klaagster op 3 januari 2024 meteen actie ondernomen en ervoor gezorgd dat er een mutatieverzoek werd ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand, waarmee hij klaagsters adres heeft gecorrigeerd. Bovendien heeft verweerder meermaals zijn excuses aangeboden aan klaagster.
5.2 Het voert naar het oordeel van de raad te ver om verweerder een dergelijke eenmalige omissie van administratieve aard, die hij bovendien direct nadat deze bekend was geworden heeft rechtgezet, tuchtrechtelijk te verwijten. De klacht zal ongegrond worden verklaard, nu de raad van enige schending van een tuchtrechtelijke norm niet is gebleken.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, voorzitter, mrs. J.C. Ellerman en J.H. Stek, leden, bijgestaan door mr. K.J. Verschueren als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 27 januari 2025