ECLI:NL:TADRSHE:2025:19 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-621/DB/OB/D
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2025:19 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-01-2025 |
Datum publicatie: | 27-01-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-621/DB/OB/D |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Dekenbezwaar. Het tuchtrechtelijk verwijt van de deken aan verweerster houdt in dat de kantoornaam die zij hanteert, “[voornaam en achternaam verweerster] Bedrijfsjuridisch Advies”, niet in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 Voda. Anders dan de deken heeft betoogd, wekt de door verweerster gehanteerde kantoornaam naar het oordeel van de raad niet de suggestie dat men met een bedrijfsjurist van doen heeft. Uit de kantoornaam vloeit voort dat verweersters kantoor bedrijven van juridisch advies voorziet, een dienst die niet is voorbehouden aan bedrijfsjuristen, maar ook door advocaten wordt verleend. In zoverre is de kantoornaam naar het oordeel van de raad dan ook niet misleidend. Daarbij komt dat bij de beantwoording van de vraag of de advocaat in zijn optreden naar buiten een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken geeft, de kantoornaam in samenhang moet worden bezien met – onder meer – de inhoud van de website van het advocatenkantoor. Ter zake de (gewijzigde) website heeft de deken desgevraagd verklaard dat deze naar zijn oordeel in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 Voda. De raad is van oordeel dat uit de tekst op de (gewijzigde) website van verweersters kantoor voldoende duidelijk blijkt dat verweerster advocaat is en een advocatenpraktijk voert. De raad is kortom van oordeel dat verweerster door de kantoornaam “[voornaam en achternaam verweerster] Bedrijfsjuridisch Advies” te hanteren, geen onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken heeft gegeven. Van strijd met het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 Voda is naar het oordeel van de raad dan ook geen sprake. Dekenbezwaar ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 27 januari 2025
in de zaak 24-621/DB/OB/D
naar aanleiding van het bezwaar van:
de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
deken
over:
mr.
verweerster
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 21 augustus 2024 met kenmerk 2363079 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: “de deken”, tegen verweerster een dekenbezwaar bij de raad ingediend.
1.2 De griffier van de raad heeft de deken en verweerster bij brief van 22 augustus 2024 opgeroepen om ter zitting van de raad van 16 december 2024 te verschijnen voor de behandeling van het dekenbezwaar.
1.3 Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 16 december 2024 in aanwezigheid van de deken, vergezeld van mr. V, adjunct-secretaris/bureaudirecteur van het Bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, en verweerster.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- het onder 1.1 genoemde dekenbezwaar d.d. 21 augustus 2024 met bijlagen;
- het op 8 december 2024 van verweerster ontvangen verweerschrift.
2. FEITEN
Voor de beoordeling van het bezwaar van de deken wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Verweerster hanteert sinds de oprichting van haar advocatenkantoor in 2013 de kantoornaam “[voornaam en achternaam verweerster] Bedrijfsjuridisch Advies”.
2.2 In 2024 heeft de deken verweerster verzocht om de kantoornaam aan te passen, omdat deze naar het oordeel van de deken niet in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 7.4 van de Verordening op de Advocatuur (hierna: “Voda”). Verweerster heeft dit (gemotiveerd) geweigerd. Verweerster heeft wel wijzigingen doorgevoerd in de tekst op de website van haar kantoor, door enkele malen de term “jurist” te vervangen door de term “advocaat”.
2.3 Op 21 augustus 2024 heeft de deken tegen verweerster een dekenbezwaar bij de raad ingediend.
3. BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat zij:
een kantoornaam hanteert die niet in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 Voda.
3. VERWEER
3.1 Verweerster heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4. BEOORDELING
4.1 De deken verwijt verweerster dat zij een kantoornaam hanteert die niet in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 Voda. De deken heeft ter onderbouwing van het dekenbezwaar naar voren gebracht dat de handelsnaam “[voornaam en achternaam verweerster] Bedrijfsjuridisch Advies” de lading niet dekt. Die naam wekt de indruk dat men van doen heeft met een bedrijfsjurist en niet met een advocaat, hetgeen maakt dat de kantoornaam onjuist, misleidend en onvolledig is, aldus nog steeds de deken. De raad overweegt als volgt.
4.2 Artikel 7.4 lid 1 Voda bepaalt dat de advocaat in zijn optreden naar buiten vermijdt dat een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken wordt gegeven omtrent de wijze van praktijkuitoefening en omtrent enige vorm van samenwerking. In de Toelichting op artikel 7.4 lid 1 Voda is uiteengezet dat de advocaat zich niet misleidend mag presenteren over de wijze van praktijkuitoefening (eerste lid). Dat ziet onder meer op naamgeving van zijn kantoor.
4.3 Anders dan de deken heeft betoogd, wekt de door verweerster gehanteerde kantoornaam naar het oordeel van de raad niet de suggestie dat men met een bedrijfsjurist van doen heeft. Uit de kantoornaam vloeit voort dat verweersters kantoor bedrijven van juridisch advies voorziet, een dienst die niet is voorbehouden aan bedrijfsjuristen, maar ook door advocaten wordt verleend. In zoverre is de kantoornaam naar het oordeel van de raad dan ook niet misleidend. Daarbij komt dat bij de beantwoording van de vraag of de advocaat in zijn optreden naar buiten een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken geeft, de kantoornaam in samenhang moet worden bezien met – onder meer – de inhoud van de website van het advocatenkantoor. Ter zake de (gewijzigde) website heeft de deken desgevraagd verklaard dat deze naar zijn oordeel in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 Voda. De raad is van oordeel dat uit de tekst op de (gewijzigde) website van verweersters kantoor voldoende duidelijk blijkt dat verweerster advocaat is en een advocatenpraktijk voert.
4.4 De raad is kortom van oordeel dat verweerster door de kantoornaam “[voornaam en achternaam verweerster] Bedrijfsjuridisch Advies” te hanteren, geen onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken heeft gegeven. Van strijd met het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 Voda is naar het oordeel van de raad dan ook geen sprake. De raad zal het dekenbezwaar op grond van het voorgaande ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het dekenbezwaar ongegrond.
Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter en mrs. A.J.F. van Dok en M.J. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier en uitgesproken op 27 januari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 27 januari 2025