Zoekresultaten 221-230 van de 2149 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:184 Raad van Discipline Amsterdam 24-305/A/A

    Raadsbeslissing. De stellingen van partijen staan lijnrecht tegenover elkaar en hun verklaringen lopen zeer uiteen. Of er tussen hen een telefonische afspraak is gemaakt of verweerder in zijn klacht onwaarheden zou hebben verkondigd, kan de raad daarom niet vaststellen. Het is de raad niet gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Ten aanzien van het verwijt van klaagster dat verweerder met twee petten op zou hebben gehandeld door als advocaat zowel voor de moeder als voor B op te treden, overweegt de raad dat dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk is nu niet valt in te zien op welke wijze klaagster hierdoor rechtstreeks in haar belang zou zijn getroffen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:185 Raad van Discipline Amsterdam 24-306/A/A

    Raadsbeslissing. Voor de verwijten van klager dat verweerster de piketmelding onrechtmatig onder zich heeft gehouden én dat zij zich (met haar bezoek aan B) jegens B en zijn familie heeft gedragen alsof zij nog steeds de advocaat van B was, geldt dat het aan verweerster verweten handelen niet kan worden vastgesteld. Hiervoor lopen de stellingen en verklaringen van partijen te zeer uiteen en ter zitting is hierover evenmin duidelijkheid verkregen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster is de raad daarom niet gebleken. Gelet daarop wordt de klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:179 Raad van Discipline Amsterdam 24-248/A/A

    Raadsbeslissing; Klacht tegen de advocaat van de wederpartij ongegrond. Verweerder heeft een tijdslijn gehanteerd met data en tijden die aantoonbaar niet kloppen. Verweerder heeft zijn stellingen niet gecorrigeerd. Verweerder heeft daarmee feitelijke onjuistheden verkondigd. Dit betekent echter niet per definitie dat verweerder ook meteen een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. De raad weegt daarin mee dat verweerder de feitelijke onjuistheden slechts heeft verkondigd in onderlinge correspondentie tussen hem en klager, en dat deze stellingen niet als zodanig in een procedure zijn gebruikt of ten overstaan van een rechter zijn verkondigd. Het gedrag van verweerder acht de raad slordig en niet correct, maar niet van zodanig gewicht dat dit tot het niveau komt van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:269 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-374/AL/GLD

    Klacht van een advocaat over andere advocaat, onder meer over het doen van onnodige grievende en onwelwillende uitlatingen, is ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:265 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-222/AL/MN

    De raad verklaart een klacht van een bedrijf over een curator ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:266 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-286/AL/GLD

    Klacht over de eigen advocaat. De raad verklaart diverse klachten over de hoogte van de declaraties en over de inhoud van de juridische bijstand door verweerster ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:268 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-371/AL/GLD 24-372/AL/GLD

    Klacht over de advocaat van de wederpartij. De raad heeft geoordeeld dat verweerder niet heeft gehandeld als een behoorlijk advocaat betaamt doordat hij – kort gezegd – de gezamenlijk woning van zijn cliënte en de wederpartij niet heeft verlaten nadat hem dat verzocht was. Gelet op de ernst van dit handelen en gezien de omstandigheid dat verweerder niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld, is de raad van oordeel dat de oplegging van een waarschuwing passend en geboden is.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:151 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-338/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerder in samenwerking met mr. P en diens schoonzoon bewust het Hof ’s-Hertogenbosch heeft misleid. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:152 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-339/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de verweerder in hoedanigheid van procespartij. Vanwege verwevenheid met verweerders advocatenpraktijk wordt het optreden van verweerder getoetst aan het advocatentuchtrecht. Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerder in samenwerking met zijn schoonzoon bewust het Hof ’s-Hertogenbosch heeft misleid. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:153 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-337/DB/LI/D

    Dekenbezwaar. Eindbeslissing na bewijslevering en voortgezette behandeling. Verweerder is geschorst ex artikel 60ab Advocatenwet. De deken verwijt verweerder dat hij de schorsingsvoorwaarden niet heeft nageleefd doordat hij (1) zich in een dagvaardingsexploot heeft uitgegeven als advocaat en (2) vervolgens in twee dagvaardingsexploten als gemachtigde is vermeld. De raad volgt verweerder in zijn verweer dat overtreding (1) berust op een vergissing, die hij heeft gepoogd te herstellen. Onder die omstandigheid kan verweerder naar het oordeel van de raad van de overtreding geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De raad is verder (2) van oordeel dat de op het voorblad van de op 10 en 22 mei 2024 uitgebrachte dagvaardingen vermelde tekst, inhoudend dat verweerder als gemachtigde optreedt, geen aan verweerder tuchtrechtelijk toerekenbare schending van de schorsingsvoorwaarden vormt. Verweerder heeft namelijk genoegzaam aangetoond dat de deurwaarder niet de van verweerder ontvangen versie van de dagvaarding ongewijzigd heeft uitgebracht en dat de deurwaarder de term “gemachtigde” niet in opdracht van verweerder, maar uit eigen beweging en zonder voorafgaand overleg met verweerder op het voorblad heeft vermeld. Voorts staat vast dat verweerder de uitgebrachte dagvaarding niet heeft aangebracht en dat hij ook niet als gemachtigde (voor zichzelf) heeft opgetreden, hetgeen feitelijk overigens ook niet mogelijk was geweest. De deken verwijt verweerder voorts dat hij niet heeft voldaan aan het verzoek om zijn advocatenpas in te leveren. Verweerder heeft het verweer gevoerd dat hij niet in staat is geweest om te voldoen aan dit verzoek omdat hij de pas kwijt was geraakt. Verweerder gebruikte voor de schorsing zijn digitale pas. De raad kan niet vaststellen of verweerder de fysieke pas ten tijde van het verzoek om deze in te leveren in zijn bezit had noch dat hij de fysieke pas nog altijd in zijn bezit heeft. Bij die stand van zaken kan het verwijt dat verweerder niet heeft voldaan aan het verzoek om de pas in te leveren niet gegrond worden verklaard. Dekenbezwaar ongegrond.