ECLI:NL:TADRSGR:2025:16 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-365/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2025:16
Datum uitspraak: 27-01-2025
Datum publicatie: 05-02-2025
Zaaknummer(s): 24-365/DH/RO
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Verweerder heeft klaagsters dossier via een juridisch adviesbureau doorverwezen gekregen. Hij heeft vervolgens, ook na e-mail en telefoontjes van klaagster, niet gereageerd. Hiervan kan hem een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De raad ziet af van het opleggen van een maatregel omdat verweerder in de betreffende periode arbeidsongeschikt was, naar klaagster nooit de indruk heeft gewekt dat hij haar zaak in behandeling heeft genomen en verweerder al tweemaal eerder onherroepelijk geschrapt is.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 27 januari 2025 in de zaak 24-365/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over

verweerder
gemachtigde: mr. M.D. Winter


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 28 december 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 22 mei 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2024/53 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 16 december 2024. Daarbij was klaagster aanwezig. Verweerder was niet aanwezig. Zijn gemachtigde heeft via een telefonische verbinding aan de zitting deelgenomen.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 22. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van 26 juni 2024 van klaagster.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster heeft zich in mei 2023 gemeld bij juridisch adviesbureau [naam] (hierna ook: het adviesbureau) voor de behandeling van een (collectief) huurgeschil naar aanleiding van klachten over een renovatie. Op 2 juni 2023 hebben klaagster en een jurist van het adviesbureau (hierna: de jurist) hierover gebeld. Daarna hebben zij over het geschil en de behandeling door het adviesbureau gecorrespondeerd.
2.3 Op 6 oktober 2023 heeft de jurist aan klaagster bericht dat zij haar werkzaamheden voor het adviesbureau heeft neergelegd en dat klaagsters dossier is overgedragen. De e-mail bevat onder meer het volgende:
“[Verweerder] zal uw zaak verder in behandeling nemen. De inhoud van uw zaak heb ik uitvoerig met [verweerder] besproken en overgedragen, zodat hij op de hoogte is van de stand van zaken in uw dossier.
[Verweerder] Advocatuur is aangesloten bij [het adviesbureau].
U kunt contact met [verweerder] opnemen via de volgende gegevens.”
2.4 Op 7 oktober 2023 heeft klaagster een uitgebreide e-mail naar onder meer verweerder over het geschil gestuurd.
2.5 Op 31 oktober 2023 heeft klaagster nogmaals een (inhoudelijke) e-mail naar onder meer verweerder over het geschil gestuurd.
2.6 Op 8 december 2023 heeft klaagster een e-mail over het geschil naar het adviesbureau gestuurd, met verweerder in de cc, met de mededeling dat zij niets heeft vernomen van verweerder. Klaagster schrijft onder meer:
“Ik heb serieus sinds de advocaat wissel, na twee maal bellen met (…) een terugbelverzoek niets meer gehoord en behoorlijk veel betaald voor mijn zaak die nou stil lijkt komen te liggen zonder behandeling. (…)
Hopelijk is het duidelijk en verneem ik binnen twee weken (het liefst vandaag nog) wanneer de advocaat een start maakt met ons dossier of dat het bij jullie terug komt en jullie naar een andere advocaat kijken die wel aan de slag kan.”
2.7 Op 8 december 2023 heeft mr. B (een jurist van het adviesbureau) gereageerd en geschreven dat klaagster en hij zojuist hebben afgesproken dat de door klaagster betaalde bedragen zullen worden teruggestort, dat klaagster op zoek gaat naar een andere dienstverlener en dat het adviesbureau het dossier definitief zal sluiten.
2.8 Op 19 december 2023 heeft klaagster aangekondigd een klacht te zullen indienen tegen het adviesbureau, met verweerder in de cc.
2.9 In reactie daarop heeft mr. B op 19 december 2023 namens het adviesbureau aan klaagster onder meer geschreven:
“U wilt een advocaat van onvermogen. Ik heb een aantal bij u in de buurt doorgestuurd, maar U kunt natuurlijk een advocaat nemen over geheel Nederland. (…)
Ik heb even contact voor u gezocht. Ik heb een advocatenkantoor in Nijmegen gevonden die u allicht kan verder helpen.”
2.10 In reactie op een volgende e-mail van klaagster heeft mr. B op 19 december 2023 aan klaagster onder meer geschreven:
“U neemt dit niet aan. Meer kan ik niet voor u doen. Overigens wanneer u gaat naar de website www.advocatenorde.nl, dan kunt u daar in geheel Nederland een advocaat zoeken op het huurrecht welke werkt op toevoegingsbasis. (…)
U kunt een jurist of advocaat zoeken die de zaak voor u wenst op te pakken.”

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder dat hij, nadat klaagster zich tot hem had gewend, niets meer van zich laten horen.
3.2 Klaagster stelt dat verweerder begin oktober 2023 haar dossier heeft overgenomen en ondanks klaagsters communicatie, zowel per e-mail als telefonisch, niets van zich heeft laten horen. Klaagster licht toe dat zij in 2023 recht had op gesubsidieerde rechtsbijstand, maar in 2024 niet meer. Als verweerder eerder had aangegeven dat hij niets voor klaagster kon betekenen, had zij eerder contact gezocht met een andere advocaat.
3.3 Klaagster eist een schadevergoeding van € 5.000,- voor zichzelf en voor elke inwoner die zich via klaagster tot verweerder heeft gewend. Klaagster stelt dat zij deze schade tijdig bij de rechter had kunnen verhalen als verweerder zijn e-mails had beantwoord en had aangegeven dat hij het dossier niet zou behandelen. Nu is de zaak lang blijven liggen en is het de vraag of die kosten nog te verhalen zijn.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Hij stelt dat hij niet werkzaam was voor of verbonden was aan het adviesbureau, maar dat er sprake was van een doorverwijsrelatie. Het adviesbureau heeft buiten medeweten van verweerder en zonder voorafgaand overleg het dossier naar verweerder gestuurd. Verweerder is in deze periode arbeidsongeschikt geworden. Verweerder heeft, mede om die reden, geen bericht naar klaagster gestuurd. Verweerder heeft naar klaagster nooit de indruk gewekt dat hij haar zaak in behandeling had genomen.
4.2 Verweerder heeft op 15 maart 2024 bij de bespreking bij de deken zijn excuses aangeboden en aangegeven dat hij klaagster voortvarender had moeten informeren over het feit dat hij de zaak niet in behandeling kon nemen.
4.3 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de klacht ongegrond is en de vordering tot schadevergoeding moet worden afgewezen.
4.4 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 Naar vaste jurisprudentie van het hof van discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 van de Advocatenwet omschreven normen, onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.
Beoordeling klacht
5.2 De klacht komt er in de kern op neer dat verweerder, na de overdracht van klaagsters dossier, niets van zich heeft laten horen. Vast staat dat verweerder vanaf 7 oktober 2023 niet heeft gereageerd. Hij was onbereikbaar voor klaagster, terwijl haar dossier door het adviesbureau aan hem was overgedragen. Onder die omstandigheden was het verweerders verantwoordelijkheid om in ieder geval aan klaagster te laten weten dat hij de zaak niet in behandeling kon of wilde nemen. Indien hij hiertoe niet in staat was vanwege zijn gezondheid, had het op zijn weg gelegen om een waarnemer te verzoeken zorg te dragen voor de zakelijke correspondentie. De klacht is daarmee gegrond.
5.3 Voor zover klaagster verweerder ook verwijt dat zij nu niet meer in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, is de raad van oordeel dat dit verwijt ongegrond is. Uit de in het klachtdossier aanwezige correspondentie blijkt dat klaagster in ieder geval in de loop van december 2023 ermee bekend was dat verweerder de zaak niet zou behandelen. Op 8 december 2023 is tussen klaagster en het adviesbureau afgesproken dat klaagster op zoek zou gaan naar een andere dienstverlener. Dat klaagster pas in 2024 een advocaat heeft kunnen vinden, is niet aan verweerder te wijten.
Schadevergoeding
5.4 Artikel 48b lid 1 van de Advocatenwet biedt de mogelijkheid om een advocaat als bijzondere voorwaarde te verplichten de door hem veroorzaakte schade tot een bedrag van ten hoogste € 5.000,- te vergoeden. Het moet daarbij gaan om eenvoudig vast te stellen bedrag; een beoordeling van de vordering tot schadevergoeding naar civielrechtelijke maatstaven hoort niet thuis in het tuchtrecht (zie Hof van Discipline 24 november 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:224). De raad is van oordeel dat de door klaagster gevraagde schadevergoeding niet eenvoudig is vast te stellen, omdat het verband tussen verweerders nalaten en de gestelde schade niet eenvoudig is en het genoemde schadebedrag bovendien niet concreet is onderbouwd. De raad wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.

6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft klaagsters dossier overgedragen gekregen en heeft vervolgens, ook na e-mails en telefoontjes van klaagster, niet gereageerd. Daarvan kan verweerder een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
6.2 In beginsel zou een waarschuwing hiervoor passend zijn. De raad ziet in de gegeven omstandigheden af van het opleggen van een maatregel. Verweerder heeft klaagsters zaak doorverwezen gekregen in een periode waarin hij arbeidsongeschikt was c.q. niet in staat was zijn werkzaamheden te verrichten vanwege zijn gezondheidstoestand. Hij heeft naar klaagster nooit de indruk gewekt dat hij haar zaak in behandeling had genomen. Het is verder niet aan verweerder te wijten dat klaagster pas in 2024 een nieuwe advocaat heeft gevonden. Bovendien is aan verweerder in 2023 en in 2024 onherroepelijk de maatregel van schrapping opgelegd, waardoor de toegevoegde waarde van een maatregel kan worden gerelativeerd.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 46e lid 5 van de Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar te vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door te geven.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. A.B. Baumgarten en M.A.M. Wagemakers, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 27 januari 2025