ECLI:NL:TADRARL:2025:36 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-673/AL/OV
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:36 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-02-2025 |
Datum publicatie: | 05-02-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-673/AL/OV |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Ook als wel sprake zou zijn van een vriendschap tussen verweerster en haar cliënte betekent dat niet meteen dat verweerster zich niet onafhankelijk zou kunnen opstellen ten opzichte van haar cliënte en het geschil tussen haar cliënte en klager. Toevoegen e-mails klager aan dossier voor opvolgend advocaat niet klachtwaardig. Klacht ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 3 februari 2025
in de zaak 24-673/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 14 mei 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 10 september 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2337628 digitaal van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 2 december 2024. Daarbij was verweerster aanwezig. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaring, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager is met mevrouw L. verwikkeld in een familierechtelijk geschil over hun minderjarige dochter (hierna: de dochter). Verweerster heeft mevrouw L. tot 13 mei 2024 in dit geschil bijgestaan. Mevrouw L. is een vriendin van mr. E., de kantoorgenoot van verweerster.
2.2 Op 13 mei 2024 heeft verweerster de zaak overgedragen aan mr. Z., een advocaat die niet op haar kantoor werkzaam is.
2.3 Op 14 mei 2024 heeft mr. Z. de e-mails van klager aan de deken, waarin hij een klacht indient over verweerster en die verweerster in cc van klager heeft ontvangen, in het kader van een kort geding procedure tussen klager en mevrouw L. overgelegd. Mr. Z. heeft deze e-mails van verweerster ontvangen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:
a) verweerster heeft onvoldoende professionele distantie betracht in haar bijstand
aan haar cliënte, de wederpartij van klager. Volgens klager is verweerster door haar
vriendschap met mevrouw L. niet in staat om haar cliënte van onafhankelijk advies
te voorzien en komt dat niet ten goede aan de rust die de dochter nodig heeft;
b) verweerster heeft de e-mailberichten van klager aan de deken waarbij hij een
klacht over verweerster indiende en die in cc aan verweerster zijn gestuurd, ten onrechte
ter hand gesteld van de opvolgend advocaat die deze e-mails heeft overgelegd in een
kort gedingprocedure.
3.2 De raad zal hierna bij de beoordeling op de klachtonderdelen ingaan.
4 VERWEER
4.1 Verweerster voert verweer tegen de klacht en betwist dat zij tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband voert verweerster -samengevat- aan dat
zij geen deel uitmaakt van de vriendinnengroep waar haar kantoorgenoot mr. E. en mevrouw
L. toe behoren. Volgens verweerster heeft zij in het belang van haar cliënte mevrouw
L. alles in het werk gesteld om tot afspraken tussen haar cliënte en klager te komen.
Verweerster wijst erop dat zij de zaak vanwege de aanhoudende vervelende en intimiderende
e-mails van klager op 13 mei 2024 heeft overgedragen aan een andere advocaat.
Verder voert verweerster aan dat klager haar diverse e-mails in cc stuurde en dat
zij deze e-mails aan het dossier van haar cliënte heeft toegevoegd. Verweerster heeft
dat dossier na de overdracht van de zaak met mr. Z. gedeeld. Volgens verweerster is
daarmee geen sprake van een schending van vertrouwelijkheid.
4.2 De raad zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is daarbij niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Klachtonderdeel a) is ongegrond
5.2 De raad kan op grond van het klachtdossier en de verklaring van verweerster
niet vaststellen dat bij verweerster sprake is geweest van onvoldoende onafhankelijkheid
en professionele distantie. Verweerster heeft de door klager gestelde vriendschap
tussen haar en haar cliënte mevrouw L. betwist en uit het klachtdossier kan ook niet
worden afgeleid dat verweerster op enigerlei wijze tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld. Het mag zo zijn dat klager het niet eens is met de opstelling van zijn
wederpartij ten aanzien van de voorlopige zorgregeling, maar dat betekent niet dat
verweerster daarmee in haar bijstand aan mevrouw L. klachtwaardig heeft gehandeld.
De raad wijst er nog op dat ook als wel sprake zou zijn van een vriendschap tussen
verweerster en mevrouw L. dat niet meteen betekent dat verweerster zich niet onafhankelijk
zou kunnen opstellen ten opzichte van haar cliënte en het geschil tussen haar cliënte
en klager. Nu van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster niet is gebleken,
is klachtonderdeel a) ongegrond.
Klachtonderdeel b) is ongegrond
5.3 De raad is van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door e-mails van klager, waaronder zijn e-mail aan de deken over de klacht over verweerster die verweerster in cc heeft ontvangen, aan het dossier toe te voegen dat aan de opvolgend advocaat van mevrouw L. is overhandigd. Ook heeft verweerster tijdens de zitting onweersproken gesteld dat zij nog niet was geïnformeerd over een door klager bij de deken ingediende klacht op het moment dat zij de e-mails van klager als onderdeel van het dossier aan de opvolgend advocaat heeft doorgestuurd. De omstandigheid dat de opvolgend advocaat deze e-mails vervolgens heeft gebruikt in een kort geding procedure tussen mevrouw L. en klager kan verweerster tuchtrechtelijk niet worden verweten. Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, mrs. H. van Katwijk, A.E. Mulder,
M. Lont, en E.M.G. Pouls, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier
en uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 3 februari 2025