ECLI:NL:TADRSGR:2025:15 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-278/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2025:15 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-01-2025 |
Datum publicatie: | 05-02-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-278/DH/RO |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de bijstand van de eigen advocaat in een geschil met een verhuurder. Niet gebleken is dat verweerster klager verkeerd heeft geadviseerd, dat zij tekort is geschoten in haar werk en/of afspraken niet is nagekomen. De raad acht het niet onbegrijpelijk dat verweerster haar werkzaamheden voor klaagster heeft stopgezet. Zij heeft dat op zorgvuldige wijze gedaan. Klacht in alle onderdelen ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 27 januari 2025
in de zaak 24-278/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 28 augustus 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 22 april 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2024/39 van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 16 december 2024. Daarbij
was verweerster aanwezig. Klager is – hoewel behoorlijk opgeroepen (namelijk via het
e-mailadres dat hij zelf in deze procedure heeft gebruikt) – niet ter zitting verschenen.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 26.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Sinds april 2022 huurt klager een winkelpand. In een aangrenzend pand is
een nagelstudio gevestigd, waarvan klager stankoverlast ondervindt. Klager heeft hierover
bij de verhuurder, de politie en de gemeente geklaagd.
2.3 Op 11 januari 2023 heeft klager verweerster benaderd voor bijstand.
2.4 Op 18 januari 2023 heeft verweerster aan klager laten weten dat zij nog in
afwachting is van een besluit van de Raad voor Rechtsbijstand.
2.5 De opdrachtbevestiging dateert van 17 februari 2023 en bevat de volgende
inhoud:
“Hierbij bevestig ik de opdracht voor juridisch advies en bijstand inzake het geschil
dat u heeft met de verhuurder (…) over de winkelruimte die u huurt (…).
U heeft vanaf het begin van de huurovereenkomst op 1 april 2022 overlast ondervonden
van de naastgelegen nagelstudio, die ook door [verhuurder] wordt verhuurd. Hierdoor
heeft u de ruimte niet kunnen gebruiken en wenst huurcompensatie te ontvangen. Daarnaast
vordert u de schade aan de meubelen als gevolg van een lekkage. Ik zal eerst een brief
aan de verhuurder opstellen die ik in concept aan u zal voorleggen. Afhankelijk van
de reactie van de verhuurder zal ik het vervolg met u besproken. (…)
Voor wat betreft de kosten rechtsbijstand heb ik met u besproken dat u niet in aanmerking
komt voor gefinancierde rechtsbijstand, omdat het geschil gaat over huur van bedrijfsruimte
en dus een zakelijk geschil betreft. (…)”
2.6 Klager heeft diezelfde dag gereageerd en geschreven dat hij de verhuurder
aansprakelijk wil stellen voor de volgende schadevergoedingen: de huurkosten gedurende
gehele periode, energiekosten, verhuizingkosten, inrichtingskosten, inkoopkosten,
promotiekosten, schadevergoeding i.v.m. lekkage en schadevergoeding voor immateriële
schade aan klagers bedrijf.
2.7 Op 20 februari 2023 heeft klager in een e-mail aan verweerster geschreven:
“Hierbij wil ik u vragen om te verhalen van de alle gemaakte kosten van juridisch
advies en bijstaan op de verhuurder en gemeente bij te voegen aan schadevergoeding
lijst, Zoals ik ze eerder op mijn brieven heb gewaarschuwd.”
2.8 Op 27 februari 2023 heeft verweerster in een e-mail aan klager onder meer
geschreven:
“Hierbij ontvangt u de conceptbrief aan de verhuurder waarin ik primair een beroep
op bedrog, althans dwaling heb gedaan en de huurovereenkomst heb vernietigd. Alleen
in dat geval kunt u nu de betaalde huurpenningen en servicekosten terugvorderen. We
moeten wel kunnen aantonen dat er stankoverlast is en dat andere huurders hierover
hebben geklaagd bij [verhuurder]. Zoals ik tijdens ons telefoongesprek op 24 februari
jl. heb aangegeven, zou een gespecialiseerd bedrijf dit kunnen doen of een deurwaarder
die de constatering van stank zou kunnen vastleggen in een akte van constatering.
(…)
Verklaringen van andere huurders zijn belangrijk om aan te tonen dat er voor 1 april
2022 bij de verhuurder is geklaagd over stankoverlast van de nagelstudio. Is dit nog
gelukt? Heeft u nog klanten gevonden die bereid zijn een verklaring af te leggen?
Subsidiair heb ik de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd zodat u een beroep kunt
doen op huurprijsvermindering. (…)
U heeft mij verteld dat u de ruimte wel kon gebruiken op de momenten dat de nagelstudio
niet in gebruik was. Hierdoor is gehele ontbinding van de huurovereenkomst geen optie.”
2.9 Klager heeft diezelfde dag op de conceptbrief gereageerd en daarbij onder
meer geschreven:
“Inmiddels hebben we contact gehad met paar mensen die bereid zijn om hun namen
als getuig in verklaring te noemen. (…) Hiervoor wachten we nog op een schriftelijke
bevestigingen door hun.”
2.10 Op 28 februari 2023 heeft verweerster namens klager een brief naar de verhuurder
gestuurd. In de brief wordt de huurovereenkomst vernietigd c.q. ontbonden. Daarnaast
wordt de verhuurder aansprakelijk gesteld voor de door klager geleden schade ten gevolgde
van stankoverlast en lekkages.
2.11 Op 1 maart 2023 heeft klager een reactie van de gemeente naar verweerster
doorgestuurd.
2.12 Op 12 maart 2023 heeft klager in aanvulling daarop geschreven:
“U weet dat ik gemeente [N] als medeschuldenaar kent van dit onrechtvaardige situatie
wie de verhuurder en nagelstudio heeft gesteund en niet haar verantwoording had genomen.
Daarom vind ik dat op hun reactie moet gereageerd worden.
Nu is mijn vraag of u dit gaat doen of bent u misschien mee bezig?”
2.13 Op 15 maart 2023 heeft klager in een e-mail aan verweerster onder meer geschreven
dat er die dag, in het bijzijn van de verhuurder, een inspectie in het pand heeft
plaatsgevonden. Klager voegt het eindinspectierapport bij zijn e-mail. Klager schrijft
dat er twee getuigen bij de inspectie aanwezig waren en vraagt verweerster om een
concept/voorbeeld van een getuigenverklaring, zodat klagers getuigen dat kunnen invullen
om als bewijs bij de rechter te gebruiken.
2.14 Op 21 maart 2023 heeft verweerster aan klager geschreven:
“U heeft mij gevraagd om een reactie op de klachtafhandeling van de gemeente [N]
te sturen. (…) Het is natuurlijk wel vervelend dat u de terugkoppeling niet heeft
gekregen van de gemeente, maar dat maakt niet dat de gemeente medeverantwoordelijk
is voor de stankoverlast die u heeft ervaren van de nagelstudio.
Juridisch zie ik geen gronden om stappen tegen de gemeente te ondernemen. Als u
niet tevreden bent met de klachtafhandeling staat het u vrij om zelf de gemeente hierover
aan te schrijven.”
2.15 Op 6 april 2023 heeft verweerster een conceptbrief voor de advocaat van
de verhuurder naar klager gestuurd. Zij heeft klager daarbij een aantal vragen gesteld,
onder meer over lekkages, en opmerkingen gemaakt over een aantal door klager opgegeven
schadeposten.
2.16 Op 9 april 2023 heeft klager op de conceptbrief, de vragen en de opmerkingen
van verweerster gereageerd.
2.17 Op 11 april 2023 heeft verweerster een brief naar (de advocaat van) de verhuurder
naar klager gestuurd. Bij de brief is een verklaring van de heer K (medeweker Vluchtelingenwerk)
van 14 maart 2023 gevoegd.
2.18 Diezelfde dag heeft verweerster in een e-mail aan klager geschreven:
“Ik heb de brief aangepast en verstuurd. U staat in de cc.
Uw uren heb ik opgenomen in het overzicht met de schadeposten, maar deze uren acht
ik niet toewijsbaar in een procedure, omdat dit in mijn optiek niet als materiële
schade is aan te merken. (…)
Bij het starten van een procedure geef ik u in overweging om in plaats van deze
schadepost misgelopen inkomsten te vorderen, voor zover dat te onderbouwen is.”
2.19 Op 19 april 2023 heeft de advocaat van de verhuurder aan verweerster geschreven
dat de verhuurder haar standpunt handhaaft en een procedure met vertrouwen tegemoet
ziet.
2.20 Op 24 april 2023 heeft verweerster deze reactie naar klager doorgestuurd
en voorgesteld telefonisch te overleggen over de procedure. Klager en verweerster
maken een telefonische afspraak voor vrijdag (28 april 2023). Deze telefonische bespreking
is niet doorgegaan en er is een nieuwe afspraak voor begin mei gemaakt.
2.21 Op 11 mei 2023 heeft de heer K laten weten dat hij op 23 mei 2022 voor het
eerst melding heeft gemaakt.
2.22 Verweerster heeft in een e-mail van 11 mei 2023 aan klager geschreven:
“Dhr. [K] zegt dat de eerste melding aan de verhuurder pas op 23 mei 2022 was. Is
er een andere huurder die kan bevestigen dat zij vóór 1 april 2022 bij de verhuurder
hebben geklaagd?”
2.23 Op 15 mei 2023 heeft klager gereageerd en aan verweerster geschreven dat
hij voorlopig geen andere huurder heeft die precies kan verklaren wat verweerster
vraagt.
2.24 Op 30 mei 2023 heeft klager in een e-mail aan verweerster gevraagd waarom
hij nog geen reactie heeft ontvangen op zijn e-mail van 15 mei 2023. Klager wijst
erop dat de tegenpartij zes weken ervoor heeft verwezen naar het starten van een procedure.
Klager vraagt waar verweerster op wacht.
2.25 Op 8 juni 2023 heeft verweerster klager voorgesteld een afspraak te maken
om de vorderingen te bespreken, alsmede de punten die zij in haar eerdere e-mails
heeft aangegeven. Klager stelt daarop diezelfde dag een aantal data voor.
2.26 Op 13 juni 2023 heeft klager in een e-mail aan verweerster bericht dat zij
niet heeft gereageerd op zijn e-mails van 15 en 30 mei 2023 en dat ze ook niet heeft
gereageerd op klagers datumvoorstellen. In zijn e-mail staat vervolgens vermeld:
“Nu wilt u pas op 20-06-2023 met mij afspreken! (…) Waar hoeft het zo veel vertraging
weet ik niet maar 8 weken staat de hele zaak stil. U laat niets van zich horen terwijl
ik vaker probeerde met u contact heb gezocht. (…)
Om verder vertraging en bevriezing van de zaak te voorkomen, verwacht ik dat u zo
snel mogelijk:
1- op mijn email van 15-02-2023 reageerd
2- wat u van plan bent om op 20-05-2023 met ons te bespreken gewoon op een aparte
email te zetten.”
2.27 Op 15 juni 2023 heeft verweerster als volgt gereageerd:
“Juist om alle punten met u door te nemen en persoonlijk kennis te maken leek het
mij handig om een afspraak te maken. (…) Ik zal alles op de mail voor u zetten. Wilt
u nu wel of niet dat de afspraak op 20 juni a.s. doorgaat?”
2.28 Klager heeft diezelfde dag als volgt gereageerd:
“Ik vraag me af welke punten wilt u nu eigenlijk nog met ons bespreken? Daarom heb
ik u juist gevraagd om uw punten op een aparte email zetten. Nu wilt u afspreken om
kennis te maken. Dit snap ik niet. (…)
U had me voor het laatst naar getuigen, bewijzen en producties gevraagd. Ik heb
van alles wat u wenste gedaan en is bij u bekend. Verhuurder verwijst ons naar de
rechter. 8 weken of twee maanden zijn we verder en u hebt niet gedaan. Wat wilt u
met mij bespreken? Wat is uw strategie? Daarom vroeg ik u om uw reactie op mijn e-mail
van 15-05-2023 en u doet dat niet. (…)
Nogmaals hoop ik dat u eerst op mijn email van 15-05-2023 reageert en daarna uw
plan van aanpak voor deze zaak per email aan mij laten weten.”
2.29 Op 20 juni 2023 heeft verweerster klager als volgt bericht:
“U heeft uitdrukkelijk gevraagd om per e-mail te reageren op uw e-mail van 15 mei
jl., wat ik daarom zal doen.
De vervolgstap in uw zaak is het opstellen van de dagvaarding. Op 11 mei jl. heb
ik u bericht dat de heer [K] van Vluchtelingenwerk heeft bevestigd dat de eerste melding
aan de verhuurder over stankoverlast pas op 23 mei 2022 was. In verband met het opstellen
van de dagvaarding en de eerder ingenomen standpunten heb ik u gevraagd of er een
andere huurder is die kan bevestigen dat zij voor 1 april 2022 bij de verhuurder heeft
geklaagd over stank van de nagelstudio. U heeft op 15 mei jl. hierop gereageerd.
Vanwege mijn vakantie heb ik inderdaad pas op 8 juni jl. gereageerd op uw e-mail
van 15 mei jl. Mijn excuses dat ik u niet heb bericht dat ik later op uw e-mail zou
reageren. De zaak heeft daarna niet stilgelegen. Ter voorbereiding van de dagvaarding
heb ik in mijn e-mail van 8 juni jl. aangegeven dat ik graag uw vorderingen met u
wil bespreken. (…)
Uit uw e-mail van 15 mei jl. blijkt dat u zich toch afvraagt of bewijslevering noodzakelijk
is, ondanks mijn advies om te onderbouwen dat de verhuurder op de hoogte was van de
stankoverlast voor het afsluiten van de huurovereenkomst. Als eisende partij dient
in de dagvaarding te stellen en te bewijzen dat de verhuurder de huurovereenkomst
met u heeft afgesloten terwijl zij wist dat er sprake was van stankoverlast. Vervolgens
dient u de schade te onderbouwen. Het is niet voldoende bewijs dat de verhuurder nog
niet heeft gereageerd op onze stellingen. Dit wil niet zeggen dat u uw stellingen
niet hoeft te onderbouwen. Bovendien betekent dit niet dat zij geen verweer zal voeren
in de procedure.
In mijn e-mail van 27 februari 2023 heb ik uitgelegd dat we moeten aantonen dat
andere huurders eerder hebben geklaagd over stankoverlast bij de verhuurder om de
huurovereenkomst met succes te vernietigen op grond van bedrog of dwaling. Daarmee
bewijzen we dat de verhuurder wist dat er stankoverlast was, maar toch de winkelruimte
aan u heeft verhuurd. Ook telefonisch heb ik dit meerdere keren uitgelegd.
U had mij verteld dat Vluchtelingenwerk voor 1 april 2022 had geklaagd bij de verhuurder.
Op grond hiervan heb ik in de eerste brief aan de verhuurder de huurovereenkomst vernietigd
op grond van bedrog en/of dwaling. Nu blijkt dat Vluchtelingenwerk pas op 23 mei 2022
voor het eerst bij de verhuurder heeft geklaagd. Dit heeft gevolgen voor de vernietiging
van de huurovereenkomst en de te vorderen schadevergoeding. Het is daarom noodzakelijk
om te bewijzen dat de verhuurder op de hoogte was van dit gebrek omdat een andere
huurder voor 1 april 2022 hierover heeft geklaagd. Nu dit niet mogelijk blijkt te
zijn, is te verwachten dat de huurovereenkomst niet met succes is/kan worden vernietigd.
Voor gedeeltelijke ontbinding van de huurovereenkomst bestaat er volgens mij wel
voldoende grond omdat de verhuurder het gebrek niet heeft verholpen nadat u hierover
heeft geklaagd. Voor de periode dat u het gehuurde niet heeft kunnen gebruiken, kunt
u huurprijsvermindering vorderen vanwege stankoverlast van de nagelstudio. In de procedure
moet de stankoverlast en de mate hiervan wel aangetoond worden. Dit kan door middel
van getuigenverklaringen, maar deze heb ik nog niet van u ontvangen. Die zijn wel
nodig voor het opstellen van de dagvaarding. Pas na ontvangst van de getuigenverklaringen
kunnen deze worden beoordeeld en of dat als voldoende bewijs kan dienen.
De gevorderde schade en de hoogte hiervan is ook een van de punten die moet worden
besproken om de dagvaarding op te stellen. U wenst alle uren die u aan uw onderneming
heeft besteed als schade te vorderen. Dit is echter geen schade die een direct gevolg
van het gebrek is. Ook de hoogte van het aantal uren is discutabel, omdat de huurovereenkomst
al na een paar maanden door u is opgezegd. In mijn e-mails van 21 maart en 6 april
2023 heb ik al gereageerd op de door u gestelde schadeposten. U gaf aan dat u toch
vindt dat u deze uren kunt vorderen. (…)
Aan uw reactie op de juridische adviezen die ik tot op heden heb gegeven en uw e-mail
van 15 mei jl. merk ik dat u steeds iets anders wil horen. Na elke reactie heb ik
telefonisch contact met u opgenomen om het advies nader toe te lichten. U bleek toch
steeds andere wensen te houden en mijn advies niet te willen opvolgen.
Een ander voorbeeld waar wij een verschil van mening over hebben, is mijn advies
dat de gemeente [N] niet medeverantwoordelijk kan worden gehouden voor de stankoverlast
die u heeft ervaren van de nagelstudio. Ik verwijs naar mijn e-mail van 21 maart jl.
hierover. U blijft echter volhouden dat de gemeente wel aansprakelijk is. Ik heb bijna
een uur met u en uw vrouw hierover gesproken om dit toe te lichten. (…)
Zoals gezegd, heb ik gemerkt dat u steeds iets anders wil horen na elk juridisch
advies dat ik heb gegeven en dat mijn toelichting daarop u niet op andere gedachten
heeft gebracht. Om die reden heb ik u al eerder in overweging gegeven om een andere
advocaat te zoeken die wel mogelijkheden ziet om bijvoorbeeld de gemeente aansprakelijk
te stellen. (…) [Ik] constateert dat er een verschil van mening bestaat over de wijze
waarop de opdracht moet worden uitgevoerd. Dit staat de voortgang van het dossier
in de weg. (…)
Het feit dat u zelfs geen afspraak meer wenst te maken en het te laat vindt om elkaar
persoonlijk te ontmoeten, bevestigt mij dat er onvoldoende basis en vertrouwen is
om met de opdracht door te gaan. Ik zie daarom geen andere mogelijkheid dan mijn werkzaamheden
voor u te beëindigen.”
2.30 Op 10 juli 2023 heeft klager uitgebreid op verweersters e-mail van 20 juni
2023 gereageerd.
2.31 Op 19 juli 2023 heeft verweerster het volgende aan klager geschreven:
“Dank voor uw bericht. De inhoud hiervan bevestigt dat er een verschil van mening
bestaat over de wijze waarop de opdracht moet worden uitgevoerd en dat er onvoldoende
basis en vertrouwen is om met de opdracht door te gaan. Dit verandert niets aan mijn
besluit om mijn werkzaamheden voor u te beëindigen.”
Verweerster heeft de eindnota en urenspecificatie (werkzaamheden april t/m juni
2023) bijgevoegd.
2.32 Op 23 juli 2023 heeft klager in een e-mail aan verweerster geschreven dat
zijn vorige e-mail een officiële klacht was en dat verweerster geen verantwoording
voor klagers zaak neemt. Klager schrijft daarbij dat hij de laatste factuur voorlopig
niet zal betalen en dat hij van mening is dat de tot op heden betaalde facturen te
veel zijn geweest.
2.33 Op 24 juli 2023 heeft verweerster geschreven dat zij klagers zaak niet verder
zal behandelen en dat zij binnen twee weken inhoudelijk zal regeren op klagers e-mails
van 10 en 23 juli 2023.
2.34 Op 7 augustus 2023 heeft verweerster inhoudelijks op klagers e-mails gereageerd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager
verwijt verweerster het volgende:
a) Verweerster heeft verkeerd advies gegeven en een belangrijk deel van de zaak
juist onbelangrijk verklaard. Zij heeft ook geweigerd om een deel van de zaak uit
te voeren. Ze heeft de zaak verdeeld en naar eigen keuze uitgevoerd. Klager was het
niet met haar eens, maar vertrouwde op haar. Verweerster heeft misbruik gemaakt van
dat vertrouwen, is tekortgeschoten in haar werk en is afspraken niet nagekomen.
b) Verweerster heeft in het begin en op een cruciaal moment onnodig vier weken
wachttijd gehouden om te zien of klager in aanmerking zou komen voor een toevoeging.
Het verbaast klager dat verweerster niet zou weten dat er geen recht op toevoegingen
is bij een ‘zakelijke juridische’ bijstand. Verweerster heeft klager nooit een bewijs
van de aanvraag of afwijzing gestuurd.
c) Verweerster heeft vaak onzinnige discussies gevoerd, hoewel klager zijn mening
eerder al schriftelijk aan haar bekend had gemaakt. Klager denkt dat dit is om onnodige
kosten bij hem te kunnen factureren.
d) Verweerster had al een opdracht en zou gaan procederen, maar heeft de zaak
onnodig stilgezet. Verweerster heeft klager op een cruciaal moment achtergelaten.
Ze heeft klager bovendien een rekening gestuurd voor de periode dat ze onbereikbaar
was en dat zij zijn zaak op stil had gezet.
3.2 Klager stelt dat verweerster de opdracht volledig naar haar wens en volgens
haar werkwijze heeft uitgevoerd, terwijl klager het niet eens was met haar aanpak
van de zaak. Klager stelt dat verweerster na telefonisch contact met de advocaat van
de tegenpartij niet meer serieus actief met klagers zaak bezig was.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
4.2 Zij stelt dat zij de zaak tegen de gemeente niet heeft aangenomen, omdat
zij geen aanleiding zag de gemeente aansprakelijk te stellen voor de stankoverlast.
Verweerster heeft dat meermaals tijdens telefoongesprekken aan klager meegedeeld.
In de opdrachtbevestiging van 17 februari 2023 is alleen het geschil met de verhuurder
opgenomen en niet het geschil met de gemeente.
4.3 Verweerster heeft klager aanvankelijk geadviseerd op basis van zijn verklaring.
Het bewijs was er op dat moment nog niet. Verweerster heeft voor het opstellen van
de dagvaarding doorgevraagd naar bewijs van klachten die voor 1 april 2023 zijn gemeld
aan de verhuurders. Toen bleek dat Vluchtelingenwerk pas op 23 mei 2023 had geklaagd.
Klager had dus op 27 februari 2023 onjuiste informatie aan verweerster verstrekt.
Klager kon geen andere huurder vinden die kon verklaren dat er voor 1 april 2022 bij
de verhuurder was geklaagd.
4.4 Verweerster heeft naar aanleiding van klagers e-mail van 15 mei 2023 voorgesteld
om een afspraak te maken om de zaak te bespreken. Vanwege vakantie heeft verweerster
pas op 8 juni 2023 gereageerd. Klager wilde eerst een reactie op zijn e-mail van 15
mei 2023. Op 20 juni 2023 heeft verweerster op die e-mail gereageerd en aangegeven
dat zij haar werkzaamheden beëindigde. De laatste declaratie betreft voornamelijk
de tijd die verweerster heeft besteed aan de brief aan de verhuurder op 6 en 11 april
2023 en niet de e-mails waarin verweerster uitlegt waarom zij haar werkzaamheden beëindigt.
Die tijd is niet in rekening gebracht.
4.5 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 De klacht gaat over de dienstverlening van verweerster als advocaat van klager.
Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt houdt de
tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de
wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – kostenrisico en proceskansen
– waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid
is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer
in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat
zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele
standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid
die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht. Binnen de beroepsgroep is voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit
geen sprake van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
De raad toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van
een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht.
Klachtonderdelen a) en c)
5.2 Klachtonderdeel a) ziet er allereerst op dat verweerster alleen de zaak tegen
de verhuurder naar aanleiding van de stankoverlast heeft opgepakt. Klager verwijt
verweerster dat zij niet ook de zaak tegen de gemeente heeft opgepakt. Verweerster
heeft onbetwist gesteld dat zij uitstuitend de zaak tegen de verhuurder met betrekking
tot de stankoverlast heeft aangenomen. Dit blijkt ook uit de opdrachtbevestiging van
17 februari 2023. Hoewel verweerster daarin heeft vermeld dat zij correspondentie
met de gemeente van klager heeft ontvangen, staat daarin niet dat zij die zaak ook
heeft aangenomen. Uit de vervolgcorrespondentie, waaronder de brief van 28 februari
2023 aan de verhuurder, blijkt dat hierbij ook de kwestie van de lekkages/waterschade
is meegenomen. Verweerster heeft dan ook de kwesties behandeld die zij in haar opdrachtbevestiging
heeft vermeld. Het stond haar vrij de zaak tegen de gemeente te weigeren. Van klachtwaardig
handelen is op dit punt niet gebleken.
5.3 Klager verwijt verweerster verder dat zij verkeerd advies heeft gegeven,
de zaak naar eigen keuze heeft uitgevoerd en onzinnige discussies heeft gevoerd. Verweerster
heeft de gang van zaken gedetailleerd toegelicht en de met klager en de verhuurder
gevoerde correspondentie overgelegd. Daaruit blijkt niet dat zij klager verkeerd heeft
geadviseerd, tekort is geschoten in haar werk en/of afspraken niet is nagekomen. Verweerster
heeft vanaf het begin duidelijk uitgelegd dat moet worden aangetoond dat andere huurders
al voor 1 april 2022 bij de verhuurder hadden geklaagd over stankoverlast. Zij is
in eerste instantie afgegaan op de verklaring van klager dat daarvan bewijs kon worden
geleverd en op basis daarvan heeft zij de brieven aan de verhuurder opgesteld. Later
bleek dat klager dat bewijs niet kon aanleveren, waardoor de kansen en risico’s van
een procedure anders werden dan eerder verwacht. Verweerster heeft daarover met klager
willen overleggen, maar tot een procedure is het niet meer gekomen. Het is duidelijk
dat klager het niet eens was met de zienswijze van verweerster. Dat maakt niet dat
sprake is van onzinnige discussies.
5.4 Klager noemt terloops nog dat verweerster niet meer actief met zijn zaak
bezig was nadat zij telefonisch contact had gehad met de advocaat van de verhuurder.
Klager laat na dit verder te onderbouwen en uit het klachtdossier blijkt dit niet.
De raad ziet niet dat verweerster tekort is geschoten in haar dienstverlening aan
klager. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.
Klachtonderdeel b)
5.5 Dit klachtonderdeel ziet op de start van de opdracht en de mogelijkheid van
een toevoeging. Klager stelt dat verweerster heeft gezegd dat hij als zakelijke cliënt
geen recht heeft op een toevoeging. Verweerster betwist dat en stelt dat klager aangaf
dat hij een laag inkomen had. Zij stelt dat zij in het gesprek heeft aangegeven dat
voor een zakelijk geschil in principe geen toevoeging wordt verleend, maar dat daarop
uitzonderingen bestaan. Verweerster heeft navraag bij de Raad voor Rechtsbijstand
gedaan, maar heeft geen uitsluitsel gekregen. Op basis van de kenniswijzer van de
Raad voor Rechtsbijstand heeft zij geconcludeerd dat voor het geschil geen toevoeging
zou worden verleend, waarna zij haar diensten op betalende basis heeft aangeboden,
aldus verweerster.
5.6 De raad ziet hierin geen klachtwaardig handelen. Hoewel verweerster wellicht
sneller had kunnen concluderen dat een toevoeging niet mogelijk was, is niet gebleken
dat klager hierdoor in zijn belangen is geschaad. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
5.7 Voor zover dit verwijt ook ziet op de wachttijd rondom de vakantie van verweerster
in mei/juni 2023, geldt dat dit niet klachtwaardig is. Verweerster heeft door haar
vakantie pas op 8 juni 2023 gereageerd op klagers e-mail van 15 mei 2023. Dat is wellicht
laat, maar die wachttijd is niet klachtwaardig.
Klachtonderdeel d)
5.8 Dit verwijt ziet allereerst op het feit dat verweerster de opdracht heeft
neergelegd. Gedragsregel 14 lid 2 bepaalt dat als tussen de advocaat en zijn cliënt
verschil van mening bestaat over de wijze waarop de opdracht moet worden uitgevoerd
en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, de advocaat zich dient
terug te trekken. De advocaat moet dit op zorgvuldige wijze doen (gedragsregel 14
lid 3).
5.9 Uit de overgelegde correspondentie blijkt duidelijk dat in juni 2023 tussen
klager en verweerster een verschil van inzicht was ontstaan over het vervolg van de
zaak. De raad acht het gelet op de gevoerde correspondentie, met name de duidelijke
stellingname van klager en het feit dat hij geen bespreking met verweerster wenste,
niet onbegrijpelijk dat verweerster vanwege een gebrek aan vertrouwen haar werkzaamheden
heeft beëindigd. Dat is vervelend voor klager, maar niet klachtwaardig. Verweerster
heeft dat zorgvuldig gedaan. Zo heeft zij op de berichten van klager steeds gemotiveerd
gereageerd. Omdat er nog geen procedure is gestart, heeft een opvolgend advocaat alle
vrijheid om in overleg met klager te bepalen hoe de zaak zal worden ingestoken. Verweerster
heeft dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door haar werkzaamheden te
beëindigen.
5.10 Evenmin is klachtwaardig dat zij klager nog een factuur heeft gestuurd.
Verweerster heeft onbetwist gesteld dat de door haar gefactureerde uren zien op haar
inhoudelijke werkzaamheden voorafgaand aan de beëindiging van haar dienstverlening.
Dit blijkt ook uit de overgelegde urenspecificatie. Dit klachtonderdeel is dan ook
ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. A.B. Baumgarten en M.A.M. Wagemakers, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 27 januari 2025