ECLI:NL:TADRARL:2025:37 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-674/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:37
Datum uitspraak: 03-02-2025
Datum publicatie: 05-02-2025
Zaaknummer(s): 24-674/AL/OV
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, verweerster heeft de wederpartij van klager niet bijgestaan. Het toevoegen van e mails van klager aan het dossier voor de opvolgend advocaat is niet klachtwaardig. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 3 februari 2025
in de zaak 24-674/AL/OV

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 14 mei 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 10 september 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2342877 digitaal van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 2 december 2024. Daarbij was verweerster aanwezig. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.1 Klager is met mevrouw L., de moeder van zijn dochter, verwikkeld in een familierechtelijk geschil. Mevrouw L. is in dit geschil tot 13 mei 2024 bijgestaan door mr. De R., een kantoorgenoot van verweerster. Mevrouw L. is een vriendin van verweerster.

2.2 Van 30 april 2024 tot en met 12 mei 2024 was mr. De. R. vanwege vakantie niet op kantoor.

2.3 Op 10 mei 2024 heeft verweerster op verzoek van mr. De R. de advocaat van klager gemaild dat de omgangsregeling doorgang zou vinden en dat mr. De R. na haar vakantie inhoudelijk op de zaak terugkomt.

2.4 Op 13 mei 2024 heeft mr. De R. de zaak overgedragen aan mr. Z., een advocaat die niet op haar kantoor werkzaam is.

2.5 Op 14 mei 2024 heeft mr. Z. in het kader van een kort geding procedure tussen mevrouw L. en klager de e-mails van klager aan de deken over zijn klachten over verweerster en mr. De R. overgelegd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:
a) verweerster heeft onvoldoende professionele distantie betracht in haar bijstand aan de wederpartij van klager. Volgens klager is verweerster door haar vriendschap met mevrouw L. niet in staat om haar cliënte van onafhankelijk advies te voorzien en komt dat niet ten goede aan de rust die de dochter nodig heeft;
b) verweerster heeft de e-mailberichten van klager aan de deken waarbij hij een klacht over verweerster indiende en die in cc aan verweerster zijn gestuurd, ten onrechte ter hand gesteld van de opvolgend advocaat die deze e-mails heeft overgelegd in een kort gedingprocedure.

3.2 De raad zal hierna, bij de beoordeling, op de klachtonderdelen ingaan.

4 VERWEER

4.1 Verweerster voert verweer tegen de klacht en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband voert verweerster aan dat zij een vriendschappelijke band heeft met mevrouw L. en dat zij om die reden haar kantoorgenoot mr. De R. heeft verzocht om mevrouw L. bij te staan. Volgens verweerster heeft zij geen bemoeienis gehad met het dossier van mevrouw L. Daarbij wijst verweerster erop dat zij tijdens de vakantie van mr. De R. eenmaal de zaak van mevrouw L. heeft waargenomen door op
10 mei 2024 een e-mail aan de advocaat van klager te sturen over het doorgaan van de geplande omgangsmomenten.
Verder voert verweerster aan dat klager vanaf 10 mei 2024 diverse e-mails rechtstreeks aan haar of in cc aan haar heeft gestuurd en dat deze e-mails vanzelfsprekend aan het dossier van mevrouw L. zijn toegevoegd waar de opvolgend advocaat kennis van heeft genomen.

4.2 De raad zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

Toetsingskader

5.1 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is daarbij niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

Klachtonderdeel a) is ongegrond

5.2 In dit geval is de raad van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Uit de stukken blijkt dat verweerster mevrouw L. niet heeft bijgestaan in het geschil met klager. Het enkele feit dat verweerster tijdens de vakantie van mr. De R., in het kader van waarneming, een e-mail aan de advocaat van klager heeft gestuurd over de

omgangsregeling betekent niet dat verweerster de advocaat van mevrouw L. is. Ook blijkt uit de door verweerster verstuurde e-mail, en de rest van het klachtdossier, niet dat verweerster zich niet onafhankelijk of niet professioneel heeft opgesteld. Klachtonderdeel a) is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel b) is ongegrond

5.3 De raad is van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door e-mails van klager, waaronder zijn e-mail aan de deken over de klacht over verweerster die verweerster in cc heeft ontvangen, aan het dossier toe te voegen dat aan de opvolgend advocaat van mevrouw L. is overhandigd. Ook heeft verweerster tijdens de zitting onweersproken gesteld dat zij nog niet was geïnformeerd over een door klager bij de deken ingediende klacht op het moment dat zij de e-mails van klager aan het dossier heeft toegevoegd dat aan de opvolgend advocaat van mevrouw L. is overgedragen. De omstandigheid dat de opvolgend advocaat deze e-mails vervolgens heeft gebruikt in een kort geding procedure tegen klager kan verweerster tuchtrechtelijk niet worden verweten. Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, mrs. H. van Katwijk, A.E. Mulder,
M. Lont, en E.M.G. Pouls, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op : 3 februari 2025