Zoekresultaten 9811-9820 van de 45141 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:151 Raad van Discipline 's-Gravenhage 20-938/DH/DH

    Raadsbeslissing. Verweerder heeft tweemaal een geldgedrag overgemaakt aan klager. Van ronselen, zoals klager stelt, is niet gebleken. De raad is van oordeel dat het overmaken van kleine bedragen aan een cliënt niet automatisch een schending van de hiervoor genoemde kernwaarden oplevert. Van slechte bijstand aan klager is de raad niet gebleken. Hoewel sprake is van een schending van gedragsregel 16, acht de raad klager daardoor niet in zijn belangen geschaad. Klacht in beide onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:190 Raad van Discipline Amsterdam 21-236/A/NH

    Ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Er is geen sprake van een tegengesteld belang en verweerder is ook niet tegen klagers opgetreden, zodat niet valt in te zien op grond waarvan het verweerder tuchtrechtelijk te verwijten valt dat hij zijn cliënten is blijven bijstaan. Ook niet gebleken dat verweerder de wet heeft overtreden.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:132 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200278

    Klacht tegen eigen advocaat. De door de raad gegrond verklaarde klachtonderdelen hebben betrekking op de communicatie en voorlichting over de werkzaamheden van verweerster en de daarbij behorende kosten. Het hof oordeelt dat verweerster er terecht op heeft gewezen dat de in de conceptdagvaarding opgenomen vordering nog niet definitief was. Door een conceptdagvaarding aan klager te verstrekken kon verweerster toetsen of de door haar ingezette route op de instemming van klager kon rekenen. Hoewel verweerster aanvullend een expliciete bevestiging aan klager had kunnen vragen of zij op deze route moest verdergaan, betekent het achterwege laten daarvan niet dat zij dusdanig is tekortgeschoten dat haar een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Ten aanzien van de voorlichting over de kosten moet het, gelet op de inhoud van de conceptdagvaarding, voor klager duidelijk zijn geweest dat de mogelijke opbrengst aanmerkelijk lager zou zijn dan door hem oorspronkelijk was ingeschat. Voor klager waren de kosten inzichtelijk door de maandelijks verzonden declaraties. Klager is daardoor in de gelegenheid geweest een afweging te kunnen maken tussen de kosten en mogelijke baten. Het hof verklaart de klachtonderdelen alsnog ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:133 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210015

    Klacht tegen eigen advocaat. Het hof stelt vast dat verweerder aan klagers geen schriftelijke opdrachtbevestiging heeft verstrekt. Daarvoor was, ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, wel alle aanleiding. Evenmin is gebleken dat door verweerder vooraf schriftelijk uitleg is gegeven over het uurtarief van verweerder en de te verwachten kosten voor de niet nader omschreven bijstand. Verweerder heeft voorts nagelaten (schriftelijk) advies te geven over de vraag of uit proceseconomisch oogpunt klagers er niet beter aan deden te schikken in plaats van verder te procederen. In de gegeven omstandigheden had van verweerder als professioneel handelend advocaat verwacht mogen worden dat hij zijn cliënten op de risico’s had gewezen van doorprocederen en klagers had geadviseerd een schikking te treffen. Verweerder had zich bovendien in het voortraject actiever moeten bemoeien met of ieder geval zich beter op de hoogte moeten laten stellen van de voortgang in de schikkingsonderhandelingen tussen partijen zelf. Daarnaast heeft verweerder zonder de reactie van klagers af te wachten een rapport als productie in de procedure ingebracht. Voor verweerder als opdrachtnemer heeft als algemeen uitgangspunt te gelden dat er geen stukken worden verstuurd of ingebracht zonder toestemming van een cliënt. Het verweer van verweerder dat hij snel moest acteren en die ochtend niet kon wachten op een reactie van klagers faalt. Vernietiging van de beslissing Raad van Discipline, voor zover de maatregel van berisping is opgelegd. Oplegging voorwaardelijke schorsing van 2 weken.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:134 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210018

    Klacht over eigen advocaat. Wederzijds hoger beroep. Het hof deelt het oordeel van de raad dat het verweerder vrijstond de toevoegingen zonder voorafgaand overleg met zijn client te declareren. De raad heeft dit klachtonderdeel terecht ongegrond verklaard. Het hoger beroep van verweerder richt zich op de opgelegde maatregel. Het hof oordeelt dat verweerder aanmerkelijk onzorgvuldig heeft gehandeld door het door klager opgestelde persoonlijke verslag integraal over te nemen in een processtuk en dit vervolgens zonder voorafgaand overleg in te dienen. Van verweerder mocht worden verwacht dat hij het verslag niet zonder het zorgvuldig door te nemen en te redigeren zou indienen. Bekrachtiging beslissing raad. Berisping en proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:135 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210050

    ​​​​​​​Klacht tegen de eigen advocaat. Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen de verzetbeslissing van de raad, waarin het verzet tegen klachtonderdeel c) gegrond is verklaard. De raad heeft overwogen dat de voorzittersbeslissing op dit punt uitgaat van een verkeerde lezing van klachtonderdeel c) waardoor in redelijkheid aan de juistheid van die beslissing kan worden getwijfeld. Bij r.o. 4.2 onder ‘beoordeling’ overweegt de raad dat klachtonderdeel c) zoals geformuleerd in de voorzittersbeslissing wordt gewijzigd in die zin dat het klachtonderdeel luidt dat verweerder de stukken uit eerdere procedures niet in de nog lopende bodemprocedure bij de rechtbank Amsterdam heeft overgelegd. Vervolgens heeft de raad dit klachtonderdeel inhoudelijk beoordeeld en klachtonderdeel c) alsnog ongegrond verklaard.Het hof wijst erop dat het duidelijker zou zijn geweest indien de raad in de verzetbeslissing onder 3.1 de juiste en te beoordelen klachtomschrijving van klachtonderdeel c) zou hebben omschreven in plaats van te verwijzen naar de door de raad als onjuist gekwalificeerde klachtomschrijving van klachtonderdeel c) in de voorzittersbeslissing. Bekrachtiging.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:136 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210060

    Klacht over kwaliteit dienstverlening van eigen advocaat. Hoger beroep verweerder. Te laat indienen van stukken bij de rechtbank en gang van zaken bij interne klachtbehandeling. Verweerder stelt dat hij de zaak weliswaar op een eerder moment had overgenomen, maar pas op een later moment overeenstemming met de verzekeraar had bereikt over de formele opdracht tot de behandeling van het dossier. Het hof stelt vast dat verweerder, nadat hij de zaak had overgenomen, op de hoogte is geraakt van de zittingsdatum. Verweerder wist dat er een termijnrisico voor het indienen van stukken bestond en had daarnaar moeten handelen. Door het onvoldoende proactief en voortvarend handelen werd het stuk niet tijdig ingediend bij de rechtbank. Het tegen dit klachtonderdeel gerichte beroep faalt. Het klachtonderdeel over de interne klachtbehandeling verklaart het hof, gelet op hetgeen door verweerder is aangevoerd, alsnog ongegrond. Waarschuwing (i.p.v. berisping) en proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:137 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210070W

    Wrakingsverzoek. Ter zitting van 31 mei 2021 heeft verzoekster de voorzitter, i.c. verweerder, gewraakt. Verweerder heeft in het verleden een zaak over een tentamenuitslag van haar behandeld bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs. Volgens verzoekster was het gedrag van verweerder in deze zaak onacceptabel. De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek afgewezen. Als uitgangspunt geldt dat de enkele omstandigheid dat een rechter al eerder bemoeienis heeft gehad met een zaak van dezelfde partij onvoldoende is om, objectief gezien, de vrees voor partijdigheid te rechtvaardigen. Daarnaast is het de wrakingskamer onduidelijk wat verzoekster verweerder nu verwijt. Wegens misbruik van recht zal een volgend wrakingsverzoek van verzoekster niet in behandeling worden genomen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:131 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200249

    Klacht over eigen advocaat inzake de kwaliteit van de dienstverlening in een letselschadezaak. Verweerster heeft eerst als juridisch medewerker onder de verantwoordelijkheid van een advocaat en vervolgens als advocaat twee dossiers voor klaagster behandeld. Een deel van de klacht wordt in beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het advocatentuchtrecht enkel geldt voor advocaten (en niet voor juridisch medewerkers). Het verwijt - dat verweerster na sluiting van dossier 2 wegens gebrek aan redelijke kans van slagen niet bereid was het dossier te heropenen op basis van door klaagster gestelde nieuwe informatie - is ongegrond, omdat klaagster onvoldoende onderbouwd heeft dat dit standpunt van verweerster ondermaats was. Voor zover verweerster in dit verband als nevenreden opgaf dat het dossier niet heropend kon worden omdat de toevoeging al gedeclareerd was, oordeelt het hof dat dit weliswaar onjuist is maar geen zelfstandige betekenis heeft. Het verwijt dat verweerster dubbel gedeclareerd zou hebben, omdat zij zowel gefactureerd heeft als een toevoeging heeft geïnd, is eveneens ongegrond. Voor dit dossier was immers geen toevoeging verleend. Verweerster heeft in dit verband klaagster onjuist geïnformeerd, maar dat is geen onderdeel van de klacht. Deels vernietiging en niet-ontvankelijkverklaring. Deels bekrachtiging beslissing raad: ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2021:55 Accountantskamer Zwolle 21/223 Wtra AK

    Kantoortoetsingen. Betrokkene heeft een eigen accountantskantoor en is door middel van een overeenkomst van opdracht werkzaam voor een ander accountantskantoor. Beide kantoren zijn getoetst. De NBA heeft bij beide kantoren tekortkomingen op zowel stelsel- als dossierniveau aangetroffen. Nadat het verbeterplan is uitgevoerd bleek bij het andere kantoor nog steeds van tekortkomingen. Dit kantoor heeft vervolgens de samenwerking met betrokkene stopgezet en treedt niet langer als accountantskantoor naar buiten. Betrokkene heeft naar aanleiding van de klacht over zijn eigen kantoor alleen verweer gevoerd met betrekking tot de PE-punten en de beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Beide verweren slagen niet. Het verweer van betrokkene dat de toetser niet integer was en zijn werk niet goed heeft gedaan slaagt evenmin. Hieruit volgt dat de klacht gegrond is. Aan betrokkene wordt de maatregel van doorhaling van de inschrijving in de registers van 2 jaar opgelegd. Daarbij is overwogen dat betrokkene geen/onvoldoende medewerking heeft verleend aan de toetsing, dat sprake is van ernstige tekortkomingen en dat betrokkene op de zitting geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in het feit dat hij flinke steken heeft laten vallen. Dit is des te ernstiger nu betrokkene niet alleen verantwoordelijk was voor het kwaliteitssysteem van zijn eigen onderneming, maar ook van het andere kantoor. Betrokkene heeft verder geen professioneel-kritische houding aangenomen ten opzichte van de resultaten van de toetsing.