ECLI:NL:TADRAMS:2021:190 Raad van Discipline Amsterdam 21-236/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:190
Datum uitspraak: 16-08-2021
Datum publicatie: 23-08-2021
Zaaknummer(s): 21-236/A/NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Er is geen sprake van een tegengesteld belang en verweerder is ook niet tegen klagers opgetreden, zodat niet valt in te zien op grond waarvan het verweerder tuchtrechtelijk te verwijten valt dat hij zijn cliënten is blijven bijstaan. Ook niet gebleken dat verweerder de wet heeft overtreden.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 16 augustus 2021

in de zaak 21-236/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 15 juli 2020 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een bemiddelingsverzoek ten aanzien van verweerder ingediend. Het bemiddelingsverzoek is in augustus 2020 omgezet in een klacht.

1.2    Op 5 maart 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk td/re/20-301/1237371 van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 16 juli 2021. Daarbij waren klagers en verweerder, vergezeld door zijn kantoorgenoot mr. T. Roest, aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 26. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mails met bijlagen van 1 april, 29 juni en 2 juli 2021 van klagers aan de raad en van de e-mail met bijlagen van 2 juli 2021 van verweerder aan de raad.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Verweerder staat de heer T, diens partner en diverse vennootschappen (hierna samen: T c.s.) bij in een geschil met onder meer Delta Llyod en aan Delta Lloyd gelieerde vennootschappen. T c.s. vordert in die procedures schadevergoeding en/of contractuele boetes.

2.3    Klagers hebben bij overeenkomst van 19 december 2015 ieder 10% van de opbrengst van de hiervoor in 2.2 genoemde procedures van de heer T gekocht. Zij hebben de heer T hiervoor ieder € 100,- betaald. Daarnaast hebben klagers hun kennis (en uren werk) aan de procedures bijgedragen. De financier van de procedures heeft 20% van de opbrengst gekocht.

2.4    Klager 1 is van 2016 tot medio 2020 cliënt van verweerder geweest. Klager 2 is geen cliënt van verweerder geweest. In 2012 was de moeder van klager 2 wel cliënte van verweerder. Sindsdien heeft klager 2 meerdere cliënten bij verweerder aangebracht.

2.5    Op 22 februari 2016 heeft verweerder de heer T een opdrachtbevestiging gestuurd, waarin onder meer het volgende staat:

“Verder gaf je mij toestemming om alle informatie in deze te delen met [klager 2], die dan ook met dat doel in de cc staat en zal blijven staan.”

2.6    Bij beschikking van 31 mei 2017 heeft de rechtbank twee geliquideerde vennootschappen van de heer T heropend en klager 1 tot vereffenaar van die vennootschappen benoemd.

2.7    In een overeenkomst van 23 juni 2017, die door de heer T, klagers en klager 1 als vereffenaar van de hiervoor in 2.6 bedoelde vennootschappen is ondertekend staat onder meer:

“Artikel 1    Ontvangst van De Claim

1.1    Partij D [het kantoor van verweerder] verplicht zich om Partijen (…) nauwkeurig op de hoogte te houden van de inhoud en opbrengst van De Claim.

1.2    Op eerste afroep (…) is PARTIJ D verplicht per ommegaande volledig inzicht te geven in de volledige inhoud en opbrengst van De Claim”

2.8    Verweerder heeft in 2019 een concept van een escrow overeenkomst tussen de heer P, diens partner, een vennootschap, de financier en klagers enerzijds en de Stichting Beheer Derdengelden van het kantoor van verweerder anderzijds opgesteld. De overeenkomst is uiteindelijk niet tot stand gekomen omdat klagers het niet met de inhoud ervan eens waren.

2.9    Bij e-mail van 4 juli 2019 hebben klagers verweerder onder meer geschreven:

“Verwijzend naar artikel 1.1 en 1.2 van de overeenkomst inzake afwikkeling van ‘De Claim’ d.d. juni 2017 tussen jouw cliënt [de heer T] en ondergetekenden willen wij, overigens gezamenlijk 20% belanghebbenden, vanaf heden elke eerste werkdag van de maand per e-mail van jou allesomvattende informatie over alle verwikkelingen – lees ook procedures – rondom ‘De Claim’ ontvangen.

Tevens willen wij bij belangrijke ontwikkelingen terstond per e-mail op de hoogte gebracht worden door jou. Als belangrijk dient in ieder geval aangemerkt te worden contact met wederpartij en nieuwe informatie/feiten.”

2.10    Bij brief van 16 juli 2019 aan de heer T en diens partner hebben klagers nakoming van de met de heer T gesloten overeenkomsten gevorderd en onder meer verzocht om de in de e-mail van 4 juli 2019 aan verweerder gevraagde informatie en schadevergoeding gevorderd.

2.11    Op 5 augustus 2019 hebben klagers de heer T en zijn partner in gebreke gesteld en een aanvullende schadevergoeding gevorderd.

2.12    Bij e-mail van 8 juni 2020 hebben klagers verweerder onder meer geschreven:

“Op 4 juli 2019 hebben we jou verzocht om ons op de hoogte te houden van kort gezegd de zaken van [T c.s.] tegen Delta Lloyd cs (…)

Op 9 juli 2019 heb jij gereageerd dat je geen toestemming hebt van [de heer T], en je verwijst ons naar [de heer T] voor informatie.

[De heer T] heeft echter in het verleden zich richting ons onbetrouwbaar getoond, en om het verschil aan te geven, alleen al vanuit de wet- en regelgeving zou jij betrouwbaar moeten zijn.

(…)

Nu er ongetwijfeld ontwikkelingen zijn (…) willen wij van jou de volledige update ontvangen..

Immers hebben wij bijna een jaar lang niets vernomen hieromtrent.

Jij bent op de hoogte van een schriftelijke overeenkomst (juni 2017) die bepaalt dat wij recht op informatie hebben.

Wij hopen dat jij in dit kader niet wenst mee te werken aan handelingen die in strijd zijn met de wet.”

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft de belangen van klagers geschaad door te blijven optreden voor T c.s.

b)    Verweerder heeft in strijd gehandeld met de overeenkomsten die klagers met de heer T hebben gesloten en aldus in strijd gehandeld met de wet- en regelgeving voor advocaten.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

Klachtomschrijving

5.1    Op de zitting van de raad hebben klagers aangevoerd dat hun klacht op pagina 227 van het klachtdossier staat beschreven en bestaat uit 12 onderdelen. Pagina 227 van het klachtdossier betreft een bijlage bij een e-mail van klagers aan de raad van 1 april 2021, dus van na de ontvangst van het klachtdossier van de deken door de raad. Op pagina 227 staan een aantal nieuwe klachten over verweerder (punt 4 tot en met 12), die niet als aparte klachtonderdelen zijn terug te vinden in de schriftelijke stukken die partijen bij de deken hebben gewisseld en die ook niet door de deken zijn onderzocht. Het is niet mogelijk om bij de raad nieuwe klachten in te dienen. Klachten moeten worden ingediend bij de deken. De raad zal deze nieuwe klachtonderdelen dan ook niet meenemen bij de beoordeling.

Inhoudelijke beoordeling

5.2    De advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij of derden niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij of derden toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij of derden toebrengen.

Klachtonderdeel a)

5.3    In klachtonderdeel a) verwijten klagers verweerder dat hij de belangen van klagers heeft geschaad door voor T c.s. te blijven optreden. Volgens klagers heeft verweerder de belangen van T c.s. boven die van klagers gesteld, had verweerder met zowel T c.s. als klagers de samenwerking moeten verbreken en heeft verweerder een derde, de financier, voor laten gaan op klagers en deze derde zelfs mee laten bepalen of iets wel of niet gebeurt.

5.4    De raad overweegt als volgt. In gedragsregel 15 lid 1 is bepaald dat het de advocaat in beginsel niet is toegestaan tegelijkertijd voor meer dan één partij op te treden in een zaak waarin die partijen een tegengesteld belang hebben, of tegen een cliënt of een voormalige cliënt op te treden. In het onderhavige geval treedt verweerder op voor T c.s. ter inning van door T c.s. op onder meer Delta Lloyd en aan Delta Lloyd gelieerde ondernemingen gestelde vorderingen. Klagers hebben ieder 10% van de opbrengst van die procedures gekocht. Het is zowel in het belang van T c.s. als van klagers om een zo hoog mogelijke opbrengst uit die procedures te verkrijgen. Daargelaten dat verweerder in die procedures niet ook voor klagers optreedt, is in ieder geval geen sprake van een tegengesteld belang tussen T c.s. en klagers. Dat verweerder namens T c.s. tegen klagers is opgetreden, hebben klagers onvoldoende onderbouwd is ook niet gebleken. Verweerder heeft op de zitting van de raad verklaard dat op het moment dat het tot een geschil tussen T c.s. en klagers komt waarvoor T c.s. rechtsbijstand nodig heeft, hij zich van de zaak zal onttrekken.

5.5    Nu geen sprake is van een tegengesteld belang tussen T c.s. en klagers en verweerder niet tegen klagers is opgetreden, valt niet in te zien op grond waarvan het verweerder tuchtrechtelijk valt te verwijten dat hij T c.s. is blijven bijstaan. De enkele omstandigheid dat verweerder de belangen van zijn cliënten boven die van klagers zou stellen, zoals klagers aanvoeren, is daartoe onvoldoende. Indien klagers vinden dat verweerder dan wel T c.s. de belangen van klagers schaden, bijvoorbeeld door een schikking met Delta Lloyd c.s. aan te gaan zonder overleg daarover met klagers, is een civiele procedure de aangewezen weg.

5.6    De conclusie uit het voorgaande is dat klachtonderdeel a) ongegrond is.

Klachtonderdeel b)

5.7    Klagers verwijten verweerder in klachtonderdeel b) dat hij in strijd heeft gehandeld met de overeenkomsten die klagers met de heer T hebben gesloten en aldus in strijd heeft gehandeld met de wet- en regelgeving voor advocaten. Volgens klagers heeft verweerder in 2019 gepoogd klagers een overeenkomst te laten ondertekenen die in strijd is met de tussen klagers en de heer T gesloten overeenkomsten en heeft hij klagers in strijd met de tussen klagers en de heer T gesloten overeenkomsten onvoldoende geïnformeerd, aldus klagers.

5.8    De raad overweegt als volgt. Daargelaten dat verweerder geen partij is bij de tussen klagers en de heer T gesloten overeenkomsten en daaraan dan ook niet kan worden gehouden, brengt een mogelijke overtreding van de heer T van de overeenkomsten niet mee dat verweerder de wet overtreedt. Indien de heer T de overeenkomsten met klagers overtreedt, is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomsten door de heer T en kunnen klagers de heer T daarop aanspreken. Ook klachtonderdeel b) is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. D. Horeman en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2021.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 16 augustus 2021