ECLI:NL:TADRSGR:2021:151 Raad van Discipline 's-Gravenhage 20-938/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2021:151
Datum uitspraak: 16-08-2021
Datum publicatie: 23-08-2021
Zaaknummer(s): 20-938/DH/DH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Verweerder heeft tweemaal een geldgedrag overgemaakt aan klager. Van ronselen, zoals klager stelt, is niet gebleken. De raad is van oordeel dat het overmaken van kleine bedragen aan een cliënt niet automatisch een schending van de hiervoor genoemde kernwaarden oplevert. Van slechte bijstand aan klager is de raad niet gebleken. Hoewel sprake is van een schending van gedragsregel 16, acht de raad klager daardoor niet in zijn belangen geschaad. Klacht in beide onderdelen ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 16 augustus 2021 in de zaak 20-938/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 10 maart 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 30 november 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K055 2020 ar/ab van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 14 juli 2021. Daarbij waren partijen niet aanwezig, wel zijn partijen telefonisch gehoord. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Klager is verdachte geweest in een strafzaak. In deze strafzaak is hij bijgestaan door verweerder.

2.3    Op 26 februari 2020 heeft de inhoudelijke zitting van deze strafzaak plaatsgevonden.

2.4    Op 26 februari 2020 is een bedrag van € 50,- op klagers rekening bijgeschreven met als omschrijving “25/2 bank klager/verweerder”.

2.5    Klager en verweerder zijn het er over eens dat daarnaast nog eenmaal een bedrag van € 50,- door verweerder aan klager is overgemaakt, hoewel dit niet op het door klager verstrekte overzicht staat vermeld.

2.6    Bij vonnis van 11 maart 2020 is klager veroordeeld tot de (onvoorwaardelijke) maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) voor de duur van tweeëntwintig maanden.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft klager tijdens de eerste ontmoeting en daarna geld aangeboden en daarna tweemaal een bedrag van € 50,- betaald teneinde de behandeling van twee zaken van klager in hoger beroep aan verweerder over te dragen of om lopende procedures in hoger beroep niet in te trekken.

b)    Verweerder heeft klager (vervolgens) nauwelijks of zeer slecht bijgestaan. Ter toelichting hierop stelt klager dat verweerder een onafhankelijke rapportage had beloofd, maar dat deze niet is opgesteld. Klager stelt dat sprake is geweest van het absoluut ontbreken van enige verdediging.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

5.1    Vaststaat dat verweerder tweemaal een bedrag van € 50,- heeft overgemaakt aan klager. Klager stelt dat verweerder dit heeft gedaan om zaken over te kunnen nemen (“te ronselen”) en/of zodat klager het ingestelde hoger beroep in die zaken niet zou intrekken. Verweerder heeft een andere uitleg gegeven, namelijk dat hij dat uit coulance heeft gedaan. Het was een aardigheid, aldus verweerder, ook vanwege de goede band destijds.

5.2    De raad stelt vast dat de standpunten van partijen niet overeenkomen en kan niet vaststellen dat verweerder de bedragen heeft overgemaakt met het door klager genoemde motief, nu klager deze stelling niet nader heeft onderbouwd. De raad beoordeelt daarom enkel of verweerder onbetamelijk heeft gehandeld door het overmaken van de hiervoor genoemde bedragen.

5.3    Anders dan de deken ziet de raad in de door verweerder aan klager overgemaakte bedragen geen (schijn van) schending van de kernwaarden onafhankelijkheid en/of integriteit. De raad is van oordeel dat het overmaken van kleine bedragen aan een cliënt niet automatisch een schending van de hiervoor genoemde kernwaarden oplevert. De raad zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel b)

5.4    Dit klachtonderdeel ziet op de kwaliteit van dienstverlening van verweerder. Voorop staat dat de tuchtrechter de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang toetst. De tuchtrechter houdt daarbij rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Die vrijheid en die keuzes zijn niet onbegrensd, maar worden beperkt door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld. Die eisen brengen met zich dat het werk van de advocaat dient te voldoen aan hetgeen binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt dat de advocaat handelt met de zorgvuldigheid die in de gegeven omstandigheden van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Deze maatstaf brengt mee dat de tuchtrechter bij een klacht over de door de advocaat geleverde kwaliteit een eigen oordeel vormt.

5.5    De raad overweegt dat in artikel 16 van de Gedragsregels advocatuur is opgenomen dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient de advocaat belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Strikt genomen heeft verweerder niet voldaan aan het in deze gedragsregel opgenomen vereiste. Verweerder heeft immers geen schriftelijke opdrachtbevestigingen of correspondentie kunnen overleggen.

5.6    Tegelijkertijd geldt dat deze gedragsregel er is ter bescherming van de cliënt, namelijk om misverstand, onzekerheid en geschil te voorkomen. In de onderhavige zaak is echter geen discussie over de gemaakte afspraken. Verweerder zou klager immers bijstaan in een strafzaak waarin hem de ISD-maatregel boven het hoofd hing. Klager wilde niet dat die maatregel aan hem zou worden opgelegd. Verweerder heeft verweer gevoerd, onder meer ertoe strekkende dat aan klager geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel zou worden opgelegd. Aan klager is de ISD-maatregel opgelegd, zij het niet voor de duur van twee jaar (hetgeen gebruikelijk is), maar voor de duur van 22 maanden, waarbij in aanmerking is genomen dat klager -zoals verweerder ook had betoogd- lang in voorarrest had verbleven. Er is tussen klager en verweerder geen discussie over het op te stellen rapport: afgesproken was dat verweerder een onafhankelijk rapport zou laten opmaken. Deze afspraak – die gezien wordt als een inspanningsverplichting – is niet nagekomen. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld waarom dat niet gelukt is. Dat verweerder deze afspraak niet is nagekomen is vervelend voor klager, maar is naar het oordeel van de raad niet klachtwaardig. Ook overigens kan de raad niet vaststellen dat de dienstverlening van verweerder van onvoldoende kwaliteit is geweest. Klager heeft zijn stelling dat verweerder helemaal niets in zijn strafzaak heeft gedaan op geen enkele manier concreet onderbouwd.

5.7    Vanwege de geschetste achtergrond acht de raad klager door de vastgestelde schending van artikel 16 van de Gedragsregels advocatuur niet in zijn (tuchtrechtelijke) belangen geschaad en acht dit klachtonderdeel daarom in zoverre van onvoldoende gewicht en daarmee ongegrond.

5.8    Gelet op het voorgaande zal de raad ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. A.B. Baumgarten en B.F. van Noort, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2021.