Zoekresultaten 2761-2770 van de 43919 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:228 Raad van Discipline Amsterdam 23-749/A/A

    Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:271 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5454

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een gynaecoloog. Klaagster verwijt de gynaecoloog dat haar bloeddruk niet goed is gemeten, dat zij niet is geïnformeerd over de inleiding van de bevalling en dat er fouten zijn gemaakt, zoals het verkeerd plaatsen van een foleykatheter en het niet uitvoeren van een vaginaal toucher. Het college stelt vast dat de gynaecoloog bij deze handelingen niet persoonlijk betrokken is geweest. Klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:149 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-446/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Verweerster heeft in de gerechtelijke procedure gesteld dat de zoon lijkt te kampen met psychosomatische klachten, terwijl zij wist dat er geen (medische) diagnose was gesteld. Met deze uitlating heeft verweerster de grenzen van de aan haar toekomende vrijheid niet overschreden. Niet is gebleken dat verweerster klager als vader willens en wetens in een kwaad daglicht heeft geplaatst bij de rechter en de raad voor de kinderbescherming en het belang van de zoon heeft geschaad. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:240 Hof van Discipline 's Gravenhage 230329

    Hoger beroep tegen een niet-ontvankelijk verklaard verzet. Hoger beroep niet-ontvankelijk, geen grond voor doorbreking van het appelverbod.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:229 Raad van Discipline Amsterdam 23-750/A/A

    Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de voormalig eigen advocaat. Omdat de feitelijke grondslag voor de klacht ontbreekt, is de klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:272 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5803

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een gynaecoloog. Klaagster verwijt de gynaecoloog dat haar bloeddruk niet goed is gemeten, dat zij niet is geïnformeerd over de inleiding van de bevalling en dat er fouten zijn gemaakt, zoals het verkeerd plaatsen van een foleykatheter en het niet uitvoeren van een vaginaal toucher. Het college stelt vast dat de gynaecoloog bij deze handelingen niet persoonlijk betrokken is geweest. Klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:241 Hof van Discipline 's Gravenhage 230182

    Klacht niet verwezen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:235 Hof van Discipline 's Gravenhage 230211

    Klacht niet verwezen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:267 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5692

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige is als praktijkondersteuner bij een bedrijfsarts werkzaam en werkt onder supervisie van een bedrijfsarts. Klaagster heeft zijn spreekuur bezocht, samen met klager, haar advocaat. Het verwijt dat de verpleegkundige wordt gemaakt is: 1) dat hij zich ten onrechte als bedrijfsarts heeft voorgesteld en medische adviezen heeft gegeven; uit het BIG-register blijkt dat hij fysiotherapeut is, en op de website van de bedrijfsarts is vermeld dat hij praktijkondersteuner bedrijfsarts/bedrijfsverpleegkundige is, en 2) dat hij de advocaat van klaagster onheus heeft bejegend en dat dit impact had op de psychische gesteldheid van klaagster. Het college verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht en verklaart de klacht van klaagster in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:319 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-162/AL/MN/D

    Dekenbezwaar over voormalig advocaat. De preliminaire verweren tot niet-ontvankelijkverklaring van de deken worden door de raad verworpen. Zo ook het verweer dat de lokale deken volgens verweerder in een e-mail van 3 februari 2022 afstand zou hebben gedaan van het recht om later nog een dekenbezwaar in te dienen. De raad begrijpt die e-mail zo dat de toenmalige deken de op 31 januari 2022 tussen de Algemene Raad van de NOvA en verweerder gemaakte afspraken namens de Algemene Raad heeft bevestigd. Die afspraken waren, daar zijn de deken en verweerder het over eens, dat de Algemene Raad de klacht zou intrekken na uitschrijving van verweerder en de Algemene Raad daarna geen klacht meer over verweerder zou indienen en dat daarna lopende of nieuwe klachten over verweerder door de lokale deken nog onderzocht zouden worden. De raad volgt verweerder niet in het verdere standpunt dat deze tussen de Algemene Raad van de NOvA en verweerder gemaakte afspraak óók zou gelden voor de lokale deken, die als afgeleid orgaan van de NOvA zou moeten worden gezien. De lokale deken is geen van de NOvA afgeleid orgaan, maar heeft een eigen positie met eigen, in de wet verankerde bevoegdheden, waaronder het indienen van een dekenbezwaar over een advocaat. Dat voornoemde e-mail wellicht wat minder gelukkig geformuleerd is, kan de raad aan verweerder toegeven, maar dat betekent niet dat de voormalige deken, gelet op de hiervoor geschetste context, afstand heeft gedaan van het recht als lokale deken om een dekenbezwaar over verweerder in te dienen. Daarom stond de tussen de Algemene Raad van de NOvA en verweerder gemaakte afspraak niet in de weg aan de indiening van dit dekenbezwaar. Van vermeende strijdigheid met het ne bis in idem-beginsel althans het vertrouwensbeginsel is dan ook geen sprake. De raad oordeelt het dekenbezwaar gegrond. Verweerder heeft, gezien zijn onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 5,5 jaar voor zeer ernstige strafbare feiten begaan als advocaat, absoluut ongeoorloofd gehandeld en evident niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Ook heeft hij in strijd gehandeld met de in de Voda genoemde onderzoeksplicht en gedragsregel 11 geschonden. Daarnaast heeft verweerder met zijn handelen op zeer ernstige wijze de kernwaarden onafhankelijkheid, integriteit en geheimhouding geschonden als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet. Doordat verweerder tijdens de rechtsbijstand van zijn gedetineerde cliënt bovendien zijn wettelijke privileges als advocaat heeft misbruikt, heeft dat geleid tot aangescherpte maatregelen onder meer in de EBI. Het handelen van verweerder heeft niet alleen een ernstige impact en negatieve afstraling op de eigen beroepsgroep gehad, maar ook maatschappelijk tot veel onrust geleid over de bijzondere rechtspositie van een advocaat die volgens de huidige regels ook eigen familie mag bijstaan. Dat dit laatste punt zowel binnen als buiten de beroepsgroep tot vragen leidt is begrijpelijk omdat in deze zaak is komen vast te staan dat verweerder, door de rechtsbijstand aan zijn gedetineerde neef, ook de kernwaarde onafhankelijkheid op ernstige wijze heeft geschonden. Alhoewel verweerder al is uitgeschreven van het tableau rechtvaardigt de ernst van zijn gedragingen naar het oordeel van de raad nog maar één maatregel en dat is schrapping van het tableau.