Zoekresultaten 12091-12100 van de 45116 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:136 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/069

    Klager verwijt de GZ-psycholoog (verweerder) dat hij het verslag psychologisch onderzoek omtrent klager mede heeft ondertekend als supervisor zonder klager zelf gezien/gesproken te hebben. Daarnaast bevat het verslag een verkeerde (overgenomen) diagnose en is een belangrijk life event van klager ten onrechte niet opgenomen in het verslag. Tot slot had verweerder klager moeten doorverwijzen voor verder adequaat specialistisch onderzoek. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:24 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/373491 KL RK 20-90

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2020:115 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 223/2019

    Klacht tegen huisarts betreffende consult van klaagster en haar zoon. De klacht is dat hij de suicidale uitingen van patiënt tijdens het consult niet serieus heeft genomen en dat hij klaagster onvoldoende nazorg heeft geboden na de suïcide van haar zoon. Patiënt heeft zich zes weken na het consult gesuïcideerd. Klaagster is ontvankelijk in haar klacht Klacht betreffende serieus nemen en de inschatting suïcidaliteit is niet gegrond. De klacht over het niet nakomen van de afspraak om patiënt te bellen is wel gegrond. Beklaagde heeft maatregelen genomen om dergelijke afspraken niet te vergeten. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:187 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.275

    Klacht tegen neuroloog. Klaagster is door een orthopeed verwezen naar de afdeling neurologie van het ziekenhuis waar verweerder werkzaam is of was. Zij heeft daar contact gehad met verschillende neurologen. Tegen vijf van hen heeft zij een klacht ingediend. Zij verwijt verweerders in de kern dat zij de diagnose kortdurende infarcten hebben gemist en dat zij haar, vanwege afwijkende labwaarden, niet hebben doorverwezen naar een hematoloog. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:25 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/364616 KL RK 20-5

    Zonder rechtvaardigingsgrond aan te kunnen voeren heeft de kandidaat-notaris, klaagster als erfgenaam meer dan acht jaren in onwetendheid gelaten over het bestaan en de omvang van haar erfenis. Toen klaagster eenmaal op de hoogte was van de nalatenschap, was de kandidaat-notaris traag en/of onvolledig met het verstrekken van informatie. Door deze gang van zaken zijn fundamentele ambtsbeginselen ernstig verwaarloosd en is het aanzien van en het maatschappelijk vertrouwen in het notariaat ernstig beschadigd. De kamer is van oordeel dat de kandidaat-notaris het zelfstandig werken als kandidaat-notaris niet langer kan worden toevertrouwd en dat de maatregel van ontzegging van de waarnemingsbevoegdheid voor onbepaalde duur als bedoeld in artikel 103 lid 3 Wna passend en geboden is.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:181 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.304

    Klacht tegen bedrijfsarts. Klager is een huisarts die – net als de aangeklaagde bedrijfsarts – werkzaam is bij Defensie. De bedrijfsarts werkte al in een gezondheidscentrum van Defensie toen klager daar solliciteerde op de functie van huisarts en ook werd aangesteld. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij zijn functie heeft misbruikt om klager van zijn werkplek te laten uitsluiten, en dat hij de grenzen van zijn functie heeft overschreden door zich met het aanstellingsbeleid van de organisatie te bemoeien. Ook verwijt klager verweerder dat hij negatieve verklaringen over hem heeft afgelegd aan derden zonder dat hij ooit met klager hierover in gesprek is gegaan. Het Regionaal Tuchtcollegecollege verklaart de klacht in zijn geheel gegrond en berispt verweerder. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat klager behoorde tot de verzorgingspopulatie van de bedrijfsarts, maar nooit een beroep heeft gedaan op de bedrijfsarts, zodat geen behandelrelatie is ontstaan. De eerste tuchtnorm is daarom niet van toepassing. De klacht kan wel worden getoetst aan de tweede tuchtnorm. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de bedrijfsarts niet heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt en vernietigt de bestreden beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2020:116 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 013/2020

    Klacht over (onder meer) nazorg en verslaglegging na borstlift en borstvergroting, waarna complicaties (onder meer tepelnecrose) ontstonden. Het college oordeelt dat de verslaglegging geen volledige en waarheidsgetrouwe weergave van de gang van zaken geeft. Ook de nazorg was volstrekt onvoldoende. Overeenkomsten met een eerder tegen beklaagde ingediende klacht die heeft geleid tot een voorwaardelijke schorsing voor de duur van zes weken. Volgt onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van drie maanden. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:188 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.276

    Klacht tegen neuroloog. Klaagster is door een orthopeed verwezen naar de afdeling neurologie van het ziekenhuis waar verweerder werkzaam is of was. Zij heeft daar contact gehad met verschillende neurologen. Tegen vijf van hen heeft zij een klacht ingediend. Zij verwijt verweerders in de kern dat zij de diagnose kortdurende infarcten hebben gemist en dat zij haar, vanwege afwijkende labwaarden, niet hebben doorverwezen naar een hematoloog. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:19 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/8

    Klager is door de rechtbank veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de levering van een registergoed, waarbij een onzijdig persoon is benoemd. Nog voordat de notaris een conceptakte aan klager had toegestuurd en voordat duidelijk was of klager zijn medewerking zou verlenen aan de levering, beschikte de notaris al over een volmacht tot passeren van de onzijdig persoon. Het had op de weg van de notaris gelegen om eerst duidelijkheid te krijgen over de vraag of klager zou meewerken aan de levering. Nu niet vaststaat dat klager zijn medewerking niet wilde verlenen, heeft hij terecht geklaagd over het feit dat hem niet was toegestaan (kosteloos) een reactie te geven op de conceptakte en dat, door hem uit te sluiten bij het passeren van de akte van levering, hem de mogelijkheid is ontnomen vragen te stellen over de onderliggende koopakte. Ook is de kamer (onder meer) van oordeel dat een termijn van twee dagen om te reageren op de conceptakte, voordat de akte zou worden gepasseerd, te kort was. De klacht wordt gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij de kamer heeft overwogen dat enkele klachtonderdelen wegens gebrek aan informatie van de zijde van de notaris ongegrond worden verklaard. Gelet op het tuchtrechtelijke verleden van de notaris en zijn daarna onveranderde (proces)houding ziet de kamer reden voor het opleggen van de maatregel van twee weken schorsing in de uitoefening van het ambt. De eerder aan de notaris opgelegde maatregelen, waaronder twee keer een week schorsing, hebben kennelijk (nog steeds) niet geleid tot het inzicht dat door een klager geuite bezwaren serieus moeten worden genomen. Ook de onveranderde opstelling van de notaris in de klachtprocedure vervult de kamer aanhoudend met zorg. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:20 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/67

    Voorafgaand aan hun huwelijk hebben klaagster en haar aanstaande echtgenoot de notaris advies gevraagd over de noodzaak tot het maken van huwelijksvoorwaarden. De notaris heeft hen erop gewezen dat de woning van klaagster op grond van het vanaf 1 januari 2018 geldende wettelijke huwelijksvermogensrecht buiten de (beperkte) gemeenschap zou vallen en huwelijkse voorwaarden ten aanzien van de woning dus niet nodig waren. Zij zijn eind 2018 zonder het aangaan van huwelijkse voorwaarden gehuwd. Daarna heeft een schuldeiser van de echtgenoot ten laste van klaagster loonbeslag gelegd op haar uitkering. De notaris had hen er tijdens het gesprek niet op gewezen dat een (eventuele) schuldeiser van de echtgenoot op grond van het wettelijke huwelijksvermogensrecht wél de mogelijkheid zou hebben om derdenbeslag te leggen op het inkomen van klaagster voor een schuld van de echtgenoot. Vast staat immers dat (onder meer) hetgeen iemand aan privévermogen bij het aangaan van het huwelijk heeft (zoals de woning van klaagster) op grond van het sinds 1 januari 2018 geldende wettelijke huwelijksvermogensrecht weliswaar niet meer in de gemeenschap van goederen valt, maar op grond van diezelfde wettelijke regeling gaan (onder meer) inkomsten die de echtgenoten tijdens het huwelijk verkrijgen wél tot de gemeenschap behoren. Indien toekomstige echtgenoten deze beperkte gemeenschap niet wensen, moeten zij huwelijkse voorwaarden aangaan. De notaris had de aanstaande echtgenoten beter moeten adviseren. Klacht gegrond, berisping, kostenveroordeling.