ECLI:NL:TADRAMS:2020:224 Raad van Discipline Amsterdam 20-669/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:224
Datum uitspraak: 19-10-2020
Datum publicatie: 02-11-2020
Zaaknummer(s): 20-669/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Overname van zaken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht van advocaat over advocaat in verband met poging tot overname strafzaak kennelijk ongegrond. Dat verweerster heeft getracht een zaak van klager over te nemen zonder dat dit de wens van de cliënt was kan niet worden vastgesteld.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 19 oktober 2020

in de zaak 20-669/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 3 september 2020 met kenmerk 2018-1032222/EJH/AvO/DR, door de raad ontvangen op 3 september 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager staat de heer M bij als advocaat in een strafzaak.

1.2    Op 29 juli 2019 heeft verweerster een (e-mail)brief gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Tot mij wendde zich vanuit PI de Marwei [de heer M], geboren op (…), met het verzoek om alle lopende strafzaken over te nemen. Ik heb begrepen van [de heer M] dat hij u zelf ook nog op de hoogte stelt van zijn wens.

Ik ga ervan uit dat u er geen bezwaar tegen heeft dat ik de zaak verder zal behandelen en verzoek u vriendelijk mij de strafstukken uit het dossier te doen toekomen. Mochten zich in het dossier één of meerdere toevoegingen bevinden dan verzoek ik u mij deze tezamen met een opgave van het aantal door u bestede uren eveneens te doen toekomen, waarna ik te zijner tijd met u zal afrekenen.

Graag zou ik [de heer M] vandaag, 29-07-2019, om 14:30 bezoeken in PI de Marwei aangezien ik ook een andere bezoekafspraak heb op bovengenoemde locatie vandaag. Ik verzoek u daarom vriendelijk om tijdig te reageren.

In afwachting hiervan, verblijft,

hoogachtend,

namens [mr. H],

[verweerster]”

1.3    Op 29 juli 2019, later op de dag, heeft klager een e-mail gestuurd aan verweerster, met onder meer de volgende inhoud:

“Het overnameverzoek verbaast mij in die zin dat wordt aangegeven dat [de heer M] zich tot [mr. H] heeft gewend, aangezien [de heer M] Nederlands noch Engels noch Duits noch Frans spreekt en de vorige week niet een landgenoot in de PI hem kon assisteren bij het intern vertalen.

Graag verneem ik even op welke wijze [de heer M] zich tot [mr. H] heeft gewend.”

1.4    Op 29 juli 2019, later op de dag, heeft (de secretaresse van) verweerster een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:

“[De heer M] heeft zich tot mijn kantoor gewend via een medegedetineerde. De medegedetineerde heeft aangegeven dat [de heer M] wil overstappen maar niet voldoende Nederlands spreekt. Ik heb aangegeven dat ik vanmiddag in de PI Leeuwarden ben maar hem alleen kan bezoeken als hij zelf contact opneemt met uw kantoor om zijn verzoek tot overname door te geven. Ik ga ervan uit dat hij na de arbeid (rond 12-13u) contact op zal nemen met uw kantoor om zijn wens zelf kenbaar te maken. Van de medegedetineerde begreep ik dat hij een dergelijk verzoek wel in een voor uw beiden te begrijpen taal kenbaar kan maken.

Ik zie uw reactie graag tegemoet.”

1.5    Op 30 juli 2019 heeft verweerster een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Gisteren was ik in de PI Leeuwarden. Ik heb [de heer M] daar niet kunnen bezoeken omdat er nog geen reactie vanuit uw kantoor was op het overnameverzoek. Dit terwijl ik van de betreffende medegedetineerde begreep dat [de heer M] uw kantoor wel had geprobeerd te bellen, maar dat er niet opgenomen werd.

Wat er ook van het voorgaande zij, ik verzoek u vriendelijk om het overnameverzoek met cliënt te bespreken en indien hij (al dan niet telefonisch) aangeeft zijn openstaande zaken graag overgedragen te zien, dit in orde te maken zodat cliënt kan worden bezocht.

Ik zie uw reactie graag tegemoet.

Met vriendelijke groet,

namens [mr. H],

[verweerster]”

1.6    Op 31 juli 2019 heeft een medegedetineerde van de heer M telefonisch contact opgenomen met het kantoor van klager. De secretaresse van klager heeft van dit gesprek een telefoonnotitie opgesteld, met onder meer de volgende inhoud:

“Telefoongesprek 31-07-19 (14:57 uur)

Ik nam de telefoon op en had een meneer aan de telefoon die aangaf dat [de heer M] wilde wisselen van advocaat. Hij vroeg naar [klager]. Ik gaf aan dat hij er niet was. De meneer deed toen kort zijn verhaal en vroeg of ik dit door wilde geven aan [klager]. Hij gaf dus aan dat [de heer M] wil wisselen van advocaat waarop hij [de heer M] even de telefoon gaf om dit zelf aan mij door te kunnen geven. [De heer M] zei twee keer iets waarop ik zei dat ik niet begreep wat hij had gezegd (dit leek niet op Nederlands en/of Engels). Toen kwam de eerste persoon weer aan de telefoon en hij gaf aan dat [de heer M] niet zo goed Engels/Nederlands spreekt. Maar [mr. H] wist ervan zei hij en dat er tussen de advocaat en [kantoor verweerster] al contact was geweest. Waarop ik vroeg: ‘u bedoelt met [klager]?’, waarop de meneer ‘ja’ antwoordde. Of ik dit dus even door wilde geven.”

1.7    Op 8 augustus 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

1.8    Op 8 augustus 2019, later op de dag, heeft mr. H, collega van verweerster, een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Ik ben in het buitenland op vakantie geweest van 13 juli tot en met 4 augustus jl. Ik heb na terugkomst deze week kennis genomen van de emailwisseling in die periode tussen u en mijn collega [verweerster]. Ik heb begrepen dat zij een cliënt van mij in Leeuwarden heeft bezocht en dat diezelfde cliënt op enig moment [verweerster] heeft gebeld met uw cliënt [de heer M] naast zich. In dat gesprek zou mijn cliënt aan mijn collega hebben aangegeven dat [de heer M] naar mij wilde overstappen.

Mijn collega heeft conform de gedragsregels uitgelegd dat zij dit verzoek zal overbrengen aan u maar dat voor een bezoek van haar aan hem in de inrichting hij zich dan eerst tot u moet wenden alvorens zij aan dit verzoek kan voldoen. Toen een reactie van uw kant op haar email uitbleef, heeft mijn collega uw cliënt dan ook niet bezocht en hem daarna ook niet meer besproken.

Zij kreeg tot haar verbazing een boze mail van u over de gang van zaken en heeft u naar aanleiding daarvan op 6 augustus jl. gebeld met de bedoeling een en ander te verhelderen in plaats van boze mails over en weer te sturen. Van uw secretaresse begreep zij dat u haar niet te woord kon staan.

Wat hier ook van zij, dit alles is volstrekt langs mij heen gegaan en ik heb hier door mijn verblijf in het buitenland ook geen enkele kennis van gehad. Ik ken uw cliënt niet, ik heb mijn cliënt en uw cliënt tijdens mijn vakantie niet gesproken.

Het enkele feit dat mijn collega het verzoek tot overname formeel mede namens mij heeft gestuurd (omdat zij begreep dat [de heer M] dezelfde advocaat wilde als de cliënt van ons kantoor die zij gedurende mijn vakantie bijstond) maakt naar mijn mening niet dat ik klachtwaardig heb gehandeld.

Ten aanzien van het handelen van mijn collega, merk ik op dat zij volgens mij door haar handelwijze ook geen enkele gedragsregel heeft overtreden. Integendeel, zij heeft uw cliënt nooit bezocht maar alleen een verzoek dat namens hem werd geuit vervolgens (zoals het hoort) eerst aan u gericht en heeft bij het uitblijven van een reactie uw cliënt uiteraard ook niet bezocht.

Vervolgens heeft zij u ook nog eens deze week geprobeerd te bellen om een en ander te verhelderen, helaas zonder resultaat.

Het gebeurt vaker dat cliënten bellen met een medegedetineerde naast zich. Het is wegens taalproblemen dan soms moeilijk om te achterhalen wat de specifieke omstandigheden zijn. In dit geval heeft mijn collega aan de cliënt(en) uitgelegd dat een overname best kan, maar dat dan eerst contact met u moet worden gelegd om een en ander voor te leggen. Dat lijkt mij een juiste handelwijze geweest. Dat uw cliënt vervolgens aan u verteld onder druk te zijn gezet door mijn cliënt om over te stappen, maakt het handelen van mij of mijn collega nog niet klachtwaardig. Uw opmerking dat mijn cliënt stelselmatig cliënten aan het werven is in PI Leeuwarden reken ik tot uw verantwoordelijkheid. Voor zover ik weet heb ik slechts één cliënt in Leeuwarden en heb ik in de 2 maanden dat hij daar gedetineerd zit geen enkel verzoek tot overname van een andere medegedetineerde ontvangen. Indien hij mij bij medegedetineerden aanprijst, ga ik ervan uit dat hij dat doet omdat hij tevreden is over mijn werkzaamheden.

(…) Wellicht dat deze verduidelijking u noopt tot het intrekken van de klacht(en) (…).”

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij heeft getracht een zaak van klager over te nemen zonder dat dit de wens van de cliënt, de heer M, was.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    Klager verwijt verweerster dat zij heeft getracht een zaak van klager over te nemen zonder dat dit de wens van de cliënt, de heer M, was. Ter toelichting voert klager aan dat de heer M nimmer contact heeft gehad met verweerster. Evenmin heeft hij op enig moment de wens gehad of naar wie dan ook geuit dat hij door een andere advocaat wilde worden bijgestaan, aldus steeds klager.

4.2    Verweerster betwist een en ander. Verweerster voert aan dat zij op 29 juli 2019 vanuit de PI Leeuwarden werd gebeld door een cliënt van haar kantoorgenoot mr. H, die op dat moment op vakantie was, die aangaf dat een op dat moment hoorbaar naast hem staande medegedetineerde de wens had om van advocaat te veranderen. Verweerster zou de cliënt van mr. H die middag in de PI Leeuwarden bezoeken. Tijdens het telefoongesprek heeft verweerster uitgelegd dat zij een overnameverzoek aan de advocaat van de medegedetineerde zou sturen maar dat een bezoek aan hem in de PI Leeuwarden alleen mogelijk was als zijn advocaat zou instemmen met de overname. Verweerster heeft vervolgens tegen de cliënt van mr. H gezegd dat de betrokken medegedetineerde contact kon opnemen met klager om zijn wens tot overname kenbaar te maken. Na afloop van dit telefoongesprek heeft verweerster een overnameverzoek gestuurd aan klager. Verweerster deed dit overnameverzoek mede namens mr. H omdat zij op vakantie was en verweerster ervan uitging dat de betrokken medegedetineerde (ook) door mr. H zou willen worden bijgestaan. Uiteindelijk heeft verweerster de cliënt van klager niet bezocht, omdat daarvoor geen toestemming door klager werd gegeven. Van schending van de gedragsregels is geen sprake geweest, aldus steeds verweerster.

4.3    De voorzitter stelt voorop dat een advocaat die door derden is aangezocht om een gedetineerde verdachte bij te staan voor wie reeds een andere advocaat optreedt, en die de verdachte wenst te bezoeken met het doel zich ervan te vergewissen of die verdachte inderdaad door hem wenst te worden bijgestaan, de reeds toegevoegde advocaat tijdig in kennis behoort te stellen van zijn voornemen om de verdachte te bezoeken. Indien de reeds toegevoegde advocaat meedeelt daarvoor geen toestemming te verlenen, mag die mededeling niet zonder meer worden genegeerd, maar behoren beide advocaten in overleg tot een oplossing te komen. Indien dat overleg niet tot een oplossing leidt, behoort in beginsel de tussenkomst van de deken te worden ingeroepen en als uitgangspunt ook te worden afgewacht.

4.4    De voorzitter overweegt dat, gelet op het verweer van verweerster, niet kan worden vastgesteld dat verweerster heeft getracht een zaak van klager over te nemen zonder dat dit de wens van de cliënt, de heer M, was. Tegenover het verweer van verweerster heeft klager een en ander onvoldoende onderbouwd. Overigens geldt dat het niet ongebruikelijk is dat een advocaat wordt benaderd door een derde, waaronder een medegedetineerde, om voor een gedetineerde cliënt op te treden. De op die wijze benaderde advocaat behoort in beginsel tot de gedetineerde verdachte te worden toegelaten om van de verdachte zelf te vernemen wie hij als advocaat wenst. Anderzijds behoort de advocaat wiens zaak wordt overgenomen de mogelijkheid te hebben bij zijn cliënt na te gaan of het daadwerkelijk zijn wens is om van advocaat te wisselen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is de voorzitter in dit kader geenszins gebleken. De klacht is kennelijk ongegrond.

4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 19 oktober 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.