ECLI:NL:TADRAMS:2020:231 Raad van Discipline Amsterdam 20-433/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:231
Datum uitspraak: 19-10-2020
Datum publicatie: 02-11-2020
Zaaknummer(s): 20-433/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht over advocaat vader klaagster. Verweerster heeft toegelicht dat zij de brief op verzoek van haar cliënt, die zijn kinderen wilde informeren over zijn beslissing om de echtscheiding aan te vragen, heeft verstuurd. Hoewel de raad begrip heeft voor de impact die de brief op klaagster heeft gehad, mocht verweerster een dergelijke brief sturen in het belang van haar cliënt.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 19 oktober 2020

in de zaak 20-433/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 6 november 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 11 juni 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2019-1007010/EJH/SH/SH van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 21 september 2020. Daarbij waren klaagster, vergezeld door haar broer en zus, en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Verweerster is de advocaat van de vader van klaagster (hierna: de vader).

2.3    Bij per e-mail gestuurde brief van 9 augustus 2019 heeft verweerster klaagster, de zus van klaagster en de broer van klaagster onder meer geschreven:

“In overleg met uw vader (…) bericht ik u als volgt:

Zoals u wel weet is de verstandhouding tussen uw ouders de afgelopen jaren verslechterd. Voor de zomer heeft uw moeder aan uw vader laten weten dat zij tot eind september in het huis in Zweden zal zijn. Voorts heeft ze het familievakantiehuis in St. Maartenszee het hele seizoen verhuurd. Uw vader kan daardoor niet naar Zweden toe, hetgeen hij al voor twee perioden had gepland en daarboven kan hij ook niet meer naar het vakantiehuis in St. Maartenszee. Dit is de zogezegde druppel die de emmer heeft doen overlopen en er toe heeft geleid dat uw vader aan mij de opdracht heeft gegeven om de stap te zetten om tot een echtscheiding te komen (…)

In verband hiermee informeer ik u bij deze dat ik daartoe inmiddels ben overgegaan. Mijn schrijven is bedoeld om u daarover te informeren en enige uitleg te geven. De door mij ondernomen acties zijn niet persoonlijk tegen u gericht, doch hebben de bedoeling om een rechtvaardigere situatie te creëren. Alhoewel het een kwestie is die alleen uw vader en moeder aangaat leek het mij, gelet op de voorgeschiedenis, verstandig u hierover te informeren.”

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft klaagster en klaagsters broer en zus benaderd met allerlei mededelingen die hen niet aangaan en zeer emotioneel belastend zijn. Klaagster vindt dit zeer onethisch. Verweerster had moeten weten dat het niet juist is kinderen te betrekken in een echtscheidingsprocedure. Zij had verder op zijn minst kunnen vermoeden dat wanneer een vader een advocaat vraagt om zijn kinderen te benaderen sprake is van een verstoorde verhouding tussen hen. Verweerster heeft de brief bovendien per e-mail gestuurd terwijl zij had moeten beseffen dat niet iedereen in staat zou zijn de e-mail op hetzelfde tijdstip te lezen en dat dit een lastige situatie met zich mee zou brengen voor de gezinsleden.

b)    In haar brief heeft verweerster een aantal zaken als feit geponeerd waarvan zij in feite niets afweet, zoals het verblijf van de vader in Zweden of St. Maartenszee. Daarmee heeft zij klaagster en klaagsters broer en zus in een lastig parket gebracht.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van derden niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

5.2    Klachtonderdeel a) komt er in de kern op neer dat klaagster verweerster verwijt dat zij een brief naar klaagster heeft verstuurd waarin zij klaagster heeft meegedeeld dat de vader van klaagster wenst te scheiden van de moeder van klaagster. Volgens klaagster is dit een mededeling die haar als derde niet aangaat en die bovendien emotioneel belastend voor haar is. In klachtonderdeel b) verwijt klaagster verweerster dat zij in de brief feiten heeft geponeerd die onjuist zijn, zoals over het verblijf van de man in Zweden en in St. Maartenszee.

5.3    Verweerster heeft toegelicht dat de vader het om hem moverende redenen juist vond om zijn drie kinderen, die allen al volwassen zijn, op de hoogte te stellen van zijn beslissing om de echtscheiding aan te vragen en hen te informeren waarom hij daar nu (pas) toe is overgegaan. Door verweerster de brief te laten sturen, hoopte de vader dat het nieuws van de echtscheiding “zacht zou landen” en de zaak niet op de spits te drijven waarvoor hij zou vrezen als de mededeling rechtstreeks van hem afkomstig zou zijn. In de brief heeft verweerster enkel weergegeven wat volgens de vader voor hem de zogeheten druppel was die de emmer heeft doen overlopen en ertoe geleid heeft dat hij verweerster heeft verzocht een echtscheidingsprocedure aanhangig te maken. Ook heeft verweerster het doel van de vader weergegeven, te weten een rechtvaardige situatie creëren. Dat is een doel dat hij mag hebben en kenbaar mag maken aan zijn kinderen. Het is verder onmogelijk om alle partijen tegelijkertijd te bereiken door middel van een brief of een e-mail. Het is dan ook onvermijdelijk dat de één eerder kennis ervan neemt dan de ander. Door verzending per e-mail is iedereen juist nagenoeg op dezelfde dag geïnformeerd, aldus verweerster.

5.4    De raad overweegt als volgt. Verweerster heeft toegelicht dat zij de brief op verzoek van haar cliënt, die zijn kinderen wilde informeren over zijn beslissing om de echtscheiding aan te vragen, heeft verstuurd. Hoewel de raad begrip heeft voor de impact die de brief op klaagster heeft gehad, mocht verweerster een dergelijke brief sturen in het belang van haar cliënt. Verweerster heeft de brief niet verstuurd naar een willekeurige derde, maar naar de kinderen van haar cliënt, waaronder klaagster. Bovendien heeft verweerster op de zitting toegelicht dat de scheiding mogelijk financiële gevolgen heeft voor de kinderen. Met de wijze waarop verweerster de brief heeft verstuurd, heeft zij de grenzen van de haar toekomende vrijheid niet overschreden. Zij heeft zich in de brief niet onnodig grievend uitgelaten en dat in de brief feiten staan waarvan verweerster wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat die onjuist zijn, is niet gebleken. Zoals hiervoor in 5.1 is overwogen, mocht verweerster afgaan op het feitenmateriaal dat haar cliënt haar verstrekte en was zij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is, heeft klaagster onvoldoende onderbouwd. Dat verweerster de brief per e-mail en niet per gewone post heeft verstuurd is evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerster heeft terecht aangevoerd dat juist bij verzending van de brief per e-mail alle partijen op nagenoeg hetzelfde tijdstip kennis zouden kunnen nemen van de brief.

5.5    De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in beide onderdelen ongegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. D. Horeman en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op 19 oktober 2020

mededelingen van de griffier ter informatie:

Verzending

Deze beslissing is in afschrift gelijktijdig verzonden.